Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 245 van 1490

...  233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258  ...
[5] Deze ziel begon, terwijl zij zich in de uitstralende levenssfeer van Adam bevond, meteen uit de uitstralende delen van Adam ofwel uit zijn overvloedige levensdamp, die haar zeer lief was, een lichaam te vormen volgens Mijn wil en Mijn orde, zoals heden ten dage zielen van gestorvenen dat nog plegen te doen als zij voor enige ogenblikken aan de mensen willen verschijnen. Binnen drie dagen was zij daar helemaal mee klaar.
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Zo is het ook met de rib waaruit Eva zogezegd zou afstammen! Deze rib is slechts een teken voor de zaak waar het om gaat, en dat is Adams innerlijke, krachtige liefdeleven. En de rib, als bescherming van dit leven, werd door Mozes in de Schrift ten eerste opgenomen omdat zij het leven beschermt, en zodoende, omdat zij een uiterlijk schild van het leven is, dat ook als beeld voorstelt; en ten tweede omdat later een goede, trouwe en liefdevolle vrouw ook als een bescherming, schild en beschutting van het leven van de man te beschouwen is en daarom symbolisch ook heel goed als een rib van de man gezien kan worden; en ten derde omdat de uitstralende levensether*(* Lorber schreef: ' Aussenlebensaether' , soms' Aussenlebenssphare ' , waarmee bedoeld wordt: een vanuit het lichaam (van mens, dier, plant, planeet) naar buiten tredend etherisch stralingsveld.) voor het innerlijke, natuurlijke leven van de zielook een geweldige bescherming is, zonder welke de mens geen tien seconden lang zou kunnen leven.
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Kijk, op die manier moet Mozes gelezen en met het natuurlijke verstand ook begrepen worden! Zeker is er ook nog een diepere, innerlijke, zuiver geestelijke betekenis, aan de hand waarvan de gehele scheppingsgeschiedenis voornamelijk gezien moet worden als het scheppende werk van God, waarin Hij de mensen zodanig wil vormen, dat zij zichzelf en Hem als hun Alles zullen erkennen en liefhebben. In die sfeer wandelt God geestelijk met Adam en leert Hij hem, geeft hem wetten, tuchtigt hem als hij faalt en zegent hem weer als Adam, of eigenlijk de eerste oermensheid van deze aarde, God erkent, liefheeft en binnen Zijn orde leeft.
Hoofdstuk 163: De viervoudige betekenis van de mozaïsche scheppingsgeschiedenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ten eerste: vanuit een zuiver natuurlijk perspectief, dat een noodzakelijk ontstaan laat zien in zekere perioden volgens de eeuwig onveranderlijke orde van God. Dit is een bron van kennis voor alle natuurwetenschappers en daaruit kunnen zij hun conclusies trekken, die onmogelijk anders dan zeer oppervlakkig kunnen zijn; langs deze weg kunnen zij behoorlijk veel ontdekken, maar daarbij toch nooit een vaste en betrouwbare grond onder hun voeten krijgen.
Hoofdstuk 163: De viervoudige betekenis van de mozaïsche scheppingsgeschiedenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ten tweede: zowel vanuit een natuurlijk als een geestelijk perspectief. Deze zienswijze, die eveneens de hoogste waarheid bevat, is voor de mensen die streven naar het welgevallen van God, de beste, omdat daar beide, zeg maar hand in hand, duidelijk in daad en uiterlijke verschijningsvorm zichtbaar en begrijpelijk worden. (n.b.: Op deze wijze is ook 'Gods Huishouding' gegeven)
Hoofdstuk 163: De viervoudige betekenis van de mozaïsche scheppingsgeschiedenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Toen onze Cornelius hiermee tevreden was gesteld, kwam meteen de oude, gewezen overste STAHAR naar Mij toe en zei: "Heer en Meester, wat wij allen nu uit Uw mond hebben vernomen, is een leer, die wij nu wel begrijpen, maar zal een ander die ook begrijpen als wij deze aan hem overbrengen? Wat hebben we met allemaal moeten vernemen, horen en zien om dat nu zelf te kunnen begrijpen; degenen echter aan wie wij dit nu moeten gaan vertellen, hebben vooraf nog niets vernomen, gehoord en gezien! Hoe zullen zij dat op de juiste wijze kunnen begrijpen?"
Hoofdstuk 164: De sleutel tot geestelijke geschriften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Zo is dan Eva voor wat betreft haar tere, lichamelijke wezen ontstaan uit Adams overvloedig uitstralende levensether; en omdat deze levensether zich verspreidt vanuit de omgeving van de ribben en de borstholte en de mens zodoende ver aan alle kanten omgeeft, kon Mozes, die heel goed om wist te gaan met de vergelijkende beeldspraak, Eva heel terecht uit een rib van Adam laten ontstaan, en door God de wond van Adam met het vlees van Eva laten toedekken of daardoor laten vervangen. Want Eva was immers het vlees dat uit de uitstralende levensether van Adam was ontstaan, waarmee God Adam dat, wat hij van zijn uitstralende levensether had afgestaan, vergoedde, en op die wijze de wond toedekte met het voor Adam hoogst aangename vlees van Eva, wat dan eigenlijk ook vlees van Adam was."
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] IK zeg: "Vriend, waar zaten dan je oren, toen Ik meteen in het begin zei en dit jullie zelfs als een gebod oplegde, dat hetgeen jullie gedurende deze nacht hier allemaal zouden zien en horen aan niemand anders verraden mocht worden?! Dit moet voor de hele wereld verborgen blijven! Wie in de geest waarachtig wedergeboren wordt, zal vanzelf alles begrijpen; wie echter werelds blijft denken, zou dit zo dwaas vinden dat hij er zich aan ergert als hij er iets van hoort. Daarom is het beter dat de wereld er niets van hoort; voor jullie is het, opdat je krachtiger wordt, noodzakelijk om de geheimen van het rijk van God begrijpen en dat is voldoende voor de hele wereld!
Hoofdstuk 164: De sleutel tot geestelijke geschriften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Wat jullie in Mijn naam moeten onderwijzen, weten jullie inmiddels voor het grootste deel; al het andere is voor jullie, die min of meer uitverkozen zijn tot leraren van het volk, een zegen opdat jullie zonder enige twijfel geloven dat Ik alleen van eeuwigheid Heer en Meester ben. Want als jullie het juiste en onwankelbare geloof hebben, dan zullen jullie ook gemakkelijk in jullie leerlingen het vaste en levende geloof wekken doordat je hun tevoren je eigen geloofskracht toont. Om deze echter in al haar kracht te kunnen laten zien, was het nodig dat jullie eerst overtuigd zouden zijn dat Ik uitgegaan ben van de Vader om in jullie vlees jullie allen de weg van het leven te tonen.
Hoofdstuk 164: De sleutel tot geestelijke geschriften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Koning OURAN gaat nu staan en vraagt Mij: "Heer, Meester en God! U weet waarom ik op reis ging! Wat ik zocht, heb ik ook gevonden. Deze vondst is voor mij een grote weldaad en zal dit vast en zeker voor iedereen zijn die hem net als ik zal gevonden hebben! Zonder lering kan niemand dit echter vinden! Het is daarom de vraag wie onderricht moet geven, en wat er voor nodig is om een kundig leraar van het volk te zijn! Moeten de leraren als boden van de ene plaats naar de andere reizen en van het ene land naar het andere trekken, of zou het soms beter zijn om voor het volk scholen op te richten, deze te voorzien van de beste leraren, en de mensen wettelijk voor te schrijven deze scholen te bezoeken? Heer en Meester en God, ik verzoek U genadig mij daar een richtlijn voor te geven; want ik wil en zal alles doen waarvan U wilt en wenst dat ik het zal doen!"
Hoofdstuk 164: De sleutel tot geestelijke geschriften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Wat de nacht moet verlichten en deze in de dag moet veranderen, moet zelf een licht zijn zoals de zon, die nu bijna opgaat. Als de zon echter donker zou zijn en zwart als steenkool, zou zij dan de aardse nacht wel in de heerlijke dag kunnen veranderen? Ik denk, dat zij dan de nacht nog zwarter en lichtlozer zou maken dan de nacht op zichzelf eerst al was.
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Mijn leer moet echter aan niemand opgedrongen worden, maar één of meer mensen uit zo'n gemeente moeten eerst over de onmetelijk grote voordelen van Mijn leer uit de hemelen horen. Als deze mensen de leer willen horen, moet deze hun kort en bondig verteld worden; willen zij dat echter niet of tonen zij weinig interesse, dan moet de hemelsbode meteen weer weggaan -want aan zwijnen moeten de kostbare parels nooit als voedsel.worden gegeven!
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Nu weet je hoe de uitbreiding van Mijn leer in Zijn werk moet gaan; maar van nu af aan mag je deze richtlijn van Mij met meer vergeten! Laat.overigens vooral dit heilige en heiligste werk maar over aan Mathaël en zijn vier metgezellen, want die weten nu precies wat zij met betrekking tot de uitbreiding van Mijn leer zullen moeten doen en regelen en zij zullen in hun hart ook steeds in gesprek blijven met Mij, hetgeen ook een noodzakelijke voorwaarde is voor de ware uitbreiding van Mijn leer.
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Want wie zijn broeders, hetzij hoog of laag, in Mijn naam onderwijst, moet niet uit eigen, maar altijd slechts uit Mijn bron putten! Hij zal met hoeven te denken: 'Wat zal ik zeggen als ik voor deze of gene het woord van de Heer kom verkondigen?', want op het juiste moment zal hem in het hart en op de tong gelegd worden wat hij moet zeggen.
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Wie echter deze genade ten deel valt, moet met aarzelen om dat luid te verkondigen omdat hij misschien angst, vrees of schroom heeft om een.machthebber mogelijkerwijs te beledigen of zelfs kwaad te maken! Want wie meer vrees voor de wereld heeft dan voor Mij, is Mij zeker niet waard en evenmin Mijn geringste genade, en is nooit geschikt om hemelsbode te zijn.
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258  ...