Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 246 van 1166

...  234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259  ...
[17] Dan zegt ZINKA tenslotte: "Daar is geen sprake van! Ook zul jij, met je bijzonder goede kennis en ervaring, niet genoodzaakt worden om zo'n krankzinnige daad uit te voeren want terwijl je sliep heeft Cyrenius al gezegd dat hij het beste met je voor had, -maar pas wanneer je zult inzien dat juist dat, wat je nu als waarheid ziet, de grootste onwaarheid is! Wees dus onbezorgd en aanvaard een betere leer, en dan zul je pas waarachtig en geheel en al gelukkig worden!"
Hoofdstuk 59: Zorels materialistische geloof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Evenzo is de wet die toeziet op de kuisheid en zedelijkheid zeer grof en ruw in elkaar gezet, zonder enige consideratie ten opzichte van de natuur, de tijd en de kracht van de mensen. Bedenk eens waaraan de mens -hetzij man of vrouw -staat blootgesteld! Vaak helemaal geen opvoeding, vaak één die nog slechter is dan helemaal geen! Hij gebruikt vaak spijzen en dranken die zijn bloed erg opwinden; vaak vindt hij gemakkelijk gelegenheid zijn sterke natuurlijke drift te bevredigen en bevredigt die ook. Maar de zaak komt uit en hij wordt als zondaar zonder enige consideratie bestraft, want hij heeft zo maar een goddelijk -voorschrift overtreden.
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] ZINKA zegt: "Vriend en broeder Zorel! Diep in mijn hart kan ik je geen ongelijk geven, maar ik moet je er wel bij zeggen, dat er nog heel bijzondere zaken zijn waarvan jij je nog helemaal geen voorstelling kunt maken. Pas als je daarachter zult komen, zul je zelf beseffen hoeveel goeds en waarachtigs er in je huidige voornaamste beweringen zit!"
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Met deze woorden gaat de in voddige lompen gehulde ZOREL bij Zinka weg, stapt op Mij toe en zegt: "Geëerde heer en meester der geneeskunde. Deze kleren die mijn armzalige lichaam bedekken, bestaan uit erbarmelijke lompen, maar zij bedekken in ieder geval de schaamte van een mens die het werkelijk betreurt onder deze vele mensen die dat willen of moeten zijn, ook een mens te zijn! Wij lijken weliswaar op elkaar, de kleding niet meegerekend, maar tussen onze bestaanswerelden schijnt een hemelsbreed verschil te liggen. .
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ik ben een mens die goed onderkent dat twee en twee samen met zeven, maar vier is! Zinka zei mij, dat u de man was die mij meer kennis zou kunnen bijbrengen dan die ik mij zelf heb eigen gemaakt en die mij, tenminste onder mijn geloofsgenoten, toch wel het stempel van het menszijn opdrukte. Ik heb mij echter nooit daarop voor laten staan en zal dat nog minder doen als u mij Op andere wijze wilt voorlichten. Zinka vertelde mij, dat alleen u daartoe rn staat zou zijn.
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Mensen, Iaat mij toch in alle rust mijn prooi verteren, ik doe jullie toch niets. Geef mij van jullie overvloed slechts zo veel dat ik mij datgene weer aan kan schaffen wat het kwade toeval mij ontnomen heeft, dan zullen jullie aan mij geen ondankbare bedelaar hebben! Als jullie mij echter zoals gebruikelijk helemaal niets willen geven, laat mij dan tenminste ongehinderd naar huis gaan opdat ik als een arme sater, natuurlijk via onwettige wegen, zoveel hout verzamelen kan dat ik mij een zeer gebrekkige hut kan bouwen, die in ieder geval niet slechter zal zijn dan die van een bever! Jullie zullen mij óf het een óf het ander hopelijk toestaan. Mij echter nog ellendiger maken dan ik al ben, zullen jullie toch wel niet doen! Maar als jullie zoiets met mij van plan zijn, dood mij dan liever meteen! Want ellendiger dan ik nu al ben, wil ik zeker niet worden en zijn! Want doden jullie mij niet, dan weet ik wat mij te doen staat! Ik zal mij zelf weten te doden!"
Hoofdstuk 59: Zorels materialistische geloof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De Joden zouden, als zij bij hun oorspronkelijke leer waren gebleven, eigenlijk nog de meest verstandige voorstelling hebben van een algemene oerkracht, die zij' Jehova' noemen; want zij hebben een leerstelling die luidt: 'Je mag je God onder geen enkele vorm voorstellen en je mag absoluut geen gesneden beeld van Hem maken!' Maar daar zijn zij helemaal van afgeweken en nu hebben zij hun synagogen en tempels vol met beelden en sieraden. Bovendien geloven zij aan de meest dwaze zaken en de priesters straffen al degenen onder hun aanhangers, die niet geloven wat zij leren. Zij noemen zich Gods dienaren en laten zich daarvoor enorm eren, maar als tegenprestatie kwellen zij de arme mensheid met alles wat zij maar kunnen bedenken. Moet ik soms onder zulke omstandigheden Jood worden? Nee, in der eeuwigheid niet!
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Omdat er bepaalde dingen zijn die ik prettig vind wanneer men die voor mij doet, moet ik ook van mijn naaste veronderstellen, dat hij het ook niet onprettig zal vinden wanneer ik iets voor hem doe wat hij op z'n minst prettig en aangenaam vindt! Als ik tot over mijn oren in de nood en de armoede zit, geen geld heb om mij ook maar het noodzakelijkste aan te schaffen, en op zoek ga en vraag, en op die vraag van niemand wat ontvang en pas ten langen leste ze!f neem wat ik nodig heb, -kan een wet mij dan daarvoor veroordelen?! Heb ik dan helemaal geen recht mij iets wat ik broodnodig heb toe te eigenen, terwijl onze sterke voorouders beslist geen zonde begingen door zich hele landen toe te eigenen?!
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] U heeft mijn principes gehoord, die beslist met zomaar lilt de lucht gegrepen zijn. Jammer genoeg waren zij voor mij een te concrete waarheld, maar als u mij daarvoor in de plaats iets beters kunt geven, doet u dat dan, dan laat ik graag mijn hele waarheidsrommeltje meteen van ganser harte varen! Ik weet weliswaar niet met welke eretitel ik u moet aanspreken, -maar Ik denk dat ook u een man der waarheid bent, en voor zulke mensen maakt het niets. Uit welke titel men hun geeft. Ik noem u 'Geëerde meester' en eer u als zodanig, hoewel ik U alleen maar van horen zeggen ken. Voldoet u echter daadwerkelijk aan mijn verwachtingen, dan zult u door mij aanbeden worden!
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Na een poosje antwoordt ZOREL: "Ja, ja, de heiland heeft helemaal gelijk! Ik zie mijn onzin nu heel helder en duidelijk in, en alles is zoals hij van mij gezegd heeft. Maar ik vraag me af hoe hij dat allemaal te weten is gekomen. Ja, het is allemaal waar, en jammer genoeg maar al te waar! Maar wat zal ik nu beginnen, wat zal ik nu doen?"
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Van deze rond trekkenden hebben ik en mijn kameraden dan ook steeds het grootste aantal van de overtollige kinderen opgekocht en hen op deze manier geholpen. De vaste Pontusbewoners noemen hen 'Zagani', wat zoveel betekent als' de verdrevenen' Het wemelt er van deze mensen; grote horden trekken er rond en hebben huis noch haard. Holen, gaten in de grond en holle bomen zijn gewoonlijk hun woning. Nu vraag ik je of men deze mensen niet reeds een grote weldaad bewijst door hun kinderen voor niets over te nemen en hen enigszins te verzorgen, Iaat staan wanneer men hen van de naakte en uitgehongerde ouders voor baargeld, kleding en brood afkoopt?
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Als je volgens mijn tot nu toe geldende manier van denken met elkaar vergelijkt hoe enige van deze mensen vroeger ellendige slaven van de grootste armoede waren en later door mijn toedoen goed verzorgde slaven van mensen werden, dan zul je gemakkelijk zien dat het ongeluk, dat ik volgens jouw uiteenzetting deze mensen aandeed, niet zo enorm groot is als jij het je voorstelt. Maar ook dat zou ik hun niet hebben aangedaan, wanneer ik voorheen zo gedacht zou hebben als nu.
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Het is toch voor een denkend mens een beetje vreemd wanneer hij honderdduizenden overigens welgevormde mensen uitermate onverzorgd, hongerig en naakt ziet rondtrekken en hen zelfs met de beste wil ter wereld niet kan helpen! Is het dan een wonder, vriend, als men bij de aanblik van die mensen aan het bestaan van een alwijze en zeer goede God een beetje begint te twijfelen?! En mijn eerdere opmerking over een wet die te nadrukkelijk de eigendom beschermt, zou bij de aanblik van zoveel ellende toch wel eens niet van alle grond ontbloot kunnen zijn!
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Zeg mij dan, als u dat schikt, in hoeverre mijn principes over de waarheld goed of verkeerd zijn! Zijn wij nu meer of minder mens dan de eerste met verstand begaafde wezens die deze aarde bewoond hebben? Omdat de mensen eens, ter bescherming van hun bezit, een wet bedacht hebben waarvan zij zeggen dat God die gegeven heeft, mag ik daarom nu als arme sater, die al vaak drie dagen lang geen hap te eten had en door er om te vragen ook niets kon krijgen, niet van de overvloed van een ander mens voldoende nemen om mij voor de hongerdood te bewaren? Iedere aardworm heeft toch wel het recht zich met. het bezit van anderen te verzadigen zonder daarvoor te moeten betalen, want hij is óók bewoner van deze aardbodem en moet dat helaas zijn omdat de machtige natuur dat nu eenmaal zo heeft ingesteld. Of heeft een mens soms, omdat hij geen goed stuk grond kon kopen, minder recht zich te verzadigen met de vruchten van de aarde die voor hem geschikt zijn, dan de vogels in de lucht, die toch allemaal uitgesproken dieven zijn? Ik vraag u, om mij hierop een goed antwoord te willen geven!"
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Want wat zou het een menselijke maatschappij baten als Ieder mens op zichzelf helemaal volmaakt zou zijn, maar zich steeds voor zijn buurman verborgen zou houden? Dan zou de een de ander gaan wantrouwen, en als er ook maar een mug om het hoofd van een totaalonschuldige buurman zou zoemen, zou men louter draken en olifanten zien! Maar als allen je nu leren kennen, wie je was en hoe je was, wat je gedaan en hoe je geleefd hebt, en als je je leven nu verbetert en iedereen ziet en hoort dat je een ander mens bent geworden, die volkomen inzicht heeft in zijn eerdere dwalingen en deze waarachtig en oprecht verafschuwt, dan zal ieder mens je ook met oprecht vertrouwen goedgunstig omarmen en je liefhebben, zoals de ene reine broeder de andere reine broeder liefheeft. Daarom moet hier tevoren alles over je bekend gemaakt worden aleer je effectief in een betere leer opgenomen kunt worden.
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259  ...