Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 237 van 278

...  225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250  ...
[15] De bode begeeft zich nu onder de blauwgrijzen en zegt: 'Heb goede moed, want jullie hebben de weg naar het heil gevonden! Jullie gewaden zullen lichtblauw worden en jullie harten standvastig in de liefde tot God de Heer en tot jullie broeders en zusters. Word vrij in alles! Doe goed aan iedereen! Niemand zij jullie te gering, niemand te groot, want in het Godsrijk heerst volkomen rechtsgelijkheid tussen alle standen en alle naties. Volg ons daarom zonder angst en dralen!'
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] De blauwgrijzen zeggen: 'We gaan zonder verder commentaar met jullie mee! De Heer zal ons genadig en barmhartig zijn. Maar daar komt net van boven een bode aan; op hem moeten we toch nog wachten. Hij heeft misschien belangrijke zaken te melden, want uit zijn ogen spreekt een zekere ernst. Hij nadert ons met rasse schreden en zal dadelijk bij ons zijn.' Robert zegt: 'Ja, op die bode moeten we inderdaad nog wachten, want hij zal ons wel iets heel belangrijks te melden hebben!'
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Ik zeg: 'Vriend, dat begrijp je nog niet! Kijk, een pottenbakker vormt uit leem een pot op zijn draaischijf. Maar de pot, reeds voor meer dan de helft gevormd, mislukt hem door toevallige omstandigheden. Wat doet de pottenbakker dan? Hij slaat de halfklare pot in elkaar, neemt de klei van de schijf en vermengt hem met andere, verse klei. Hij legt de klei dan weer op de draaischijf en begint daaruit een andere, minder lastige pot te vormen, wat hem ook goed lukt. Zo gaat het materiaal weliswaar niet verloren maar de unieke individualiteit van het eerst begonnen werk is voor eeuwig verloren. Om kort te gaan, het eerste 'ik' is totaal vernield en dat is in de meest eigenlijke zin de eeuwige dood, die door geen liefde en herinnering aan het oerbestaan weer tot leven kan worden gebracht. Omdat dit nooit meer kan gebeuren, kan ook eeuwig aan geen uiteindelijke voltooiing meer worden gedacht. Aan het behoud van de oerindividualiteit is onuitsprekelijk veel gelegen, omdat zonder haar het kindschap Gods nooit kan worden bereikt. Want een tweede verwekking wordt eeuwig geen eerste verwekking meer.'
Hoofdstuk 143: Vermanende oproep aan de kinderen van de aarde. Verschillen tussen aards en hemels leven. Gelijkenis van de afgevallen boomvruchten en van de pottenbakker. De eeuwige dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Ook op aarde heeft de weliswaar onvolmaakte muziek een soortgelijke uitwerking. De toehoorders worden in hun gemoed vaak onwillekeurig naar geheel vreemde regionen verplaatst. Het komt hun dan voor alsof ze hier of daar zouden zijn. Dat bewerkstelligen de beelden, die door de verschillende klankcombinaties in de ziel worden opgeroepen en de ziel dan geestelijk naar zulke regionen verplaatst. Zou de organist nu geheel nieuwe klankcombinaties ten gehore brengen, waar geen overeenkomstig voor- en tussenspel aan vooraf ging, dan zouden deze beelden dadelijk ophouden en jullie zouden dan slechts prachtige klanken horen zonder dat daarin beelden tevoorschijn zouden komen.
Hoofdstuk 142: Orgelconcert met lichtbeelden. Geheimen over het wezen van klank en beeld. Grondwet van alle openbaring van krachten: kracht en tegenkracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Nu vraagt Robert Mij: 'Maar hoe zit dat? Bij de eerste cantate hebben we zulke beelden en vormen niet gezien; pas nu, bij de grote harmonische klanken van het orgel komen ze tevoorschijn.' Ik zeg: 'Omdat het in Mijn eeuwige ordening zo is geregeld dat er niets kan ontstaan zonder voorafgaande werking, nawerking en tegenwerking. De hymne van dankzegging door de gasten was een voorafgaande werking. De grote cantate van de galerijen was de nawerking. En het grote preludium op het orgel is de tegenwerking, omdat de tonen van een andere orde zijn en met dit preluderen tevens de tegenthema's van de eerdere hymne evenals van de daarop volgende cantate worden uitgevoerd. Deze tegenstellingen botsen en waar ze elkaar raken worden ze ook zichtbaar en maken datgene wat ze zijn en willen zeggen aanschouwelijk.
Hoofdstuk 142: Orgelconcert met lichtbeelden. Geheimen over het wezen van klank en beeld. Grondwet van alle openbaring van krachten: kracht en tegenkracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Petrus zegt: 'Als zij er toe in staat zijn, waarom niet? Kunnen ze dat echter niet, dan zal hun poging hun duur komen te staan, en ze worden dan daarna nog tienmaal erger geknecht dan eerst. Ik zeg je, het zal eeuwig zo blijven dat mensen alleen zelf helemaal niets kunnen doen. Proberen ze het toch, dan bereiken zij daarmee slechts dat hun situatie alleen maar verslechterd, maar nooit verbeterd wordt. Heel iets anders is het, als een meer verlichte gemeenschap van mensen de Heer aanroept om hulp en bescherming. Dan gaat de Heer Zelf aan de slag en komt er voorgoed een einde aan de tirannie. Alleen de Almachtige kan elke andere macht verslaan! De onmacht van de mens echter vermag niets zonder de Heer. Overigens weet de Heer precies hoever Hij een tirannie kan laten voortwoekeren.
Hoofdstuk 140: Roberts politieke ijver. Petrus over de zelfhulp van een volk en over Gods hulp. De Vader weet wanneer het tijd is. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] De kroon is een teken dat jullie wat betreft jullie ziel, die jullie gelouterde lichaam is, Mijn kinderen zijn - en wat betreft jullie geest, die voortkomt uit Mijn hart en Mijn Ik in jullie is, Mijn broeders zijn. De scepter geeft aan dat jullie, omdat jullie Mijn Ik in jullie dragen, voor eeuwig met Mij gelijke regenten van de oneindigheid zijn. Het zwaard echter is een teken van de macht en het gezag dat jullie door Mij voor altijd is verleend. Het purper tenslotte getuigt ervan dat jullie uiterlijk evenals jullie innerlijk louter liefde is, en dat jullie evenals Ik overal slechts door de macht van de liefde alles willen regelen en beheersen. Daarom kunnen jullie nu zonder enig bedenken deze waardigheidstekenen aanvaarden.'
Hoofdstuk 137: De drie keizers ontvangen hun rijkswaardigheidstekenen. Hun betekenis. Grote bestemming van de burgers van de hoogste hemel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Jullie kunnen altijd doen wat je wilt; willen jullie met ons mee gaan, dan zonder enige vorm van dwang. Willen jullie liever hier blijven, dan staat jullie dat ook vrij. Als jullie ons willen volgen, moeten jullie meteen daartoe besluiten, want de tijd begint te dringen. Nog deze nacht heeft ons vertrek van hier plaats; vandaar dat we nu weinig of helemaal geen tijd meer hebben om ons nog langer helemaal voor niets met jullie bezig te houden. Kom daarom meteen of blijf!'
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[19] Nu worden de roden totaal sprakeloos van ergernis. Alleen zij die onder de witte vlag staan, komen naar voren en zeggen: 'Wij zijn geen krijgslieden voor ons plezier, maar uit noodzaak. Wij zijn louter verdedigers en vragen niet om oorlog. Als hij ons echter wordt opgedrongen, dan verstaan we wel de kunst om de vijand het hoofd te bieden. Zijn onze onderscheidingen en onze helden hier soms ook niet meer waard dan een gewoon mens zonder verdiensten?'
Hoofdstuk 124: Rode oorlogsgeesten en blauwgrijze praatjesmakers. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Een rode zegt: 'Ja, vrienden, dat zit ons verschrikkelijk dwars, want na zo'n oordeel houden alle werelden op te bestaan. Geen mens zal de aardbodem meer betreden en van een vermakelijke oorlog zal zeker geen sprake meer zijn. Wat moeten wij dan beginnen? Oorlogen zijn toch onze lust en ons leven! Zonder oorlogen bestaat er voor ons helemaal geen leven, geen profijt en geen vermaak meer. Deze op handen zijnde wereldoorlog zou dus de laatste zijn die op deze aardbodem zou uitbreken?'
Hoofdstuk 124: Rode oorlogsgeesten en blauwgrijze praatjesmakers. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] De dertig zeggen: 'Maar hoe kunnen we daar zonder gevaar komen?' De vijf zeggen: 'Op de weg naar de Heer zijn geen gevaren, maar wel op de weg die de geest van de Heer afleidt. Daarom kunnen jullie je zonder schroom of vrees daarheen begeven. Jullie hebben in de duisterste nacht ver van de Heer nog nooit vrees getoond. Hoe zou zij jullie dan kunnen overmannen in de nabijheid van Hem, die jullie het eeuwige leven wil geven als jullie het maar willen aannemen?'
Hoofdstuk 123: Goede missietoespraak van de vijf. Schroom om met zonden beladen voor de Heer te verschijnen. De genadezon van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Na een lange tijd van verbazing zege Robert: 'Ja, nu begrijp ik pas wat dieper, wat het zeggen wil: 'geen oog heeft ooit gezien, geen oor heeft ooit gehoord en in geen mensenhart is ooit opgekomen wat de Heer bereid heeft voor hen die Hem liefhebben'. Hadden de mensen op aarde ook maar het minste vermoeden van hetgeen hen hier te wachten staat! Duizendmaal sterven zou hun liever zijn dan een, al is het maar een paar minuten lang, leven op aarde. Maar de grote liefde en wijsheid van de Heer verbergt dit voor de ogen der stervelingen, opdat zij hun proef doorstaan en de juiste stevigheid van hun geest verwerven, zonder welke het hun onmogelijk is zo'n overvloed aan zaligheid te verdragen.
Hoofdstuk 134: Rudolf vergelijkt hemelse en aardse omstandigheden. De hemelse stad en haar betekenis als voedingsbron voor de hele oneindigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Hoe lang was ik, zelfs na het afleggen van mijn lichaam nog van mijn aardse eigenwaan vervuld! Aan een in waarheid vrije geest was het voorbehouden de reeds broos geworden rots uit zijn vaste slaap wakker te schudden. De rots verstoof en ik sta hier nu in heel mijn nietigheid voor U, o Heer, als een pasgeboren kind en kijk verbaasd naar een nieuwe wereld in haar heilige omstandigheden. Maar hoeveel heeft dit kind voor op alle nog zo wijze en machtige heersers op aarde! Alles komt me hier zo groots en verheven en uitermate veelzeggend voor. 0 heerlijkheden zonder naam en zonder tal! O Vader, hoe groot en heilig bent U toch!'
Hoofdstuk 134: Rudolf vergelijkt hemelse en aardse omstandigheden. De hemelse stad en haar betekenis als voedingsbron voor de hele oneindigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Daarop zeg Ik: 'Vriend en broeder, bezigheid is weliswaar het wezenlijke hoofdkenmerk van de geest. Af en toe is het echter ook goed dat hij wat rust. Want tijdens de rust herstellen zich de uitgeputte krachten van de ziel, die een orgaan van de geest is, voor nieuwe activiteiten. Daarom hebben jullie ook wat rust nodig, opdat jullie allemaal weer sterk worden voor grote, nieuwe activiteiten in Mijn rijk. De sabbat loopt ten einde. Wat hier nodig moest worden beslecht, hebben we beslecht en zodoende hebben we op deze aarde een dagtaak volbracht. Kijk eens daar, in het oosten! De bekende poort, die jij niet kon openen, staat open en alle vroegere vrienden verwachten ons al met groot verlangen. Daarom, lieve vrienden, broeders en kinderen, zullen we ons gereed maken om van deze aardse heuvel te vertrekken en door gindse poort binnen te gaan in Mijn rijk, dat nu als een nieuwe vereniging is voortgekomen uit jouw hart, lieve broeder Robert-Uraniƫl!
Hoofdstuk 131: Vertrek naar het hemelrijk uit het gerijpte hart van Robert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Ik wil jullie voor een beter inzicht nog een gemakkelijk te begrijpen voorbeeld geven: stel je voor dat een vader zijn kinderen in de zomer meeneemt naar zijn tuin die vol staat met bomen, beladen met rijpe vruchten. Vol begeerte zouden de kinderen meteen in de bomen willen klimmen, de vruchten haastig afplukken en er overvloedig van eten. De wijze vader zegt echter tegen de onervaren kinderen: 'Blijf mooi bij mij! Als jullie met je zwakke krachten in de bomen zouden klimmen en de vruchten plukken, dan zouden jullie mogelijk uit de boom kunnen vallen, handen en voeten of zelfs je nek breken. Ik en mijn knechten zijn groot en sterk en wij weten hoe de vruchten moeten worden geplukt. Wacht daarom rustig af! Ikzelf zal ze uit de hoge bomen halen en op jullie schoot leggen, dan kunnen jullie er zonder enige moeite van genieten. Zijn jullie eenmaal zelf groot en sterk, dan kunnen jullie zelf ook meesters over de hoge bomen worden.' - Begrijpen jullie deze beeldspraak?'
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250  ...