Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 244 van 278

...  232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257  ...
[1] Miklosch doet verder verslag: 'Minerva zegt: 'Vriend Cado, werkelijk, ik heb je lief! Het is weliswaar de eerste ware liefde waardoor mijn hart ooit werd bewogen, maar doe me toch een plezier en verklaar me de reden van je hardnekkigheid, waaraan toch een groot en zeer diepzinnig plan ten grondslag moet liggen. Men heeft met mij iets voor van de allerhoogste zijde, en jij bent hun verkapte werktuig. Dat plan moet mij onthuld worden, anders krijg je me zonder dwang geen haarbreed van deze plaats. Wat heb je er ook aan om geweld tegen mij te gebruiken? Je weet met welk een hardnekkige trots ik de Godheid Zelf het hoofd kan bieden; hoeveel te meer doe ik dat daarom tegenover jou! De Godheid is eindeloos machtig en kan met mij doen wat zij wil, echter alleen door eeuwige dwang. Het hart en de wil zijn echter van mij en zij zijn in staat om iedere macht te trotseren, ook die van jou, alhoewel jij de enige bent die sedert het oerbegin mijn hart het meest nabij is gekomen. Was dat niet zo, dan zou je in plaats van mijn ware oergedaante reeds lang een allerlelijkst monster voor je hebben. Nu weet je hoe ik ben en zijn moet. Geef me daarom de reden op waarom jij tegenover mij zo onbuigzaam bent!'
Hoofdstuk 27: Minerva vermoedt een list van de Godheid. Cado verklaart haar de reden. Een kleed valt uit de hemel. Minerva's nieuwsgierigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Cado zegt: 'Hm, merkwaardig. Nee, je bent werkelijk een charmant wezen! Kijk eens aan, zoveel goedhartigheid had ik bij jou niet verwacht! Dat je buitengewoon goed moet zijn, hebben je fantasiebeelden mij immers voldoende bewezen. Evenals je prachtige ideeën om de Godheid te onttronen, die je eerder wilde laten uitvoeren door je voornaamste krijgers, die nu onder de gloeiende zee begraven liggen. Was dat misschien ook een nietszeggend spiegelgevecht? De eerste ontvangst door jouw apostelen was voor mij tenminste verdraaid echt, hetgeen me door schade en schande maar al te duidelijk is geworden. Dezelfde apostelen, waaraan nog een enorm aantal werd toegevoegd, zijn echter naderhand tegen de ware, almachtige Godheid te velde getrokken, hoogstwaarschijnlijk om jouw eeuwenoude plan uit te voeren. Maar de almachtige Godheid was dadelijk zo vermetel om de vuursluizen van dit gebergte te openen, waardoor jouw hoofdmacht onder de golven van de vuurzee werd begraven. Wees zo goed om mij te zeggen of dat allemaal ook maar schijn was zonder enige werkelijkheid?'
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Cado springt echter plotseling met nieuwe krachten bezield op en brult tegen Minerva: 'Satan! Oorzaak van al het kwaad! Wat hebben dezen misdaan dat jij hen zo laat kwellen? Als je ook maar een sprankje wijsheid bezit, zoek dan in jezelf naar de reden en deel mij die mee! Als die mij tevreden stelt, dan wil ik je aanbidden! Spreek, of ik verscheur je in atomen!' Nu barst Minerva in een schel gelach uit en roept: '0 jij ellendige worm, jij waagt het nog na alles wat er gebeurd is, mij, als heerseres der oneindigheid, letterlijk brullend ter verantwoording te roepen! Wacht maar, je zult de beloofde tuchtiging dadelijk krijgen! Die zal je vertellen op welke gronden de almacht heel wat dingen pleegt te doen zoals het haar zint, zonder vooraf bij een geschapen wezen om toestemming te bedelen.'
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Als een soldaat op het slagveld mensen moet vermoorden, kan een hoogst wijze Godheid hem dat dan als schuld aanrekenen? Nee, nooit ofte nimmer! Is echter ook de wijsheid van de Godheid vanwege haar door almacht ontstane eigendunk omsluierd, dan moet een arme duivel natuurlijk in zijn nietigheid alles goedvinden wat de almacht over hem beslist. Maar wat zit ik te morren! Gaat het er op aarde voor arme duivels niet net zo toe? De almachtige Godheid roept hen in het leven op een aardbodem waarop voor hen geen grasje groeit. Nemen ze er dan een zonder toestemming van de eigenaar, dan krijgen ze als dieven met de wet te maken. 0 fraaie wijsheid en gerechtigheid, die aan de rijke geeft in overvloed en de arme laat verhongeren!'
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Na een poosje begint Miklosch weer te vertellen: 'Ach, dat is werkelijk in hoge mate tragikomisch! Uit de vuurzee, die nog steeds huiveringwekkend en met donderend geraas voortjaagt en waaruit een ontelbare hoeveelheid bliksemschichten schieten, verheffen zich nu talloze heel opgewekte gestalten. Van voren zien ze er echt lieftallig uit, maar op de rug gezien zijn het net halfvergane geraamten. Het golven van de gloeiende stroom lijkt hun niet in het minst te deren en de geweldig gloeiende hitte lijkt hun een hoogst aangenaam gevoel te geven. De bliksemschichten schieten door de vrolijke gestalten heen als water door een zeef, zonder hen ook maar in het minst te hinderen. Werkelijk hoogst merkwaardig! Ah, zij worden steeds talrijker en maken een plechtige reidans. Een van voren heel elegant ogende groep komt met sierlijke passen naar Cado toe, die deze verschijning heel aandachtig bekijkt, zonder er echter zichtbaar genoegen in te scheppen. Toch kijkt hij stomverbaasd en totaal verbluft naar de vele dansgroepen. Eén groep maakt nu vlak bij de heuvel gracieuze bewegingen en lijkt Cado te amuseren, want hij heeft hen al enkele keren met welgevallen toegelachen; de ruggen krijgt hij echter niet te zien.
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Cado beeft nu van woede en wordt van binnen helemaal gloeiend, uiterlijk wordt hij echter ontdaan van alle kleding. Zo staat hij voor ons, afschuwelijk om aan te zien, zonder ons echter te kunnen zien.
Hoofdstuk 14: De door en door slechte aard van Cado. De Heer over goddelijke tuchtiging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Bij deze laatste kreten bevindt Cado zich echter al voor Mij en Helena, evenals voor al de andere gasten, zonder echter, op Petrus en Paulus na, ook maar iemand van ons te zien. Helena schrikt van hem, omdat hij letterlijk van woede gloeit en dampt, maar Ik sterk haar, zodat ze hem rustiger kan bekijken. Nu geef Ik Petrus een wenk om bij Cado een bekeringspoging te doen en hem enige ogenblikken paradijselijke landschappen te laten zien.
Hoofdstuk 13: Opdracht aan Petrus en Paulus om de voormalige bedoeïenenhoofdman Cado voor te leiden. De vergeefse liefdevolle poging van Petrus om de brutale geest voor zich te winnen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Daarop zegt Robert vol heilige ontroering: 'O Heer, Vader Jezus, wie kan in Uw nabijheid nog aan iets anders denken dan aan U alleen! Ik heb mijn buitengewoon mooie en godvruchtige Helena lief als een goed onderdeel van mijn wezen of van mijn geestelijk lichaam, maar U alleen bent nu voor eeuwig mijn alles, mijn God, Heer en Vader! Wat zou een hele wereld vol Helena’s voor mij zijn zonder U? Niets! Heb ik echter U, dan kan ik ook zonder Helena volmaakt gelukkig zijn. Ik wil haar nochtans halen, omdat zij een gave uit Uw hand en daarom ook voor mij eindeloos waardevol, dierbaar en aangenaam is.'
Hoofdstuk 8: Roberts vurige liefde tot God. Helena's goede rede. Haar schroom voor de allerheiligste. Hartversterkend antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Ik zeg: 'De oorzaak ligt daarin, dat zulke geesten ook bij hun beste voornemens en goede inzichten toch een hart hebben vol onreinheid, waaruit in de kamer van de wil onophoudelijk slechte dampen opstijgen, die steeds daar, waar het zwakke re deel van de wil een stap vooruit zou willen doen, een teruggang veroorzaken. Zo vergaat het immers ook velen op aarde: zij kennen het goede en het ware en nemen zich ook steeds voor het uit te voeren, maar op ogenblikken, waarop ze gewoonlijk het goede en ware willen opnemen in hun wil, protesteert hun vlees dan ook het meest; zij worden zwak en komen ondanks hun streven niet van hun plaats. Zodoende is de geest steeds gewillig, maar, het vlees zwak! Aan deze Cado hebben jullie nu een levend voorbeeld, hoe een mens of geest op eigen kracht niets vermag zonder Mij. Met Mij kan hij echter alles!'
Hoofdstuk 20: Ondergang van de hellemacht. Cado als overlevende toont betere gevoelens. De geest is gewillig, maar het vlees is zwak. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Deze nu tegen ons op handen zijnde strijd brengt hun matte schijnleven tot grotere activiteit, waardoor zij voor een volledige ontbinding behoed worden. Door deze mislukte poging worden ze dan weer tot het inzicht gebracht, dat ze tegen God niets vermogen. Dan zullen velen van hun horde bescheidener worden en aan een dergelijke toekomstige onderneming niet meer mee doen. Dat is dan een echte vooruitgang voor deze verloren schapen. Voor hen staan ons dan weer heel wat werkzame middelen ter beschikking om hun levensgeesten weer wat op te wekken, zonder ons direct te vergrijpen aan hun vrije wil, die hun leven uitmaakt. Dat dergelijke bomen echter niet met één bijlslag mogen worden geveld, zullen jullie hopelijk wel inzien!'
Hoofdstuk 19: De helse hemel bestorming barst los. Vredesgeesten in de hoogte. Verschrikkelijke wending voor de scharen der duisternis. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Ik zeg: 'Bekijk hen maar wat beter, je zult ze gemakkelijk herkennen.' Cypriaan neemt hen nu wat nauwkeuriger op en herkent al gauw Sahariël en Robert-Uraniël. Hij wil Mij hun namen noemen, maar Ik verbied het hem met het oog op Helena, omdat haar hart te teergevoelig is om, zonder er op te zijn voorbereid, de taak van haar gemaal op een naar haar idee zo gevaarlijk lijkende plek met de gewenste rust te kunnen aanzien. Cypriaan begrijpt deze wenk en zwijgt, maar Helena, die met haar gezicht tegen Mijn borst rust, vraagt Cypriaan toch of hij de twee engelen nog niet heeft herkend. Maar Cypriaan verontschuldigt zich heel verstandig: 'Jawel, maar ik heb nu te veel te zien, zodat ik geen tijd heb om je hun namen te noemen. Heb maar wat geduld, zij zullen toch wel spoedig hierheen komen.' Helena is daar tevreden mee en verbergt haar gezicht tegen Mijn borst vanwege de aangekondigde gruwelijke scènes uit de hel. Een steeds toenemend razen en tieren kondigt aan, dat de hel weer van plan is iets heel boosaardigs uit te voeren.
Hoofdstuk 18: Machten der duisternis. Helse boosaardigheid en hemelse waakzaamheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cypriaan treedt na Mijn waarschuwing meteen terug en zegt: 'O Heer, ik dank U voor Uw vaderlijke terechtwijzing! Zonder deze zou ik er tenslotte helemaal naar toe zijn getrokken, wat waarlijk rampzalig voor mij had kunnen worden. Nu begint de helse geschiedenis een totaal hopeloos aanzien te krijgen. Wel verdraaid, deze noordelijke streek krijgt nu een huiveringwekkend aanzien! Een donker gapende grot opent zich wijd tussen de steile wanden van een gebergte met ravijnen en gigantische kloven, waaruit zich een steeds dichter en duisterder wordende walm ontwikkelt. Ook hoor ik een onheilspellend gebulder als van een veraf woedende storm op zee. O, dat begint er heel bedenkelijk uit te zien! Nu zie ik helemaal bovenop het gebergte, boven de huiveringwekkende grot, twee engelen die er heel somber en ernstig uitzien. Wie mogen deze twee engelen wel zijn?'
Hoofdstuk 18: Machten der duisternis. Helse boosaardigheid en hemelse waakzaamheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] De franciscaan Cypriaan zegt bij zichzelf: 'O jij, hopeloze ellendeling! Wat heeft die toch voor lofwaardige ideeën! Kijk, kijk, ik heb toch altijd gedacht dat de geesten in de hel in hun afschuwelijke kwellingen een eeuwig brandend berouw over hun grote zonden voelen, zonder ooit enige hoop op verlossing te hebben. Maar zoals ik zie, ligt de zaak heel anders. Zij willen dat allemaal zelf, alleen maar om U, o Heer, hardnekkig te kunnen trotseren! Die kerels hebben alleen maar plezier in hun grenzeloze verstoktheid. Dat is werkelijk niet mis! Maar Heer, ik zou in Uw plaats zulke ellendelingen toch hun vreugde wellen beetje willen vergallen. O jullie grote schurken, wacht maar, deze vreugdebeker zal gevuld worden met gal, waaraan jullie je voor eeuwig kunnen laven!'
Hoofdstuk 17: Cado's waanzinnige helse trots. Vermetel plan van de hoofdman voor de omwenteling. De afgrond der hel opent zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Verder leest hij op de derde trede: 'Vraag je hart, of het innig kan liefhebben, of het God boven alles kan liefhebben zonder belang te stellen in iets anders dan in de liefde zelf. Vraag je hart of het omwille van God de broeder meer kan liefhebben dan zichzelf. Vraag je hart of het waarachtig en volkomen zuiver kan liefhebben. Kan het God liefhebben, omdat God nu eenmaal God is? En kan het zijn broeder omwille van God en uit zuivere liefde tot God, als een God liefhebben? Kan jouw hart dat, dan is jouw ontbinding ten einde en jijzelf staat volmaakt voor God, jouw Heer, Vader en Broeder!'
Hoofdstuk 7: Verslag over zijn onderwereld. De heilige inscripties op de treden van de piramide. Grote heilsleer en haar uitwerking op Robert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Ik zeg je: daar wordt de geest zelf in de materie begraven! En hier zie je zulke begraven geesten zonder tal. Elk graf herbergt zijn eigen geest, en het zijn zijn woorden, die je hier op de zwarte plaat hebt gelezen en nog kunt lezen op talloze andere. De nog levende geest kreunt en zucht vanuit zijn harde graf om verlossing. Zeg jij Me nu eens wat wij hier moeten doen.'
Hoofdstuk 2: Gevangenen van de materie. Hoe moeten zij verlost worden? Voorstel van de franciscaan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257  ...