Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 243 van 728

...  231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256  ...
[16] DE ROMEIN zei: ' Als de geest van mijn vader wist wat er gebeuren zou, en waar ik mij bevond, dan moet zijn leven en bestaan beslist volmaakter en verlichter en dus óók beter zijn dan dit blinde lichamelijke proefleven. Als wij heidenen dat echter weten en nog steeds zoeken om altijd iets meer daarover te weten te komen, waarom doen jullie dat dan niet, en waarom vervolgen jullie Degene, die jullie daarover het hoogste en zuiverste licht zou kunnen geven? Waarom proberen jullie Hem in je blindheid zelfs te doden, - zoals jullie vanmorgen in de tempel maar al te opvallend hebben laten blijken?'
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar die vermaning sloegen jullie ook in de wind en jullie zeiden: 'Het is beter voor het volk onwetend over dit alles te blijven; want als men het volk te ver zou inwijden, zou het al gauw helemaal geen priesters meer nodig hebben, en die zouden zich dan genoodzaakt zien ook met hun handen hun dagelijks brood te verdienen. ' Deze veronderstelling was echter beslist heel dom, omdat Mozes toch zelf geboden had dat de stam van Levi van de tienden moest leven.
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Ja, reeds ten tijde van de profeten hebben jullie van dit alles nooit iets tegen het volk gezegd, en daarom heeft ook de profeet Jesaja, door de profetie van Mozes op te nemen, in het tiende hoofdstuk datgene opnieuw vermeld waarover ik jullie in mijn eerste vraag uitleg vroeg. En zo hebben alle -vooral de vier grote profeten, datgene aan het volk terug moeten geven wat Mozes in zijn aanhangsel schreef, wat jullie het volk echter om de jullie maar al te bekende redenen altijd onthouden hebben, en jullie waren in de laatste tijd te lui om daarin te studeren en moet je nu laten welgevallen dat de Essenen jullie zelfs het aardse voordeel dat je daarvan had, hebben afgenomen; want die zijn tenminste op de hoogte van wat aan het firmament te zien is, zij berekenen de verschijnselen en gebruiken die voor hun aardse voordeel. Kijk, ook dat is een rechtvaardige straf van boven! En ik ben er nu helemaal van overtuigd dat ik je eerste vraag geheel naar waarheid en streng wetenschappelijk heb beantwoord.'
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Iemand zou echter daartegen kunnen inbrengen: 'Ja, dat klinkt heel aardig, maar waar zijn daarvoor de tastbare bewijzen, die als enige houdbare getuigen kunnen dienen voor de volle waarheid van de verstandelijke redenering?'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] De gedaante keek mij strak en ernstig aan en zei luid en goed verstaanbaar: 'Ik ben geen tovenaar en eis geen offer van je. Maar omdat jij de bescherming van de God der joden vroeg, werd ik hierheen gezonden om je voor de ondergang te bewaren. Want wanneer je vandaag afvaart, ben je in het derde uur van de nacht samen met het schip een prooi van de zee! Twintig uur gaans van hier over het water zal een zware storm woeden. Wee degene, die zijn woede treft! Morgen kun je echter afvaren, en dan zul je je vaart gelukkig volbrengen,'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Toen vroeg ik de geest: 'Wie bent u dan, hoe heet u?'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen antwoordde de geest: 'Ik ben je oergrootvader geweest, ik was een eerzame patriciër en altijd voor iedereen goed en rechtvaardig en ben daarom nu ook zalig, ook al is het nog niet helemaal volmaakt. Jij zult op aarde nog grote dingen beleven. Als het echter zover is, denk dan aan mij, die je dit nu met goedvinden van de enig ware God heb meegedeeld!'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Wel dat was een door ons allen geziene geest, of de verder levende ziel van een reeds lang gestorven en vergaan lichaam, die een volmaakte mensengestalte had en goedverstaanbare woorden voor mijn welzijn sprak en een wilskracht toonde waartegen al onze fysieke kracht volkomen in het niets verdween. Deze verschijning is volkomen waar en kan door de meeste van mijn metgezellen hier worden bevestigd. -Laten we echter verder gaan met een andere, die wij in Opper-Egypte meemaakten!'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Het duurde echter niet zo erg lang tot dit schaduw en rookspel opeens verdween. Daarna werd een sterk geruis hoorbaar en een heel jeugdige maar overigens zeer bedroefd uitziende vrouwelijke gedaante kwam te voorschijn; gezien haar vreemde kleding leek zij op een vrouw uit het oude Egypte.
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Jullie kunnen wel leerlingen van Mij worden, maar niet zo gemakkelijk als je denkt; want wie leerling van Mij wil worden, moet helemaal met de wereld breken en mag niet naar haar verlokkingen kijken; want de hele wereld is een constant gericht en een voortdurende dood! Wie de wereld liefheeft is niet geschikt en is ondeugdelijk om een echte leerling van Mij te worden; want de liefde tot de wereld heeft geen leven in zich maar alleen het gericht en de dood. Ik heb echter geen dode, maar volkomen vrije, levende leerlingen nodig. Als jullie dat kunnen worden, dan kun je ook bij Mij blijven!
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Want Ik ben niet in deze wereld gekomen om alle blinde en kortzichtige mensen te richten, maar Ik ben alleen gekomen om het verlorene te zoeken, de zieken te genezen, het gebogene op te richten en alle gevangenen vrij te maken. Wie Ik help, zal ook voor eeuwig geholpen zijn; wie echter Mijn hulp niet wil aannemen, die zal niemand noch in de hemel noch op deze aarde kunnen helpen.
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Ik bedoel hier echter niet Mijzelf, als persoon, maar Mijn leer; want die is het rijk van God dat nu vlak bij jullie is gekomen en ieder die daarnaar leeft het eeuwige leven zal geven. Waarlijk, Ik Zelf zal niemand oordelen; maar het woord dat Ik tot jullie spreek zal je richten, zoals ook de waarheid richt en dood brengt aan de leugen!'
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ons Jodendom is al bijna meer een heidendom dan een echt Jodendom; hoe ziet het er dan wel met de andere volkeren en mensen uit? Want, zover ons weten, denken en herinneren reikt, kan geen mens er toch wat aan doen dat hij volkomen willoos in deze slechte en ellendige wereld is geboren! Als hij er echter eenmaal is, dan wordt hij meteen vanaf zijn geboorte tot aan de rand van het graf voortdurend met al het mogelijke geplaagd waarmee een mens maar geplaagd kan worden. Tot besluit volgt er dan een pijnlijke en bittere dood.
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Luister, hoe de mensheid op deze aarde behandeld moet worden, weet alleen Hij die haar geschapen heeft heus het allerbeste! En Hij heeft het zelfs geen dag laten ontbreken aan allerlei aanwijzingen uit de hoogste levenshemelen, om de mensen op de juiste wegen te wijzen waarop zij moeten wandelen om het doel dat God hun gesteld heeft op eenvoudige wijze te bereiken. Als de mensen zich echter door wereldse lekkernijen en haar valse en vergankelijke prikkels steeds opnieuw hebben laten verleiden en steeds opnieuw van God zijn afgevallen en het gouden kalf en de mammon van de wereld hebben aanbeden die zij in hun blinde inbeelding en ijdele fantasie zelf tot iets heel belangrijks hebben verheven, kan God er dan wat aan doen dat de mensen Zijn onderricht en Zijn raadgevingen verwerpen en zich in plaats daarvan wetten maken waardoor zij zich steeds meer van de verderfelijke mammon kunnen toeëigenen?!
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] God gaf de mens een vrije wil om uit zichzelf en voor zichzelf te kunnen handelen; God gaf de mens echter ook de rede en het verstand, opdat hij de raadgevingen en wetten van God vatten en begrijpen kan, en heeft hem ook de kracht verleend daarnaar te handelen. Als een mens zich daarbij echter toch uit eigen vrije wil door de wereld laat beheersen en geen acht wil slaan op de raad van God, is het dan niet zijn eigen schuld als hij, omdat hij door eigen schuld van de hele orde van God niets weet, van de ene ellende in de andere moet vallen?!
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256  ...