Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 243 van 278

...  231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256  ...
[3] Op Mijn woorden omvat Robert-Uraniël met alle liefde zijn Helena en verzoekt Mij om aan zijn zijde, en wel tussen hem en Helena in, de grote zaal te willen binnengaan. Ik zeg echter: 'Je moet eens beginnen met je vrijelijk te bewegen, anders zul je steeds een leiband nodig hebben. Ik zal zonder meer in de grote zaal aanwezig zijn als jij daar binnengaat. Waarheen je je ook, vervuld van liefde tot Mij, zult begeven, zal Ik bij je zijn, omdat jouw liefde tot Mij Ikzelf ben, want Ik ben overal aanwezig waar in een hart waarachtige en zuivere liefde tot Mij in volheid aanwezig is. Ga nu dus voorop en open de poort naar het rijk der voleinding van je hart.'
Hoofdstuk 41: Vertrek naar de zaal der voleinding. Robert en Helena, gevolgd door Cado, voor de gesloten hemelpoort. Minerva verschijnt weer ten tonele. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Robert-Uraniël zegt: 'Allerliefste zuster in de Heer en de Vader, en vrouw naar mijn hart, je hebt volkomen gelijk! Hoe zalig maken jouw woorden mij toch, want ik zag daaruit de geest van de zuivere goddelijke liefde in mijn hart stromen. Welk een lieflijke harmonie ontvouwde dat in mijn allerzaligste hart! 0 God, welke zaligheden ga ik nu tegemoet! Wat zullen mijn ogen allemaal te zien krijgen in de geheime schatkamer van de Heer! Zaligheden zonder tal, elk vergezeld van nieuwe, nooit vermoede wonderen van de goddelijke liefde, wijsheid en macht!' _Nu omarmt Robert-Uraniël Helena en kust haar op het voorhoofd.
Hoofdstuk 38: De heer met Robert en Helena. Het weerzien van de beide echtgenoten. Een waar echtpaar der hemelen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Bathianyi zegt wat geïrriteerd: 'Ja en nog eens ja! Je hebt gelijk, maar daarom heb ik nog geen ongelijk. Het spreekt vanzelf dat er zonder liefde geen recht en zonder recht ook geen echte liefde kan zijn!'
Hoofdstuk 36: Minerva twist verder. Sahariëls lankmoedigheid. Bathianyi' s ergernis over de onverbeterlijke. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Minerva zegt: 'Zwijg, jij domme ezel! Ik heb er een afkeer van om met jou te praten! Let op: nu zal ik jullie eens goed laten zien wat ik kan! Mijn regimenten, in het bijzonder die onder de roomse hiërarchie, heb ik nog en ik zal ze hun spel laten spelen! Inquisitie, galgen, schavotten en brandstapels zullen weer ontstaan en honderd keer erger huis gaan houden, en de heersers zullen hun onderdanen met gloeiende gesels slaan en hen bij duizenden tegelijk laten wurgen! Daaruit zul je spoedig opmaken wat ik ook zonder drakenhuid teweeg kan brengen.'
Hoofdstuk 35: Minerva wil zich rechtvaardigen. Cado's weerlegging. Ontmaskering van haar verdorvenheid. Sahariël maakt aanstalten om weg te gaan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Sahariël zegt: 'Dat zal moeilijk gaan, omdat er nog te veel ongerechtigheid in je hart aanwezig is. Dat kan alleen maar verminderd worden wanneer jij je zonder dwang steeds meer onderwerpt aan onze, volgens God geordende wil. Zouden wij nu doen wat jij wilt, dan zouden wij onszelf in jouw gericht begeven en zouden dat daardoor nog harder maken, terwijl wij dat juist moeten verzachten en verminderen.
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Cado zegt: 'Maar liefste, waarom verlang je toch iets van mij dat ik niet doen kan, juist omdat jij het van mij verlangt! O jij onverbeterlijke kroon der oneindigheid! Nu moet jij zonder erbarmen ook de laatste stap doen, die ik anders vast en zeker zou hebben gezet. Ik vraag je om je eigen bestwil, verlang in het vervolg niets meer van mij. Kijk, nog maar één stap en de hele oneindigheid is gered en bevrijd van het zwaarste juk van een eeuwig gericht, en jij zult als het gelukkigste wezen stralen met het licht van alle zonnen, die de eindeloze ruimte bevat!'
Hoofdstuk 29: Eindstrijd en ommekeer. Het trotse oerwezen van Satana komt terug. Cado blijft standvastig. Gelijkenis van de reddende loods. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado zegt laconiek: 'Ja, ja, als de laatste benaming op jou wordt toegepast, dan zou dat wel eens waar kunnen zijn! O jij domheidsprinses uit alle vaste sterren! Wil jij mij iets vertellen over een positieve en een negatieve kracht en over hun wederzijdse noodzakelijkheid! Zeg me eens, jij schoonste ezelin, is God een hele of slechts een halve kracht en macht zonder jou? Ben jij onontbeerlijk opdat Hij bestaat? Of zou Hij misschien ook zonder jou kunnen bestaan, zoals Hij zonder jou eeuwigheden heeft bestaan? 0 jij totaal zinloos wezen, jij wilt mij de noodzaak van het kwaad aanpraten, omdat er zonder dat onmogelijk iets goeds zou kunnen bestaan. Jij meest verblinde vrouwspersoon, waar zijn dan de zuiverste liefde, goedheid en macht van God op gebaseerd? Moet de Godheid, die toch zeker in ieder opzicht het volmaaktste wezen is, soms ook eerst slecht zijn om vervolgens goed te kunnen zijn? O, alle hemelen lachen toch om zo'n wijsheid! Men zegt van de fabelachtige Minerva, dat ze uit het hoofd van Jupiter zou zijn voortgekomen, maar die Minerva zul jij zeker niet zijn. Jouw gewaad glanst weliswaar als een zon, maar wat baat het als in die jurk een oerdom wezen huist! Heeft onze hemelse vriend Sahariël jou niet overduidelijk aangetoond hoe de zaak zich enkel en alleen in jouw voordeel kan ontwikkelen? Waarom volg je zijn raad dan niet op? O jij aanvoerster van al het kwaad, ik ken je nu door en door! Ontkomen zul je me nooit ofte nimmer, en terugkruipen in je oude drakenhuid zal ook nooit meer gaan; daar heeft dit stralengewaad al voor gezorgd. Maar wat zul je nu gaan doen?'
Hoofdstuk 35: Minerva wil zich rechtvaardigen. Cado's weerlegging. Ontmaskering van haar verdorvenheid. Sahariël maakt aanstalten om weg te gaan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch gaat verder met zijn verslag: 'Minerva trekt het gewaad nu werkelijk aan. O, drommels, dat is sterk! Nee, dat is niet om uit te houden, deze onuitsprekelijke schoonheid! Heer en Vader Jezus, wees mij arme zondaar genadig! Heer, ik ga dood of ik word gek als ik nog enkele seconden naar deze al te verheven schoonheid zou moeten kijken! Hoe een Cado en die twee anderen, Robert-Uraniël en Sahariël, het in haar nabijheid kunnen uithouden zonder hun leven te verliezen, is mij een raadsel. Wel krijgen de beide laatstgenoemden enkel en alleen al door de glans en schoonheid tranen in de ogen, maar hoe Cado in staat is het zo dichtbij uit te houden... hij die het kan, begrijpe het. Broeder Bathianyi, kom mijn plaats voor een poosje innemen, want ik kan het werkelijk niet meer uithouden.'
Hoofdstuk 33: Minerva's pracht in het hemelse gewaad. Robert en Sahariël maken zich bekend. Opvoeding tot ware vrijheid en zelfstandigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Minerva zegt: 'Maar de Godheid heeft een soort boete voorgeschreven ter vergeving van de zonden, zonder welke geen mens en dus nog veel minder een duivel zalig kan worden. Kijk, ik was en ben nog steeds de oorzaak van alle zonden en een pijler van gericht en dood. Hoe kan ik dan zonder boete vrij en tenslotte zelfs zalig worden? Dan zou over mij toch de grootste boete moeten komen als ik werkelijk vrij en zalig zou moeten worden. Hoe zou ik echter boete kunnen doen in dit lichtgewaad? Daartoe behoort een haren boetekleed en zaken as! Bezorg mij zo'n boetekleed en ik zal oprecht boete beginnen te doen!'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Richt je weliswaar heel mooie maar ook heel domme ogen omhoog en kijk hoe zich daarboven triljoenen over hun goddelijk bestaan verheugen, ofschoon ze best weten dat jij het ongelukkigste wezen bent in de hele oneindigheid. Zo kan ook ik mij op mijn manier heel gelukkig voelen zonder jou. Ik moet je ook nog bekennen dat ik er van nu af aan niet meer op aandring om jou voor je eigen vrijheid in God je Schepper te winnen, want ik weet immers dat je een allereigenzinnigst portret bent en dat tot nu toe noch God, noch een of andere duivel ooit iets met je heeft kunnen beginnen. Maar dat alles stoort mij niet. Jij bent van mij en bent onschadelijk gemaakt als een slang, die men haar gif heeft afgenomen. Wil je voor jezelf vrij en gelukkig worden, dan weet je nu voldoende wat je te doen staat. Van nu af aan zul je van mijn kant geen uitnodiging meer krijgen. Het ga je goed in jouw waan en houd het er maar op dat mij dat allemaal eender is!'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Minerva zegt: 'Zeker, als ik alleen datgene wil, wat jij wilt, zul jij aan mijn wil uiteraard gemakkelijk tegemoet kunnen komen, maar waaruit bestaat dan mijn eigen vrije wil?' Cado zegt: 'Daaruit, dat je vrijwillig datgene wilt, wat ik wil, hetgeen derhalve jouw wil met de mijne tot een eenheid maakt, want zonder die eenheid valt er nooit ofte nimmer aan een hogere, ware samenwerking te denken.'
Hoofdstuk 27: Minerva vermoedt een list van de Godheid. Cado verklaart haar de reden. Een kleed valt uit de hemel. Minerva's nieuwsgierigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado zegt: 'Waarom verlang je van mij datgene wat ik je allang en breed heb uitgelegd? Ik mag daar niet op ingaan, omdat ik je dan nooit meer vrij zou kunnen maken. Je moet je eerst zonder dwang naar mijn wil schikken en hem tot de jouwe maken, dan zal ik ook alles doen wat jij uit jezelf zult willen!'
Hoofdstuk 27: Minerva vermoedt een list van de Godheid. Cado verklaart haar de reden. Een kleed valt uit de hemel. Minerva's nieuwsgierigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[17] Cado zegt: 'Bekoorlijke Minerva! Jezus of geen Jezus, dat is me eender, en zonder de stenen en deze godenlasso zou ik ook je heer en meester kunnen zijn. Daar jij echter te allen tijde de grootste kunstenares in het liegen en het in-de-steek-Iaten was en zeker nog bent, kan ik geen voorstel van jou aannemen, voordat je het door mij gedane voorstel zult aanvaarden. Maar vlug een beetje, want ik merk dat de hemelse getuigen onrustig van ons worden. Neem vlug een besluit, want mijn geduld raakt nu ook op!'
Hoofdstuk 25: Minerva's voorwaarden voor haar overgave. Cado's antwoord. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Ik zeg: 'Let nu allemaal goed op, want nu begint de eigenlijke jacht! Nu moet Miklosch, die een meer onbewogen geest heeft, maar verder vertellen hoe deze scène verloopt en wel zonder al die uitroepen van verwondering! Zo zij het!'
Hoofdstuk 19: De helse hemel bestorming barst los. Vredesgeesten in de hoogte. Verschrikkelijke wending voor de scharen der duisternis. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Over een poosje worden ze zich er wel van bewust, dat ze ondanks al hun moeite geen stap verder komen, en dat zal het sein voor de uitbarsting van hun innerlijke woede zijn, waarbij zij elkaar zonder pardon zullen aanvallen en verscheuren als wilde beesten. Let nu maar goed op, in het bijzonder op hun bewegingen.'
Hoofdstuk 19: De helse hemel bestorming barst los. Vredesgeesten in de hoogte. Verschrikkelijke wending voor de scharen der duisternis. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256  ...