Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 247 van 1088

...  235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260  ...
[8] Maar IK zei: 'Ik ben niet alleen maar gekomen om jullie zieken te genezen, maar veeleer om jullie te verkondigen dat het rijk Gods dicht bij jullie is gekomen, zoals Ik dat niet zo lang geleden al eens gedaan heb; maar toen hadden jullie daar niet zoveel aandacht voor omdat Jullie Mij van Nazareth kenden, en nu verwachten jullie er helemaal niets van! Daarom blijf Ik ook niet bij jullie en genees Ik jullie. zieken ook niet! Ga naar je artsen, die zullen wel raad weten met jullie zieken!
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Daarop verlieten ze haastig de oever en snelden naar hun zieken, waarvan er sommigen onmiddellijk fris en gezond werden. Maar degenen die niet echt in hun hart geloofden, legden hun zieken tevergeefs de handen op en liepen weer naar de oever om met Mij te overleggen waar het aan ontbrak, omdat hun niet lukte wat toch enkelen van hun buren wel gelukt was. Ik was echter niet meer ter plaatse, maar al ver weg en wel naar een plaats waar Petrus zijn vissershut had, niet ver van Kapérnaum:
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onze vermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ook het schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een groot aantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want op deze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over het algemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veel Grieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steeds doorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel en stonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goede zaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toe te gaan en er verder voor te zorgen.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Toen wij onze reis door noordelijk Galilea beëindigd hadden, vroegen DE LEERLINGEN Mij: 'Heer, we zijn nu een paar maanden lang in Opper Galilea rondgetrokken van plaats naar plaats en bijna van huis tot huis en hebben Uw leer gepredikt; velen hebben deze met veel liefde en geloof aangenomen en zich zo van het heidendom tot het jodendom bekeerd. We zijn nu bijna klaar met Galilea; wat moeten of wat zullen we nu beginnen? Moeten we soms naar het U en ons vijandig gezinde Judea trekken of naar Iturea, Trachonitis of Klein-Palestina?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zei: 'Wanneer jullie de mensen Mijn woord onderwijzen, spreken jullie goed en verstandig; maar wanneer jullie hierover of over de domste dingen van de wereld met Mij praten, dan zijn jullie net als de heel gewone mensen, en denken en praten jullie zoals zij! Als Mijn tijd komt, de tijd van Mijn lijden dat Ik jullie nu al meerdere malen heb voorspeld, dan zal hij er ook onherroepelijk zijn; maar zolang die tijd er niet is, kunnen we honderd maal naar Jeruzalem en Bethlehem gaan, en niemand zal de hand aan ons slaan! -Hebben jullie Mij begrepen?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] IK zei: 'ik heb jullie toch al bij de oude Romein Marcus en nog eens bij de arme vissers meegedeeld, en ook al eerder toen we naar Caesarea gingen, wat er met Mij vanaf nu over ongeveer een paar jaar in Jeruzalem zal gebeuren. Waarom vragen jullie er nu dan toch weer naar? Ja, jullie hebben er een grote angst voor en daarom vragen jullie vanwege je angst; maar opdat jullie zielen zich daaraan zullen wennen zeg Ik jullie nu weer:
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] En IK zei daarop: 'Amen, zo is het; want wie niet zelf helemaal door en door geestelijk levend is, kan voor de ander niet het volle eeuwige leven veilig stellen! Daarom ben Ik naar deze wereld gekomen om dat door woord en daad te bewerkstelligen, en daarom moet ook dit geschieden. Want ook Mijn lichaam is nu nog evengoed sterfelijk als dat van jullie; maar daardoor zal het onsterfelijk worden, en daarna zal Ik ook voor jullie het volste eeuwige leven volkomen veilig kunnen stellen. - Hebben jullie dat nu begrepen?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Daarom ging DE TOLLENAAR, die ons goed kende naar Petrus en zei: 'Betaalt jullie Meester de tolpenning gewoonlijk niet?" (Matth. 17,24)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen zei IK verder: 'Dus zijn wij als kinderen vrijgesteld! (Matth. 17,26) Maar om deze hebzuchtigen niet te ergeren, en omdat jij volgens de verzekering van je familieleden ook thuis absoluut geen geld bezit, moet je een stevige vishaak nemen, naar de zee gaan en de haak uitwerpen; de eerste vis die je naar boven haalt moet je nemen; als je zijn bek opendoet zul je er een stater in vinden! Neem deze, breng hem weg en geef hem aan de tollenaar voor Mij en jou!" (Matth. 17,27)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] En IK zei: "De Romeinen in Kapérnaum vermaakten zich ermee om staters in de zee te werpen naar hun scheepsjongens die heel goed kunnen zwemmen, en deze moesten ze er dan uithalen. Maar deze werd door onze zalm gepakt en die kauwde er een poos op. Maar omdat het metaal niet fijn te kauwen is en daarom ook niet verslonden kon worden, bleef het in de bek van de vis vastkleven; en Petrus ving juist deze vraatzuchtige zalm des te gemakkelijker omdat hij zeer vraatzuchtig was. Het wonderbaarlijke voor mensen hieraan is alleen, dat Ik dat wist. -Maar zie nu dat we wijn en brood krijgen en daarbij de vis!'
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Toen we zo aten en dronken en uiteindelijk zeer opgewekt waren, wat ongeveer een uur lang duurde, stonden SOMMIGE LEERLINGEN van hun stoel op, kwamen naar Mij toe en vroegen Me: 'Heer!. U hebt ons nu veel verteld over de eigenlijke hoedanigheid van het hemelrijk en dat daar verschillende niveaus van eeuwige gelukzaligheid bestaan, waarvan er sommige het dichtst bij God staan, andere verder verwijderd zijn van God en weer andere in zekere zin het verst afstaan van de genadezon. Wij vonden dat heel juist en in overeenstemming met ieder zuiver verstand; want ook in de hemelen moeten er verschillen zijn, zowel wat de vorm betreft alsook de verschillende niveaus van zaligheid en zaligen. We zouden nu echter graag van U willen horen wie dan later ooit in Uw hemelen de eerste zal zijn en zoals men zegt de grootste, natuurlijk na God:" (Matth. .18, 1)
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] In feite moet dat als volgt opgevat worden: leder mens op deze wereld heeft noodzakelijk een tweevoudige liefde en een daaruit voortkomende begeerte. De ene is materieel en moet dat ook zijn; want zonder deze liefde zou niemand de aarde bewerken en zou ook niemand zich een vrouw nemen. En opdat de mens op deze aarde dat ook doet, moet hij ook een materiële, naar buiten gerichte liefde en begeerte hebben die hem tot deze activiteit beweegt en draagt. Worden deze liefde en begeerte voor de buitenwereld te machtig, dan ergert ze de hele mens en doet de ziel verkommeren, omdat ze teveel naar buiten wordt gedrongen in de materie. Dan is het hoog tijd om zich sterk te vermannen en zich met vaste wil los te maken van deze liefde en begeerte en enkel en alleen datgene wat louter van de geest is uit alle macht na te streven. Is dat het geval, dan is dat alleen ook voldoende om Gods rijk te bereiken, ofschoon men anders volgens de juiste orde der dingen beide zaken wel moet doen vanwege de naastenliefde.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Onder het uitrukken van het oog en het wegwerpen ervan is het werelds verstand van de mens te verstaan. Dit is een oog van de zielom de dingen van de wereld te bekijken en te beoordelen, en ze te vergelijken met de dingen van de geest. Als dit te zeer de richting van de wereld uitgaat en zich geheel afkeert van datgene wat van de geest is, ergert dat de ziel zeer omdat ze daardoor ook geheel in de materie opgaat, en dan is het hoog tijd om geheel van de puur wereldse wijsheid af te zien en het denken alleen te richten op hetgeen met God, de geest en de ziel te maken heeft, omwille van de hemel.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Ik denk dat jullie het nu wel begrepen zullen hebben, en als Ik later weer eens dit onderwerp aanroer, moeten jullie niet meer naar de betekenis van zulke onderwijzende beelden vragen die Ik met opzet zo verhuld geef, omdat ze puur voor de ziel zijn, die nu bij ieder mens op deze aarde ook door het vlees verhuld is voor het lichamelijke oog! Want een leer die de hele mens betreft is heel anders dan een leer die alleen de ziel aangaat. Begrijpen jullie dit nu allemaal?'
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zei: 'Dat zal Ik doen wanneer dat nodig is; maar wanneer Ik jullie eigen denkkracht sterker en jullie ziel actiever wil. maken, onthul Ik de beelden niet meteen. Want wie een goede leraar wil zijn moet zijn lessen zo aanbieden, dat zijn leerlingen daarbij steeds veel te denken en te zoeken hebben, anders maakt hij hen tot luie, trage zoekers naar allerlei waarheden.
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260  ...