Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 239 van 728

...  227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252  ...
[8] Maar toen zei IK: 'God Zelf is de eeuwige liefde en de waarheid zelf! Niets ter wereld kan jullie vrij maken dan alleen de waarheid. Wie de zonde doet, die altijd een leugen was, is ook een knecht van de zonde en een slaaf van andere nog grotere zondaars die geen geweten en geen liefde hebben dan wat hun eigen schandelijke ik hun ingeeft. Wie echter de waarheid in zich heeft, is een machtig vijand van de leugen en van de zonde, en is vrij; want niemand kan hem beschuldigen van een zonde. Kies daarom voor de waarheid en vrees niet degenen die wel je lichaam kunnen doden, maar je ziel verder niets kunnen doen; vrees veeleer God die je ziel samen met je lichaam kan doden en te gronde richten!
Hoofdstuk 196: De Heer onderricht in de tempel. Het oordeel van het luisterende volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Maar terwijl zij zo zaten te piekeren, brachten de gerechtsdienaars, die zij er op uit gestuurd hadden, een echtbreekster bij hen die op heterdaad betrapt was en nu volgens de wet van Mozes gestenigd moest worden, wat echter door de huidige Farizeeën, als de echtbreekster rijk was, altijd in een grote geldboete veranderd werd. En als zij arm, maar jong en mooi was, werd zij gewoonlijk gegeseld en daarna verplicht om de tempeldienaren te dienen; een oude en lelijke was echter reeds door de natuur beveiligd tegen echtbreuk. De aanwezige echtbreekster was nog erg jong, maar arm en wilde tijdens deze feesttijd aan een zeer rijke vreemdeling een royaal appeltje voor de dorst bijverdienen om zich daarna gemakkelijker in leven te kunnen houden. Zij zou beslist eigendom van de tempel geworden zijn als Ik er niet geweest was en als de tempeldienaren niet gedwongen waren geweest haar als voornaamste middel te gebruiken om Mij daarmee, zoals zij dachten, met zekerheid te vangen.
Hoofdstuk 197: De echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen zij echter deze woorden van Mij hoorden, waarmee zij niet gerekend hadden, en hun geweten hun zei: 'Jullie zijn toch zelfveelvoudige zondaars en echtbrekers, en het hele volk kent jullie als zodanig!', toen zei van hoog tot laag niemand meer iets en ieder verliet zo vlug hij maar kon de tempel en verdween.
Hoofdstuk 197: De echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Toen dankte de zondares voor de haar bewezen genade, vroeg Mij echter of Ik haar zou willen zeggen hoe zij veilig naar huis kon komen, want zij was toch bang dat de gerechtsdienaars van de Farizeeën haar onderweg zouden oppakken en kwaad zouden doen.
Hoofdstuk 197: De echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen zei IK: 'Wees voor hen niet bang, want zij zullen blij zijn om je niet onder ogen te komen! Ga nu echter onder het volk, dat zal je wel beschermen en je behouden thuis brengen! Kijk maar eens daar bij de voorhang van de tempel, dan zul je al diegenen zien die zojuist hier stonden! Want het volk vroeg hun buiten om welke reden zij allemaal zo haastig uit de tempel vluchtten. Zij schaamden zich echter om de waarheid te zeggen, bedachten toen een onbeholpen smoesje en keerden bij de poort die op het oosten staat weer heel stilletjes terug. Maar ga jij nu onder het volk dat in Mij gelooft, dan zal je niets gebeuren! Ik zal het volk nu verder onderwijzen en dan zullen zij zich meteen weer melden en zich naar Mij toe dringen; want zij zijn nu nog veel kwader op Mij, omdat Ik hen beschaamd gemaakt en jou uit hun klauwen gered heb. Maar ga nu maar gerust daar waar Ik je gezegd heb, wees vroom en zondig voortaan niet meer!'
Hoofdstuk 197: De echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen kwamen er echter ENIGE ANDERE JODEN naar Mij toe, die nog veel waardering voor de Farizeeën hadden, maar Mij in bepaalde opzichten ook niet helemaal ongelijk gaven, en zeiden: 'Maar zeg ons nu eens wat nu eigenlijk de bedoeling is van alles wat je zegt!'
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Kijk! Jullie zijn van beneden en zullen daar weer naartoe gaan; Ik ben echter van boven en zal heel zeker ook weer daar naartoe terugkeren, en jullie zullen Mij niet kunnen volgen. ' (Joh. 8,23)
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] IK zei: 'O nee, maar de zaak ligt zo: Jullie zijn van déze wereld en dat geldt ook voor jullie ziel; Ik ben echter niet van deze wereld!'
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Daarop zei IK tegen hen: 'Waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Wie zonde doet, is knecht van de zonde, zoals Ik dat al eerder heb gezegd! (Joh. 8,34) Een knecht is echter geen vrij man, omdat hij steeds aan de lusten en hartstochten van zijn lichaam moet gehoorzamen. De knecht blijft niet eeuwig in het huis, maar alleen de zoon. (Joh.8,35) Knecht is echter iedere zondaar, en het huis is het rijk van God en zijn gerechtigheid, en de zoon is de waarheid. Als Ik jullie nu echter als de ware zoon van het rijk van God vrij maak, dan zijn jullie ook waarachtig en echt vrij.' (Joh.8,36)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] IK zei: 'Jawel, Ik ben nu ook maar een mens, - maar een mens die kan zeggen: 'Wie van jullie kan Mij van een zonde betichten?'! Als Ik echter als een voor God en alle mensen zondeloos mens de waarheid zeg, waarom geloven jullie Mij dan niet? (Joh.8,46) Wie uit God is, hoort ook graag Gods woord. En jullie willen nu echter juist Mijn woord, dat Gods woord is, niet horen omdat jullie niet uit God zijn!' (Joh.8,47)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei tegen het volk: 'Houd je rustig, want Ik moet immers ook deze mensen zeggen wie Ik ben, opdat zij zich eens niet verontschuldigen kunnen dat het hun niet gezegd en hun er niet op gewezen zou zijn! Ik heb al tegen hen gezegd dat Ik Mijn eer niet zoek, en bij deze mensen al helemaal niet, en dat er Eén is die hen zoekt en richt. (Joh. 8,50) Maar deze blinde en verkeerde soort zal dat nooit inzien en begrijpen, tot de bijl aan hun wortels gelegd zal worden. Daarom zeg Ik echter nog eenmaal tegen hen: Waarlijk, waarlijk, als iemand Mijn woord zal houden, zal hij de dood eeuwiglijk niet zien! ' {Joh. 8,51)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: ' Als Ik Mijzelf zou eren, zou Mijn eer geen waarde hebben; maar het is Mijn Vader die Mij eert, waarvan jullie zeggen dat Hij jullie God is. (Joh. 8,54) Jullie kennen Hem echter niet, maar Ik ken Hem. En als Ik zou zeggen: 'Ik ken hem niet!', zou Ik een leugenaar zijn, net als jullie die zeggen dat Hij jullie Vader is! Ik ken Hem echter werkelijk en houd dus Zijn woord! (Joh. 8,55)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ik zeg jullie echter nog iets, om je te laten zien dat jullie vader Abraham Mij niet onbekend is. Kijk, Abraham was blij dat hij Mijn tijd op deze aarde zou zien! Jullie zeggen wel dat Abraham gestorven is; maar Ik zeg jullie, dat hij evenwel Mijn tijd hier vanaf Mijn eerste dag voortdurend gezien heeft, en daar veel vreugde aan beleeft (Joh. 8,56); hij ziet Mijn tijd nog steeds en is blij!'
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] De man en ook zijn vrouw bedankten de mannen en maakten zich reisvaardig. Hij sloot zijn kleine behuizing af en ging met de mannen mee, wat bij hen in goede aarde viel. Onderweg kwamen zij echter een aantal Farizeeën tegen, waaronder er één was die de vrouwen ook de man meteen duidelijk herkenden als de vreemdeling die in Romeinse kledij die ochtend de mooie jonge vrouw voor geld tot echtbreekster maakte. De twee zeiden dat tegen de mannen die hen begeleidden.
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen begonnen de drie te smeken en wilden de man veel geld geven. Deze nam dat echter niet aan, maar eiste van hen dat hij in het vervolg door de tempel met rust gelaten zou worden. Dat beloofden zij dan ook plechtig, en de mannen lieten de drie verder gaan, maar wel na hen gedreigd te hebben meteen naar de landvoogd te gaan als ze ook maar de minste aanwijzing kregen dat de tempel zich ongunstig over hen uitgelaten mocht hebben. Dat dit echtpaar daarna volkomen door de tempeldienaren met rust gelaten werd, kan men zich gemakkelijk voorstellen.
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252  ...