17481 resultaten - Pagina 247 van 1166
... 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 ...
[1] Zorel staat er helemaal ontsteld en verbijsterd bij en pas na vrij lang zwijgen zegt hij: "Vriend, je kunt van mij aannemen dat als ik toen beseft en geweten zou hebben wat ik nu weet, ik alles eerder gedaan zou hebben dan slavenhandel drijven! Ik ben een staatsburger van Rome en naar mijn weten verbood nooit enige wet de slavenhandel. Deze is en was van oudsher toegestaan, en wat honderden wettig mochten doen, zou ik dat dan niet mogen? Zelfs Joden mogen kinderen kopen, vooral als zij kinderloos zijn, waarom andere beschaafde volken dan niet, waartoe de Egyptenaren toch zonder enige twijfel reeds sinds mensenheugenis behoorden, evenals de Perzen?! Men verkocht dus de meisjes niet aan een wild en ruw volk, maar aan het in ieder opzicht meest beschaafde van de nu bekende grote aarde, zodat men volkomen terecht kon verwachten dat daardoor het lot van zulke kinderen, die thuis een treurig bestaan hadden, niet verergerde, maar alleen maar zichtbaar verbeterde!Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Naar Perzië zijn er bij mijn weten niet veel gegaan, en die werden merendeels door Perzische kooplieden en allerlei kunstenaars opgekocht, waar zij bij mijn weten voor allerlei nuttig en goed werk gebruikt worden. Bovendien bestaat er in Perzië reeds lang een wijze wet waardoor alle slaven en slavinnen na tien jaar, als zij zich goed gedragen hebben, de volledige vrijheid krijgen en daarna kunnen doen wat zij willen. Zij kunnen daar blijven, zelf een beroep kiezen of ook naar huis gaan. Dus de naar Perzië verkochten kunnen werkelijk over weinig ongeluk spreken! Wel, dat het juist in Egypte met enigen wel eens niet zo best zou kunnen gaan, wil ik helemaal niet bestrijden, maar als we naar hun vaderland gaan zullen we er daar velen aantreffen die het als vrij mens beslist geen haar beter gaat dan die ongelukkigen in Egypte! Want in de eerste plaats hebben zij bijna niets te eten, zodat velen zich voeden met rauwe wortels die zij in de bossen zoeken, en velen zijn er die 's zomers en 's winters bij gebrek aan enige kleding geheel naakt rondtrekken en bedelen, stelen en waarzeggen. Sommigen van hen weten zich door bedelen of stelen een paar lompen te verschaffen; de meesten lukt dat niet en zij trekken daarom geheel naakt rond, steeds met een troep kinderen bij zich.
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Vriend, nu ken je mijn verantwoording en rechtvaardiging ten opzichte van het grootste verwijt dat je mij gemaakt hebt. Doe nu wat je wilt, maar vergeet met dat er een Zorel die de wereld heel goed kent, met gespannen boog voor je staat en ondanks de lompen die hem nu bedekken, voor geen enkele wijsheid te zeer terugschrikt! Maar verschaf mij nu betere redenen voor het feit dat alles wat bestaat volgens Gods wijsheid zo moet zijn als het is, dan zal ik verlicht ademhalen en je zeer dankbaar zijn! Want jij moet net zo goed als ik inzien dat er menselijk beschouwd op aarde veel onnodige ellende heerst met daarnaast vaak enkele mensen die in grote welstand leven! Waarom heeft nu juist de een alles - en honderdduizenden naast hem niets? Kortom, leg mij de ellende eens uit van al de Zaganen in Klein-Azië! Wie zijn zij, waar komen zij vandaan, en waarom moeten zij in zo'n eeuwige nood smachten?"
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Heer, U kent mijn plichten ten opzichte van de staat en mijn eed op alles wat mij heilig en dierbaar is! Wat moet ik in dit geval doen? Bij Mathaël en zijn vier gezellen was hun absolute bezetenheid een zekere bescherming tegen mijn harde plichten als opperrechter van de staat. Maar hier is helemaal niets dat de man beschermt tegen mijn plicht als rechter. Hij is een volmaakte booswicht! Ben ik hier niet verplicht mijn strenge taak te handhaven?"
Hoofdstuk 67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] De nieuwsgierigheid van de vrouwen was weliswaar groot, maar de uitwerking van Mijn woord was toch sterker en allen gingen in de tenten van Ouran, waar zij zolang moesten blijven tot men hen weer riep.
Hoofdstuk 68: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] ZOREL antwoordt tenslotte: "Wat moet ik dan nog zeggen? De goden mogen weten hoe, maar jij weet toch al alles wat ik vanaf de wieg heb gedaan, waarom moet ik jou dan nog meer vertellen? Ik zou best wat kunnen zeggen, maar waarom zou ik mij nog verder verdedigen? Zoals ik was en voor het grootste deel nog ben, zo gedroeg ik mij ook; want ik kon toch niet anders handelen dan mijn hart mij ingaf! Kunnen leeuwen of tijgers er iets aan doen dat zij wilde dieren zijn? Dat is nu eenmaal hun natuur, en zij zijn toch beslist niet door en door verkeerd, omdat zij zijn zoals zij zijn! Als zij slecht zijn, heeft alleen diegene schuld die hen zo geschapen en gemaakt heeft!
Hoofdstuk 68: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Het staat je echter zonder meer vrij alles hardop te vertellen wat ik tengevolge van mijn daartoe neigende aard gedaan heb; want meer dan doden kunnen jullie mij daarvoor niet, en de dood kan ik moedig in de holle, duistere ogen kijken, want daar ben ik niet bang voor! Daaruit kun je reeds opmaken dat ik geen groentje meer ben. Als je uit mijn ploertige leven soms nog een paar spectaculaire dingen bekend mochten zijn, kom daarmee dan maar voor de draad, want mij stoort nu allang niets ter wereld meer!
Hoofdstuk 68: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] CYRENIUS zegt: "Dat niet, o Heer en hoogste Meester van eeuwigheid, maar weet U, ouder gewoonte steekt er bij mij af en toe een klein stormpje op, als er ergens zo'n doortrapte booswicht opduikt! Maar U ziet wel hoe snel ik mij laat vermanen en daarbij mijn oude domheid ook meteen inzie! Nu verheug ik mij alweer op het verdere onderzoek, waar onze Johannes zeer bekwaam in schijnt te zijn! Maar daartoe behoort ook Johannes' wijsheid en zijn innerlijke doorzicht, natuurlijk geleid door Uw geest. Het mooiste is echter dat Zorel eigenlijk nog niets merkt van iets wonderbaarlijks, terwijl het hem toch zou moeten opvallen dat de wijze Johannes hem zijn gruwelijkste doodzonden uit alle landen waarin hij deze begaan heeft zo goed beschrijft, alsof hij overal oog en oorgetuige zou zijn geweest!"
Hoofdstuk 67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Je zult nu hopelijk oog hebben voor het hoogst onverstandige beschuldigen van deze nieuwe mens door een superslimme rechter, maar tevens misschien ook daarvoor dat ik, die nu pas uit een onbehouwen blok een nieuw mens aan het worden ben, voor al mijn slechte daden evenmin schuldig ben als de zoëven beschreven rotsblokmens! Als je geen domme rechter wilt zijn, berecht mij dan volgens de gerechtigheid van het zuivere verstand en niet volgens de wijze pretenties van je humeur! Wees een mens, zoals ook ik nu een mens ben!"
Hoofdstuk 70: Zorel rechtvaardigt zijn karakter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Overigens heb je met betrekking tot de vijf meisjes wat overdreven toen je er mij van beschuldigde alleen maar spijt om hen te gehad te hebben vanwege de aanmerkelijke winst die mij ontging door hun dood, die trouwens niet alleen maar te wijten was aan een geringe verkrachting, maar aan het weer optreden van een gevaarlijke kwaal. Ik zou zelfs ettelijke geloofwaardige getuigen op kunnen roepen die gehoord hebben dat ik Zeus vurig bad om de vijf meisjes voor mij te bewaren, en ik legde voor de goden een eed af dat ik de meisjes voor altijd als dochters bij mij zou houden als ze gezond zouden worden en in leven zouden blijven. Toen echter ondanks alle zorg, alle vijf in het verloop van dertig dagen toch stierven, was ik ontroostbaar en legde nogmaals een eed af geen meisjes meer aan te raken en geen slavenhandel meer te drijven. Daar hield ik mij tot op heden aan en juist daarom ben ik ook hierheen getrokken en heb ik mijn bezitting gekocht, waarmee ik door het vuur nu alles verloor wat ik mij ooit ergens verworven had. - Zeg jij nu eens of ik ook ditmaal onwaarheid heb gesproken!"
Hoofdstuk 68: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] ZOREL zegt: "Wat moet ik daarover zeggen? Gebeurd is gebeurd en dat kan niet meer ongedaan worden gemaakt! Nu zie ik van veel van mijn vroegere daden in dat ze erg verkeerd waren; maar wat heb ik aan dit inzicht? Je kunt het vergelijken met een tijger die men veranderd heeft in een verstandig mens, zodat hij kan zien wat voor bloedige gruweldaden hij heeft gepleegd; wat baat hem dat? Als hij het gebeurde ongedaan zou kunnen maken, zou hij zich daarvoor beslist alle mogelijke moeite getroosten; maar wat kon hij tijdens zijn bestaan als tijger eraan doen dat hij nu juist een tijger en geen lam was?! Op dat punt is ook het berouw over een kwade daad, en de beste wil om die weer volledig goed te maken, net zo nutteloos als de dwaze inspanning om van een vergane dag weer een komende dag te maken. Ik kan wel vanaf heden een heel ander en beter mens worden, maar daar waar ik een slecht mens was, kan ik mij onmogelijk beter maken dan ik was. Moet ik soms bittere tranen van smart plengen, omdat ik zoveel slechte daden heb begaan? Dat zou toch net zo belachelijk zijn als wanneer een mens geworden tijger de bitterste tranen van berouw zou willen vergieten, omdat hij vroeger een tijger was!"
Hoofdstuk 69: Zorel als moordenaar van zijn moeder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Ik bezat vanaf mijn geboorte een opvliegend karakter. In plaats van met een zachte en verstandige opvoeding verbetering daarin te brengen en mijn verstand zoveel mogelijk te ontwikkelen, trachtte men mij met alle straffen die er maar zijn te verbeteren. Mijn ouders waren steeds mijn grootste kwelgeesten! Als zij verstand met goede wil hadden laten samengaan dan zouden zij van mij een engel der Joden hebben kunnen maken; maar met die vele straffen werd ik een tijger! En bij wie ligt de schuld dat ik een tijger werd? Ten eerste kreeg ik voordat ik verwekt en geboren werd geen gelegenheid om wijzere ouders uit te zoeken, en ten tweede was ik na mijn geboorte zeker nog lange tijd geen Plato of Frygius en helemaal geen Socrates, en daarom kon ik mijzelf niet opvoeden! Maar wat had er dan moeten gebeuren om van mij een goed mens en geen tijger te maken?
Hoofdstuk 70: Zorel rechtvaardigt zijn karakter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] CYRENIUS die het verweer van Zorel met grote aandacht heeft aangehoord, zei tegen Mij: "Heer, ik moet hier openlijk toegeven dat deze man een heel merkwaardig wezen is! Het lijkt wel of hij nu zelfs de wijze Johannes behoorlijk aan het nadenken heeft gezet. Kortom, ik bijvoorbeeld zou nu helemaal aan het eind van mijn Latijn zijn en als rechter hem van al zijn schuld moeten vrijpleiten.
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Het is mij echter welonbegrijpelijk waar deze man, die in zijn daden zo'n grote ellendeling was, zo'n overtuigende scherpzinnigheid heeft opgedaan.. Dat mensen, zoals bijvoorbeeld overste Stahar en ook Zinka: heel scherpzinnig hun voordeel konden spreken voor zij nader met U kennis hadden gemaakt, is begrijpelijk, want dat zijn echt geleerde mensen en zij hebben in veel andere zaken grote ervaring; maar deze mens was altijd ~ een boef.van.het zuiverste water, -en dan toch deze scherpzinnigheid! Ah, zoiets heb ik in mijn hele leven nog niet meegemaakt! O Heer, zeg mij toch hoe deze mens daaraan gekomen kan zijn.'
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kijk, ik heb je nu niet geoordeeld, maar je alleen maar getoond wat je hierna moet doen, en mijn woord oordeelde niet hard over je en mijn manier van spreken was mild! Neem mijn woorden ter harte, dan sta ik als vriend met mijn leven ervoor in dat je daar beslist nooit in der eeuwigheid berouw over zult hebben!"
Hoofdstuk 72: Johannes geeft Zorel advies zijn leven te beteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)