17481 resultaten - Pagina 240 van 1166
... 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 ...
[4] Thans is mijn liefde voor Ida nog lang geen hartstocht en ik zou nog met gemak van dit toekomstige geluk kunnen afzien. Als ik echter later vuriger lief zal hebben en het geluk mij dan toch niet ten deel zou vallen, zou mij dat buitengewoon veel hartzeer geven, waar ik mij heel moeilijk overheen zou kunnen zetten. Daarom zou ik willen dat de Heer en Cyrenius mij alle hoop op zo'n geluk zouden ontnemen!Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] RISA zegt: "Ja, dat begrijp ik ook en daarom zeg ik alleen maar: "Des Heren wil geschiede altijd, want wie Gods wil doet, kan onmogelijk ooit falen. God de Heer moet toch wel het best weten waar wij mensen het meest baat bij hebben. Daarom zal ik dan ook van nu af aan alles steeds met de grootste dank in mijn hart aannemen en dat doen wat de Heer zal voorschrijven! Wat de mens gemakkelijk kan doen, omdat zijn hart hem daartoe aanzet, dat moet hij altijd doen en niet naast zich neerleggen. Er is genoeg strijd bij andere zaken, waarbij de zwakke wil van de mens moeilijk overwint. Als hij nu bij gemakkelijke en prettige zaken ook weinig wil toont, zal hij in de ware deugd zeker weinig vooruitgang boeken! -Heb ik juist geredeneerd of niet?"
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Zij die eens spreken en prediken moeten, zal de Heer daarvoor Zelf wel uitkiezen. Degenen die Hij echter niet Zelf zal uitverkiezen om te spreken en te leren, zijn door Hem alleen bestemd voor de toepassing van Zijn woord en Zijn leer, en die moeten daarom altijd slechts dat doen waartoe zij door de Heer zonder meer bestemd zijn. Dan zullen zij zich altijd kunnen verheugen in het welgevallen van God en in de een of andere bijzondere genade. Zeg dat ook tegen je vrienden en ambtsbroeders, want ook onder hen zijn er die er zich nog veel op laten voorstaan dat ze ordelijk en vlot kunnen spreken! Ook zij zijn door de Heer niet voor het spreken, maar alleen voor het doen bestemd.
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] De Heer laat je nu aards gelukkig worden, opdat je eens heel veel goeds kunt doen. Zou de Heer je echter geroepen hebben om redenaar of leraar te worden, dan zou Hij tegen je zeggen: 'Kom en volg Mij waarheen Ik ga en leer alle wijsheid van het rijk van God kennen! ' Want kijk, voor het spreken en leren wordt meer verlangd dan voor het doen, en toch is het doen de hoofdzaak -en zijn woord en leer slechts de wegwijzer daarheen!
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] RISA zegt: "Hoe zou ik dat niet hebben kunnen begrijpen. Je hebt toch de zuivere waarheid gesproken, en die is altijd voor iedereen goed te begrijpen! Ik zal mij altijd strikt aan deze woorden van jou houden. Wat ik nu echter van je gehoord heb, zal ik direkt ook aan al mijn metgezellen doorgeven. Ik zou alleen nog willen weten of Zinka ook alleen maar voor het doen of daarnaast ook voor het leren is geroepen!"
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Aan het einde zei Hebram tegen hem: "Dat is een heerlijke toespraak, die van God afkomstig lijkt. Maar er is wel wat op aan te merken, zoal niet op de toespraak zelf, dan wel op degene die haar hield. De toespraak bevatte veel gedenkwaardige, ware woorden, die in de goede opeenvolging na elkaar gezegd werden, maar de spreker heeft daarmee echter het woord voor de daad laten gaan! Ondanks dat ben ik het er wel mee eens, want iedere goede daad moet toch altijd vooraf worden gegaan door een goede leer, omdat degene die handelt anders onmogelijk de een of andere richting kan krijgen voor zijn doen en laten.
Hoofdstuk 31: Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] IK zeg: "O, zo helemaal zonder verdienste zijn jullie volstrekt niet. Denk maar eens aan wat je voor de oude Jozef hebt gedaan! Hoe zeer kwamen jullie honderd groschen hem te pas, toen hij die de volgende morgen in zijn gereedschapsmand vond! Hij dacht eerst dat jullie pleegvader dat heimelijk had gedaan, maar hij werd door Mij al gauw uit de droom geholpen. Hij prees jullie goede hart zeer en Ik beloofde hem dat Ik jullie Zelf die goedheid veelvoudig zou vergelden. Daarom deed het Mij erg veel genoegen jullie nu het leven en je ware ouders terug te geven. Ga nu vooral naar hem toe en maak hem blij, want zijn vreugde is ook Mijn vreugde!"
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Maar in de grond van de zaak heeft Raphaël toch gelijk, want de mens weet al gauw voldoende om te bepalen wat goed en juist is. Eenvoudige wetten zeggen hem dat! Als zijn wil maar goed is, blijft het juiste handelen niet achterwege. Maar het weten alleen schijnt mij toch een te geringe beweegreden voor het goede handelen te zijn, vooral bij zeer op het materiële gerichte mensen die zich maar al te gemakkelijk door een onbeduidend materieel voordeel bij de neus laten nemen en tot kwade handelingen worden verleid. Daarom is het nodig de beginleer zo ver uit te breiden dat de leerlingen door heldere, overtuigende en onomstotelijke bewijzen motieven krijgen om het goede te doen. Tevens moet het de leerlingen vrijwel net zo onmogelijk voorkomen om daartegen te zondigen, als zonder schip de zee te willen oversteken.
Hoofdstuk 31: Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar IDA zei daarop: "Toch wel, lieve zuster! Op de laatste avond, toen de bouw gereed was en onze pleegvader de oude Jozef het werk betaalde maar op zijn koopmansmanier daarbij ettelijke groschen aftrok, ging deze heilige naar de koopman toe en zei: 'Doe dat niet, want dat zal u geen zegen brengen! U bent weliswaar heiden, maar u gelooft aan de God der Joden. En weet, deze machtige God woont in Mijn hart en als Ik het Hem vraag, geeft Hij Mij dat wat Ik heb gevraagd! Hij woont ook in het hart van allen die rechtvaardig voor Hem zijn, en verhoort gaarne hun vragen. Als u hardvochtig zou zijn tegen Jozef, die zwaar werk bij u moest verrichten, dan zou Ik Mijn God en Vader vragen om het u te vergelden en u zou daarvoor weldra heel slecht beloond worden! Bedenk dat het niet goed is diegenen te beledigen waar God één mee is!' Maar mijn pleegvader had daar geen oren naar en hield vast aan zijn korting. De oude timmerman zei echter: 'Luister, ik ben eerlijk en zeg het u eerlijk: Die paar groschen maakten juist mijn hele winst uit bij dit zware werk en daarmee zou ik mijn huishuur hebben kunnen betalen! Maar omdat u, een rijk mens, daar zoveel waarde aan hecht, mag u ze houden, u behoudt ze echter onrechtmatig en dat is nooit goed!'
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ik, Ida, huilde echter van verontwaardiging over de verstokte hardheid van mijn vader. Ik ging naar mijn kamer en haalde al mijn spaargeld en Gamiëla deed daarna hetzelfde en wij stopten zo bij de oude Jozef heimelijk ongeveer honderd groschen in zijn gereedschapsmand. Niemand merkte dat behalve U, o Heer! En U zei toen: 'Maar, jullie beide meisjes zal eens rijkelijk vergolden worden wat je nu aan goeds aan ons hebt bewezen! ' Bij deze woorden zag U er verheerlijkt uit. Toen stonden jullie op en verlieten ons huis. Het was laat in de avond en jullie hadden te voet nog ettelijke uren te gaan naar Nazareth. Ik zei toen tegen U: 'Zou U vannacht niet liever hier blijven in plaats van de onveilige, verre weg te gaan, vooral nu de nacht zo duister is omdat dikke onweerswolken de hemel bedekken en er ook onweer op komst is?' Toen zei U iets wat ik nooit heb vergeten: 'Wie de dag heeft gemaakt, beheerst die en wie de nacht heeft gemaakt, beheerst die ook, daarom heeft de Heer van dag en nacht, noch de dag noch de nacht te vrezen! Ook het onweer valt onder de macht van dezelfde Heer, die de wereld niet kent. Noch de nacht, noch het onweer zullen ons schade kunnen berokkenen! Vaarwel, engeltjes!' Toen verlieten jullie ons huis en de hemel mag het weten, -maar jullie waren nauwelijks over de drempel of er was al geen spoor meer van jullie te ontdekken!
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Pas toen CYRENIUS zijn vreugdetranen na een poosje had uitgehuild, daarbij krachtig bijgestaan door de beide dochters en Zinka en de ook naderbij gekomen Risa, kwam hij weer naar Mij toe, omarmde Mij en zei snikkend: "O eeuwige, zuivere liefde! Wie zal U dan niet boven alles liefhebben?! O Heer, o Vader, hoe goed en hoe heilig bent U eigenlijk! O Heer, laat mij in mijn liefde sterven!
Hoofdstuk 33: De belofte van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Heer en Vader! Reeds zolang ik de onmetelijk grote genade geniet U vanaf Uw aardse geboorte te kennen, heb ik U ook steeds liefgehad en U was steeds het punt waar al mijn gedachten om draaiden! Maar ik was niet altijd even sterk meester over mijn innerlijke wereld en over de wereld buiten mij. Maar nu geloof ik echter door Uw genade en liefde de nodige kracht gekregen te hebben om onder alle omstandigheden volgens Uw heilige wil, als mens de hele rest van mijn levensdagen te kunnen doorlopen.
Hoofdstuk 33: De belofte van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ik heers weliswaar merendeels over heidenen, waarvan ik jammer genoeg ook nog hier en daar de godenleer moet beschermen -hetgeen een groot kwaad is; maar een boom valt niet met de eerste slag. Ik zal er echter mijn uiterste best voor doen en trachten, tenminste binnen mijn gezagsgebied, de kennis van de enig ware en levende God onder de betere heidenen zoveel als maar mogelijk is te verbreiden!
Hoofdstuk 33: De belofte van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] O, ik heb vaak aan U, o Heer, gedacht, - maar daarna kon ik U tot nu toe nergens meer ontmoeten! Maar Uw woorden met betrekking tot onze pleegvader zijn in dezelfde nacht nog op verschrikkelijke wijze uitgekomen! Er kwam een ontzettend onweer, de bliksem sloeg driemaal in de nieuwe schaapstal, waarin zich reeds op de dag van gereedkomen zeventienhonderd prachtige schapen bevonden. Alles verbrandde binnen een paar uur en ondanks alle moeite kon er niets worden gered! Toen betreurde onze pleegvader het dat hij de trouwe timmerman zo'n onrecht had aangedaan, want hij zei zelf: 'Deze straf wordt mij van boven opgelegd omdat ik haar verdiend heb. Ik zal nooit weer in mijn huis een trouw arbeider ook maar een stater van de welverdiende, aangenomen som inhouden! ' Hij hield ook woord. De stal liet hij evenwel op dezelfde plaats niet weer opbouwen, maar op een andere plaats liet hij een stuk grond van honderd morgen stevig omheinen en daarop slechts een hut zetten voor tien herders en schapewachters. De oude timmerman uit Nazareth zagen wij nooit meer terug. Hij moet al vlug daarna gestorven zijn, want hij zag er destijds al erg zwak uit.
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] ongeveer een half jaar daarna kwamen wij op de grote markt van Nazareth en deden ons uiterste best om iets over de oude timmerman en zijn zoons te weten te komen, maar men zei dat men hen ver weg ontboden had om een aantal huizen te komen bouwen, -en wij gingen dus geheel onverrichter zake weer naar Kapérnaum terug. Later hoorden wij echter niets meer van de timmermansfamilie. Onze pleegvader moet op een keer, ongeveer drie jaar later, achterhaald hebben dat Jozef voor een groot werk naar Hoognazareth gegaan moet zijn, dat in de richting van Samaria in het gebergte ligt. Wij kregen echter niemand van zijn familie meer te zien! En toch zou ik met de jonge timmerman, die naar mijn weten Jezus heette, zo erg graag nader kennis gemaakt hebben!
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)