Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 239 van 1088

...  227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252  ...
[16] Sommigen van deze vreemde zielen trekken vaak zelfs door vele andere hemellichamen, tot ze zich tenslotte, door hun geesten geleld, op deze aarde wagen. Sommigen komen van zonnewerelden. Een aantal van hen is al gauw zeer volmaakt; maar anderen ontsteken ook vaak in grote toorn over alles wat er maar op deze aarde voorkomt. Zij worden voor deze aarde vaak zeer kwaadaardige individuen, die roven, moorden en stelen wat ze maar kunnen. Ook hebben ze gewoonlijk geen liefde voor de mensen op deze aarde en proberen hen alleen maar op alle mogelijke manieren schade toe te brengen. Zij ontlopen hier maar zelden de verdiende straf voor hun overtredingen van de aardse burgerlijke voorschriften. Ze keren ook wel vaak naar hun oude plaats van herkomst terug, waar het hun dan ook niet bijzonder goed gaat; want hun geest begint met hen dan vaak een ontzettend harde en pijnlijke tucht, die naarmate een ziel als zodanig trotser, verharder en zelfzuchtig eigenzinniger is, vaak vreselijk lang duurt.
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] JOHANNES zegt: 'Luister! Zulke mensen zijn er op aarde nog altijd geweest, en ze hebben dit en vergelijkbare zaken de mensen van deze aarde door allerlei symbolische beelden bekend gemaakt -in het Hooglied van Salomo komen dergelijke aanduidingen meermaals voor -; maar de mensen, respectievelijk hun zielen, hebben hun zinnen te veel naar buiten, op de materie van de wereld gericht en zo hun geest van gene zijde de rug toegekeerd, daarom kunnen ze van de hoogste en puur geestelijke dingen ook niets meer begrijpen en vatten. Juist daarom zijn wij nu in deze wereld gekomen, om de door hun hoogst eigen schuld verwaarloosde zielen weer op te richten en hun de juiste wegen te tonen naar hun geestelijke en eeuwige levensheil.
Hoofdstuk 189: De vraag over de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Kijk eens naar deze arme vissers! Ze zijn de nuchterste, maar verder toch de vriendelijkste mensen, ze verwachten geen levensloon na de lichamelijke dood en toch is voor hen de hele wereld met al haar vergankelijke schatten een gruwel, en ze hebben zich daarom van de hele wereld op dit meest verlaten en eenzame hoekje van de aarde teruggetrokken. Nu hebben ze voor de eerste keer iets over iets hogere geestelijke zaken vernomen en reeds zijn ze vol tevredenheid, -en het zijn zeker voor de helft heidenen; jij echter bent een echte jood en behoort evenals Ik tot de stam van Juda en toch maakt opjou het geestelijke weinig of helemaal geen indruk! Zeg Me nu eens heel eerlijk, waarom je nu eigenlijk precies met Mij van plaats tot plaats rondtrekt!"
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen kwam JOHANNES, Mijn lieveling, naar Mij toe en zei: 'Heer, zijn we met hen nu wel enigszins op de goede weg gekomen? Want als het nog moeilijker met hen wordt, zou ik U toch wel willen vragen of U het Zelf tegen hen op wilt nemen; want soms beklemt me de gedachte, dat mijn hart misschien toch mogelijkerwijs iets wat van U komt niet juist en snel genoeg kan begrijpen en dat het dan gemakkelijk iets van mijzelf in plaats van iets van U aangeeft, waardoor ik dan bij deze scherpzinnige denkers ogenblikkelijk in de grootste moeilijkheden zou komen! Zij letten immers op ieder woord en op iedere gezichtsuitdrukking daarbij, zoals een slimme vos zijn buit in de gaten houdt! Maar één onjuist woordje en zij laten het helemaal afweten!
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar AZIONA stelde hen gerust en zei: 'Ga maar rustig en kalm naar jullie hutten terug; want wij weten reeds wat jullie is overkomen!'
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Hierop haastten de boodschappers zich naar huis en bereidden ook hun karige maal.
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En nu zei ook HIRAM: 'Ja, mijn beste en wonderlijke vrienden, nu zal ik ook voor korte tijd naar huis gaan om mijn zeker reeds gekookte vissen zonder zout of andere kruiden te gaan eten; daarna zal ik jullie onmiddellijk weer ten dienste staan!"
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] HIRAM zei: 'Edelste vriend, dat zou voor mij meer dan teveel zijn van jullie steeds meer onbegrijpelijke goedheid! Maar ik moet voor jullie toch ook voor een nachtverblijf zorgen, daarom is het noodzakelijk dat ik even naar huis ga om in mijn hut althans voor één van jullie, vanwege de beperkte ruimte, een behoorlijke slaapplaats klaar te maken!"
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Er stond zodoende in één enkelogenblik een grote, gedekte, lange tafel met goede banken eromheen, en op de tafel stond een grote naftalamp met helder, zonnewit licht, zodat de hele omgeving naar alle kanten hierdoor bijna daghelder verlicht was. Aziona en Hiram lieten van schrik en verwondering bijna de etensmand vallen, vermanden zich echter snel en zetten hem, iets voorzichtig nog, op de wonderbaarlijke tafel.
Hoofdstuk 192: Het wonderbaarlijke nachtmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] AZIONA zegt: "Wel, wel, het zal wel zo zijn; maar nu is het wel weer goed! Ga maar weer naar de hut en maak alles goed in orde!"
Hoofdstuk 192: Het wonderbaarlijke nachtmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] HIRAM zei: 'Ja, als dat zo is blijf ik natuurlijk nu zonder meer hier! Alleen, het enige wat in deze buurt een beetje onaangenaam is, vooral 's nachts, zijn de enorme zwermen van allerlei nare muggen en andere vliegende insecten; en dan zijn er ook nog veel slangen die 's nachts uit hun schuilplaatsen naar buiten komen en ons vaak erg lastig vallen. Er is hier weliswaar ook een groot aantal ooievaars en kraanvogels, die in grote scharen aan komen vliegen en hier hun zeer royale maaltijd houden; maar desalniettemin vermeerdert het ongedierte zich zienderogen zo erg, dat er iedere avond nog genoeg overblijft om ruim tien maal zoveel ooievaars en kraanvogels te voeden. Om die reden is het hier in ieder geval niet zo aangenaam om buiten te overnachten. Ik zou liever zien dat jullie de nacht op het schip doorbrengen, waar men zich in de vertrekken niet voor de insecten, noch voor de muggen en nog minder voor de slangen in acht hoeft te nemen!"
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Hierop begaf de vrouw zich met enkele kinderen weer naar de hut en begon zelfs bij haar werk met de kinderen de grote Zeus te prijzen voor die meer dan grote genade, maar maakte niettemin tegen de kinderen de opmerking, dat het land waar de goden verschijnen niets goeds te wachten staat, maar enkel slechte zaken zoals oorlog, hongersnood, pest en grote overstromingen.
Hoofdstuk 193: Het naderende schip met de achtervolgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Hierna pas stond HIRAM op, staarde een poosje naar buiten naar de baai en zei toen met een zekere bedruktheid: 'Mijn vrienden, dat lijkt me niet in orde; voor ons allen dreigt een groot gevaar! Ik zie een met vele krijgers en gerechtsdienaren bemand schip de baai binnenvaren! Waarlijk, die hebben niets goeds in de zin! Vriend,jij hebt dit licht zo mooi geschapen, doof het, zodat ze de richting verliezen en in de nacht op een zandbank terechtkomen! Morgen zullen we hun dan vragen wat ze hier te zoeken hadden, en hun schip zal voor ons een goede buit zijn als ze ons met vijandige bedoelingen wilden bezoeken"
Hoofdstuk 193: Het naderende schip met de achtervolgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zei: 'Laten we het licht maar aan laten! Weldra zul je wonderen van onze macht te zien krijgen! Maar eerst moeten ze helemaal bij ons komen; en dan zullen we hun laten zien waartoe naar jullie zeggen de goden in staat zijn!"
Hoofdstuk 193: Het naderende schip met de achtervolgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Meteen kwamen de TWEE AARTSFARIZEEËN met de burchtvoogd van Herodes en meerdere gerechtsdienaars met grimmige gezichten op onze tafel af en zeiden: 'Als jullie niet zwaar geketend naar Jeruzalem gebracht willen worden, moeten jullie ons gewillig volgen! Bij de geringste tegenstand zullen jullie onmiddellijk met de zwaarste kettingen geboeid worden!"
Hoofdstuk 194: De achtervolgers staan terecht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252  ...