Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 242 van 263

...  230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255  ...
[2] CHANCHAH echter zegt: 'O, jij liefste vriend van mijn hart en van mijn leven! Jij hebt inderdaad maar al te zeer gelijk met elk woord, dat uit je mond komt. Toch kan ook Chanchah er niets aan doen, dat zij een kind met zo' n weetgierige geest is. Maar ik, je arme Chanchah, zal van nu af aan mijn hart in bedwang houden en zal zijn als een bloem op het veld, die zich door het licht en de warmte van de zon van Lama ontvouwt en, gevoed door de dauwdruppels van de ochtendliefde van Lama, tenslotte ook haar bloembodem met het rijke zaad van het leven vult.
Hoofdstuk 109: De kernvraag van de Chinese en de zeer kritische tegenvraag van de Heer - De geschiedenis van de ochtend - en de avondbloem - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Als MARTINUS dergelijke vragen onder de vele gasten opmerkt, gaat hij er meteen naar toe en zegt tegen hen: 'Luister naar mij, lieve broeders en zusters! Weten jullie dan niet, hoe het Woord van God luidt? Heeft de Heer Zelf niet het volgende gezegd: 'Wie van jullie de eerste wil zijn, die zal de geringste onder jullie zijn en jullie aller knecht!'. Denken jullie soms dàt hier in de hemel een andere orde bestaat dan die, welke de Heer Zelf op de aarde heeft laten zien, geleerd en geopenbaard?
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] IK zeg: 'Liefste, bekoorlijke Chanchah! Aan de naam alleen is voorlopig toch niets gelegen, als je nog niet kunt weten wat er allemaal aan de naam verbonden is. Maar als je op alles wat Ik zeg goed zou hebben gelet, zou je met Mij al een eind op de goede weg zijn. Let van nu af aan op alles; wat en hoe Ik zal praten en hoe de anderen tegen Mij en met Mij zullen praten, en wat zich op Mijn woord allemaal zal voordoen, als Ik iets gebied; dan zullen wij beiden elkaar gemakkelijk en spoedig nader leren kennen. Maar wees nu standvastig en onverschrokken. Want Martinus en Borem hebben van Mij al een wenk gekregen, om het monster hier naar toe te leiden. Zie, ze maken de kettingen van het briesende monster reeds los.'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Maar zijn oude aanhang heb Ik door de macht van het Woord van hem afgenomen en hen onder leiding van de drie afwezigen naar het bad van zelfkennis, deemoed en de daaruit voortkomende mogelijke verbetering gestuurd.
Hoofdstuk 120: Chanchah's ontwaken uit haar op een droom lijkende toestand - Uitleg van de Heer over de grote ontwikkelingsgangen en over Zichzelf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] IK zeg tegen het drietal: 'De duizend in het bad, zijn daar goed op hun plaats. Want ze zien niet deze woning, maar alleen de wereld van hun innerlijke boosheid. Deze komt nu steeds meer los in hen en wordt daardoor zichtbaar. Dat is al een goed teken! Laat die duizend daarom maar; ze zullen wel op het goede pad worden geleid.
Hoofdstuk 124: Wenken tot genezing van de ziel - Geestelijke natuurgeneesmethode - Crisis bij de Chinese geesten - Over het wezen van jaloezie - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Het drietal gaat nu met een vriendelijk gezicht naar de arme vrouwen. Als ze bij hen komen neemt Borem het woord en zegt:
Hoofdstuk 125: Borem en de nonnen, die ziek van hart zijn - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Zelfs Martinus deinst deze keer terug, want ook hem komt deze lichtglans nu ook vele malen intenser voor dan de beide vorige keren. Maar dat weerhoudt hem niet om meteen het woord te nemen en hij zegt:
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Maar vriend, broeder, jij rots van het Woord Gods, waar was je dan zo lang? Waarom kwam je niet bij me in het huis, dat de Heer mij heeft gegeven? O, als je daarbij aanwezig was geweest, wat zou je je dan enorm hebben verbaasd, wat de Heer allemaal voor onbegrijpelijke wonderen tot stand heeft gebracht! Maar ik ben nu bijzonder blij, dat je eindelijk weer eens bij me bent. Nu zul je toch wel weer een langere tijd bij me blijven?'
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] JOHANNES zegt: 'O vriend, dit is nog maar zo' n klein nootje van de innerlijke wijsheid, dat je wordt aangeboden om te kraken en jij verslikt je er al in! Hoe zul je dan de klompen diamant die zo groot zijn als planeten, kunnen verteren die de zonnekinderen je zullen voorleggen?
Hoofdstuk 132: Over het alomtegenwoordig zijn en het overal tegelijkertijd werkzaam zijn van de volmaakte hemel burgers - Martinus' bedenkingen en de weerlegging daarvan door Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] DE DRIE JONGE MEISJES verwonderen zich heimelijk over deze zeldzame zwijgzaamheid van onze Martinus en zeggen dan: 'O jij verhevene, zie je tekortkomingen aan ons, dat je ons met geen woord wilt verwaardigen? Bevallen wij je dan niet? En toch zagen wij, hoe jij de draak na zijn gedaanteverwisseling wilde kussen in je huis op de hoogte der hoogten!
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Wel zei de Heer tegen de wijze Nikodemus, dat hij van tevoren wedergeboren zou moeten worden, als hij in het Godsrijk wilde binnengaan. Maar de Heer doelde daarbij niet op jullie wijsheid die de Jood toch al bezat, maar op de kinderlijke onschuld, die zuiver liefde is! En zo begrijp ik ook het woord van de Heer, houd mij alleen aan de liefde en laat alle wijsheid alleen aan de Heer over. Zie, daarom ben ik ook bij Hem, - terwijl ik God weet waar zou zijn, als de Heer op mijn wijsheid af zou willen gaan, die zo goed als eeuwig niets is!
Hoofdstuk 139: Martinus in de tang - De bemoedigende woorden van Petrus - Het goede antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Na deze woorden neemt MARTINUS weer het woord en zegt: 'Nu, mijn nog steeds beminnelijke, mooie vrienden; wat willen jullie nu doen, wat zegt jullie wijsheid je nu? Willen jullie het nog steeds tegen ons allen opnemen?'
Hoofdstuk 141: Dreigende houding van de drie zonnemannen - Martinus' krachtige weerwoord - Gehoorzaamheid van de drie zonnemannen op aanraden van hun geesten - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Martinus merkt door een innerlijke wenk van Mij meteen, wat de vrouwen in de zin hebben. Maar hij weet ook, hoe zeer deze nonnen die zich veel te veel laten voorstaan op hun vroegere schoonheid, door de drie grote schoonheden van de zon verslagen zouden worden. Daarom zegt hij tegen de drie dochters:
Hoofdstuk 142: De nieuwsgierigheid van de twintig ijdele nonnen – Heilzame verdeemoediging door de onthulde schoonheid van de drie zonnedochters - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Onderweg vragen DE DRIE ZONNEDOCHTERS Mij: 'Goede en wijze Heer, Meester en Vader van Uw kinderen, waarom zijn toch deze twee dochters van u zo stil en vragen u ook nergens naar? Weten ze dan alles al en zijn ze misschien daarom al heel wijs? Zie, onze hoge wijzen praten ook ontzettend weinig. Maar als ze dan ook spreken, dan is één woord uit hun mond zeker van meer belang dan tienduizend uit de onze! Dat zal waarschijnlijk bij deze allerliefste dochters ook wel het geval zijn?'
Hoofdstuk 154: Over de ware wijsheid en de schijnwijsheid van de zonnewijzen De wet van de bloedschande onder de zonnebewoners, een kunstgreep van Satan! - Over het doel van de komst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Jullie leven na de aflegging van je uiterlijke omhulling wel voort als een soort lichtwolkgeesten. Maar eveneens zonder doel zoals hier nog in jullie lichamen, waarvan de uiterlijke kant naar de vorm in overeenstemming is met jullie aarde. De uiterste sfeer daarvan is toch ook zuiver licht van grote kracht en heerlijkheid, maar het innerlijke ervan is op zichzelf duisterder dan het inwendige van iedere andere planeet. Ik zeg dat jullie wijsheid niets anders is dan bedrog - en jullie schoonheid lege schijn!
Hoofdstuk 155: Wijze toespraak van Chanchah - Slechte wetten en goede wetten - Zonder strijd geen overwinning - Waarom de Heer nu pas bij de zonnedochters komt - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255  ...