Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 246 van 1088

...  234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259  ...
[12] Van het visioen dat jullie hier gehad hebben, moeten jullie echter niemand iets zeggen voordat Ik zal zijn opgevaren, zoals Ik jullie nu bekend heb gemaakt; en zeg ook niets over wat Ik bij Caesarea Philippi heb verricht en hier beneden bij deze vissers! -En nu gaan we weer bergafwaarts naar het dorp van onze vissers! "
Hoofdstuk 236: De drie leerlingen verkeren met de geesten van Mozes en Elia. Gods geest in de mens als gids tot alle waarheid. (Ev.Matth. 17, 4-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Bij jullie komt weliswaar steeds opnieuw de oude vraag op waarom Ik Mezelf zoiets door de mensen laat aandoen. Maar ook daarover hebben jullie al meer dan voldoende onderricht gehad, laten we daarom nu naar het dal gaan naar onze broeders!'
Hoofdstuk 237: Incarnaties van Johannes de Doper (Ev. Matth. 17,10-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Terwijl we nog verder bergafwaarts gingen naar het dal vroeg PETRUS Mij nogmaals: 'Heer, het is toch wel een beetje merkwaardig met Elia. Hij was dus in volle ernst reeds driemaal op deze aarde en altijd -zeg -in het vlees?
Hoofdstuk 237: Incarnaties van Johannes de Doper (Ev. Matth. 17,10-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] De eerste twee keer als Sehel en later als Elia is hij niet gestorven maar onmiddellijk met geheel verheerlijkt lichaam naar de hemelen opgevaren, ofschoon hij evenals ook de laatste keer uit een vrouw ter wereld is gekomen; maar deze laatste keer moest hij werkelijk ontlichaamd worden. Wat is er met zijn vroegere twee lichamen gebeurd, en wat zal.er nu met dit lichaam gebeuren? Zal hij in Uw hemelrijk, als alles voltooid zal zijn, met drie lichamen rondlopen? Want er staat immers geschreven, dat op de jongste dag ook de lichamen op zullen staan en weer met hun zielen verenigd zullen worden! Hoe moeten we dat opvatten?
Hoofdstuk 237: Incarnaties van Johannes de Doper (Ev. Matth. 17,10-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] AZIONA kwam echter en zei: 'Heer en Meester, wilt U dan niet liever morgen in de vroegte weggaan dan nu in de avond?! Het is van hier naar iedere mij bekende plaats uren gaans en de nacht zal U inhalen voordat U bij een of andere plaats aankomt!"
Hoofdstuk 239: De zegen van de matigheid. De toebereiding van het vlees van onreine dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Aan de oever van de baai lag een dorp waar behoorlijk veel volk woonde en samenkwam; want het was een handelsplaats waar men het beste zout op de markt bracht, ook de zuiverste aardolie, hout voor de bouw, vaatwerk voor het koken en allerlei ander huishoudelijk gereedschap. Daarom was deze plaats zeer welvarend en werd steeds door veel mensen uit alle streken en plaatsen vaak bezocht; tevens was het de plaats waar Mijn leerlingen naartoe waren gegaan toen Ik hen een paar maanden geleden voor korte tijd voor Mij uitgestuurd had om de mensen op Mij voor te bereiden, en vanwaar Ik hen toen weer op wonderbaarlijke wijze naar Mij terugriep op de berg bij Kis; zodoende was Ik daar reeds min of meer bekend en Mijn leerlingen nog meer, die daar bij de zojuist vermelde gelegenheid verscheidene dagen hadden doorgebracht.
Hoofdstuk 239: De zegen van de matigheid. De toebereiding van het vlees van onreine dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] En toen we bij het volk kwamen werden we al gauw door veel mensen herkend; EEN van hen kwam er naar Mij toe, viel aan Mijn voeten (Matth, 17, 14) en zei: 'Heer, ontferm U over mijn zoon, hij heeft een ernstige ziekte; hij is maanziek zoals de artsen zeggen en daardoor valt hij vaak in het vuur en het water, wat hem veel lijden bezorgt! (Matth, 17, 15) Toen nog niet zo lang geleden Uw leerlingen hier waren en door oplegging van hun handen vele zeer ernstig zieken genezen hebben, bracht ik ook mijn zoon bij hen; maar zij konden hem niet helpen. " (Matth, 17, 16)
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Meteen stond de vader van de zieke zoon op, snelde naar zijn huis en bracht hem spoedig bij Mij. Toen de jongen bij Mij was, trok hij een erbarmelijk verwrongen gezicht; want de boze geest door wie de jongen bezeten was, ging nog een paar maal in hem tekeer terwijl hij voor Mij stond en stootte daarbij door de zeer verwrongen mond van de jongen enkele ernstige vloeken en verwensingen uit, die hier niet weergegeven hoeven worden. Ik bedreigde de boze geest streng en beval hem het lichaam van de jongen onmiddellijk te verlaten en af te dalen naar de hel. Toen ging de boze geest zichtbaar uit de knaap en de jongen werd meteen volledig gezond. (Matth, 17, 18)
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] En omdat het hem daar slecht beviel, begon hij in zichzelf te keren en dacht bij zichzelf 'Waarom moest ik dan een duivel worden? Daar was mijn slechte vraatzuchtige lijf schuld aan. Laat me nog een keer terugkeren in het goede nuchtere vlees van een onschuldige knaap, daarin zal ik dan tot een engel worden! En als het lichaam van de jongen ook maar de kleinste begeerte naar vraatzucht voelt, zal het door mij onmiddellijk getuchtigd worden!
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] En zie, omdat dit een heel ernstig besluit was van de weliswaar zeer slechte ziel, werd het haar in feite toegestaan. Het resultaat ervan is nu voor de knaap goed, en de vroeger zeer kwade ziel heeft nu voor zichzelf reeds een betere richting en al iets meer menselijks aangenomen. De rest zullen de uiterst kale en onherbergzame afgronden van de dalen op de maan doen!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[19] Maar DE MAN ging naar hen toe en zei heel ernstig: 'Hij is zeker niet krankzinnig, - maar wij zijn het, omdat wij zijn wijsheid helemaal niet kunnen vatten!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[22] IK zei: 'Ten eerste vanwege jullie ongeloof! Want Ik zeg jullie: Waarlijk, als jullie een vast geloof hebben zonder twijfels, al is het maar zo groot als een mosterdzaadje, dan kunnen jullie tegen deze hoge berg zeggen: 'Verhef je van hier naar de overkant van de zee!', en hij zal zich ook meteen verheffen, en jullie zal niets onmogelijk zijn! (Matth. 17,20) Maar deze soort verdwijnt alleen maar door bidden en vasten. (Matth. 17,21)
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[23] Toen jullie hier waren had de knaap nog niet de hoogste graad van vasten en bidden bereikt, zoals zijn bezitter dat verlangde. Maar nu is dat het geval en nu had de gelovigste van jullie hem ook uit kunnen drijven, ofschoon de geest zich zeker nog zeer hardnekkig betoond zou hebben. Maar nu was het zo beter. - Het wordt nu echter al avond, want de zon daalt reeds onder de horizon, laten we daarom naar het huis van de man gaan wiens zoon Ik genezen heb!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] De man hoorde dit, en was buitengewoon blij dat Ik besloten had om bij hem onderdak te nemen. Hij bereidde een avondmaal en was zeer vriendelijk tegen ons, alsook zijn hele huis. Maar hij raadde ons af naar Jeruzalem te gaan; want hij was daar onlangs geweest vanwege de handel en had maar al te duidelijk vernomen wat voor onverzoenlijke haat de Farizeeën vooral tegen Mij hadden.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zei: 'Dat is wel waar; maar het zijn grotendeels puur .handelslieden en die hebben ofwel weinig, of helemaal geen belangstelling voor ons. Daarom zullen we ergens anders naar toe gaan, waar niet zoveel handelslieden en wisselaars zijn."
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259  ...