Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 247 van 1112

...  235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260  ...
[10] Wel, als de ware wonderdoeners, die vanuit Gods geest te werk gaan zich dan ook nog met jullie zouden willen verenigen, zou jullie instituut, dat gebaseerd is op het bedriegen van mensen, inderdaad totaal onoverwinnelijk zijn en jullie zouden dan al spoedig heer en meester zijn over alle wereldse schatten van deze aarde. Maar de ware wonderdoeners zijn, zoals ze in het verleden waren en ook in de toekomst altijd zullen blijven altijd de grootste vijanden van alle bedrog en leugen geweest en zullen zich daarom ook nooit met jullie verenigen, maar jullie overal ontmaskeren en de volkeren alle voorzieningen tonen van jullie instituut, dat vanuit jullie standpunt bekeken zo prijzenswaardig is! Daardoor zullen jullie verwachtingen, die er zo mooi groen uitzien, maar al te gauw verwelken en voor niemand meer enige waarde hebben. Zul je dan ook nog beweren dat jullie bedrieglijke wonderinstituut zo gemoedelijk en eendrachtig samen kan gaan met de werkelijke wonderdoeners die vanuit God werken? Zie, ik alleen zou al heel goed in staat zijn om jullie instituut met een enkel wonder dermate krachteloos te maken, dat voortaan zeker geen enkel mens meer, op zoek naar hulp, bij jullie zijn toevlucht zou nemen! -Geloof je wat ik zeg, of geloof je me niet?"
Hoofdstuk 51: Ware en valse wonderdoeners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Jij beschikt, tenminste naar je eigen woorden, over een bijzondere kracht en bent misschien zelf wel degene die dit wonder heeft verricht, en je kunt misschien ook zomaar slechts door woord en wil doden tot leven wekken, zoals nu tot onze stad het gerucht van een Nazarener is doorgedrongen die zoiets ten aanschouwe van iedereen heel goed kon, wat ik ook helemaal niet zo zeer betwijfel; want mensen zijn innerlijk geesten van zeer verschillende grootte, en zo is er regelmatig iemand die hetzij uit zichzelf of door toeval iets uitvindt waarvan miljoenen vóór hem, miljoenen tijdens zijn leven en erna, geen enkele notie hebben, en hij voert het uit en brengt daardoor vaak de halve aardbol in grote verbazing. En dan is het juist weer ons instituut, dat met geen goud te betalen is, dat zulke uitvinders opzoekt en alles in het werk stelt om hen voor zich te winnen, en ervoor te zorgen dat hun afzonderlijke uitvindingen de gehele mensheid ten goede komen!
Hoofdstuk 53: Roclus rechtvaardigt het stichten van de orde der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] ROCLUS gaat naar hen toe en begint als volgt tegen hen te spreken: 'ik heb het van te voren al gedacht, toen die jongen mij zei dat ik naar de Nazarener moest gaan, dat hij zich dan vooral zou richten op de vernietiging van ons instituut tot heil van het volk; vooral daarmee schijnt de wonderen verrichtende Nazarener de meeste moeite te hebben! Maar hij zal ons toch niet al te gemakkelijk in het nauw drijven met al zijn theosofische frasen!
Hoofdstuk 63: Roclus en zijn metgezellen overleggen met elkaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Op dat ogenblik was de rots, die in totaal een inhoud van meer dan tienduizend kubieke vadem had, tot op de bodem van de zee opgelost, zodat er niet alleen geen spoor van over bleef, maar er ook op die plaats niets te merken was van enige troebelheid in het water. Wel zagen allen met grote verbazing op die plek een sterke golfslag, die natuurlijk ontstond doordat het water dat voorheen die grote rots omgaf, in de holle ruimte stortte en van nu af aan een ononderbroken watermassa vormde.
Hoofdstuk 65: Ruban richt zich tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Als zulke mensen bij jullie komen wanneer hun onheil is overkomen, geef hun dan geen gehoor; want hulp zal hun hart niet beter maken, integendeel: ze zullen daarna nog voorzichtiger en slimmer handelen voor hun goudzakken. Ze zullen jullie echter uitlachen en bespotten en jullie hulp als lege blaaskakerij betitelen en jullie uitschelden voor luie opscheppers en bedriegers! Jullie moeten je daar niet mee inlaten; want Gods kracht die door jullie werkt, moet alleen in woorden en daden diegenen ten goede komen die zich dit waardig hebben gemaakt in de volle deemoed van hun hart!
Hoofdstuk 66: Raad en toespraak van de Heer, gericht aan de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Dat is toch zeker een enorme leugen, groter en dommer kan men er zich geen voorstellen; maar de ouders hebben daarbij zeker de beste bedoeling om door zulke puur uit de lucht gegrepen verhalen hun kleintjes te behoeden voor onkuise gedachten en ze op die manier fris en gezond naar lichaam en ziel naar de volwassenheid te leiden, en dat zal toch hopelijk niet onjuist zijn?! En zo ben ik dan ook van mening dat een leugen, waar niet in het minst een slechte bedoeling aan ten grondslag ligt, maar vaak, voor zover wij als mensen kunnen beoordelen, alleen maar een bijzonder goede intentie, eerder als deugd dan als zonde gezien moet worden!
Hoofdstuk 67: Roclus probeert zijn onwaarachtigheid tegenover de Heer te rechtvaardigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Voor een God is het mogelijk om hier ook een nieuwe wereld te scheppen; want hij heeft de centrale levensdraden in zich, en het kan niet anders dan dat hij hiermee alle wezens en alle elementen van de gehele natuur volkomen in zijn macht moet hebben. Hij hoeft maar iets vast te willen en het moet zich dan volgens zijn allerhelderste en hoogst volmaakte intelligentie vormen. Archimedes, 'n grote wijze, die met heel wat krachten vertrouwd was, zei: 'Geef me een vast punt boven de aarde, en ik licht de hele wereld uit haar voegen!' Dat was weliswaar een stoutmoedig, maar toch een groot woord; maar het zou hem wel zwaar gevallen zijn om met zijn schroefhefbomen de hele aarde uit haar voegen te lichten.
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] ROCLUS zegt: "Neen, neen, dat is hij niet! Ten eerste is hij daar veel te jong voor; dertig jaar, -hoe komen jullie daarbij!? Deze jongen is amper zestien! En ten tweede hebben we de hoogst eigen bekentenis van de jongen zelf! Zijn moedwilligheid is wel een beetje erg, maar van een leugen is bij hem absoluut geen sprake, dat garandeer ik jullie, -geen spoortje van een leugen is bij hem; want zo goed heb ik hem welleren kennen! Oprecht is hij zonder meer, soms ook wel een beetje ondeugend, wat we vanwege zijn jeugdige leeftijd graag door de vingers willen zien, te meer daar hij zo'n prachtige jongen is als ik in mijn leven nog nooit heb gezien! Men zou bijna denken dat hij een verkleed erg mooi meisje is; maar soms ziet hij me er toch veel te ernstig uit, zodat ik hem dan ook ondanks zijn zeer vrouwelijke schoonheid toch voor een mannelijk persoon moet houden. Ook is hij veel te wijs voor een meisje; want meisjes, ook al zijn ze nog zo mooi, zijn altijd een beetje dom en kunnen zich nooit en te nimmer tot de wijsheid van een man verheffen. Maar hij bezit een heel bijzondere wijsheid, waar iemand zoals wij niet mee kan wedijveren. Dit alles bewijst echter ook dat hij niet de Nazarener zelf, maar een echte dienaar van hem is. Laat hij ons bij de Nazarener brengen!"
Hoofdstuk 56: De Essenen gissen naar de persoon van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (RAPHAËL:) 'Het is wel waar dat jij over de beroemde Nazarener een heleboel hebt gehoord wat je ongelooflijk toescheen, en dat je graag een ontmoeting met Hem had gehad als het zonder al te veel moeite mogelijk was geweest; maar dat je er bepaald moeite voor gedaan hebt, is niet zo, en je dacht bij jezelf: 'Wij hebben toch al enkele broeders naar hem toegestuurd en zij zullen ons wel berichten wat hij onderwijst en doet!' Maar die hebben zich vervolgens volledig van jullie afgescheiden en zijn Zijn leerlingen geworden en hebben aan jullie helemaal geen verslag over Hem uitgebracht, en dat verontrustte jullie een beetje en pas daardoor zijn jullie van dag tot dag nieuwsgieriger geworden om de Nazarener persoonlijk te leren kennen.
Hoofdstuk 59: Raphaël onthult wat Roclus diep in zijn hart over de Heer denkt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] ROCLUS spreekt nu de zeer verlegen klinkende woorden: 'Ja, vriend, dat is allemaal zeer mooi en zeer verheven! Ja, ja, er ligt een -hoe zal ik het zeggen -een grote waardigheid in en het is een onmenselijk grote eer om aan de machtigste en meest verheven mens van de hele aarde voorgesteld te worden! Ja, ja, dat is het! Maar als zo'n volmaakt goddelijk mens naast al zijn ondoorgrondelijke vermogens om wonderen te verrichten ook het zeldzame vermogen bezit om mensen zoals wij geheel en al te doorzien en aan een mens, zoals ik, meteen in 't openbaar zijn hele levensloop te vertellen, -weet je, dan is het in 't geheel niet aangenaam meer om met zo'n Godmens kennis te maken! En ik zou nu liever weg willen lopen dan nog langer hier te blijven! Bovendien is het al bijna avond geworden, en thuis hebben wij vandaag nog heel wat werk te doen, -en jij zult ons daarom wel willen verontschuldigen als ik nu jouw overigens zeer gewaardeerde aanbod afwijs, dat wil zeggen, als het niet per se noodzakelijk is dat wij met de beroemdste aller beroemden kennis maken. Natuurlijk, als jij het als iets goeds en noodzakelijks voor ons beschouwt en het wilt, dan spreekt het vanzelf dat wij ons tegenover jou, als onze in geestelijk opzicht grootste weldoener, zeker niet afwijzend zullen gedragen; maar eerlijk gezegd vind ik het op het moment werkelijk niet erg aangenaam om iemand die qua macht en wijsheid zo immens groot is zo dicht onder ogen te komen, omdat men zich naast zo iemand maar al te zeer volkomen in het niets voelt zinken! Men wordt een duizendvoudig niets, terwijl de tegenpartij met zijn ondoorgrondelijke alles-in-alles in dit al-zijn alleen maar steeds meer aan kracht wint. Zo'n gevoel van niets te zijn doet zeer en doet het hart pijn; daarom verheug ik me er dan nu ook niet meer zo geweldig op om voor het aangezicht van de beroemde Nazarener geplaatst te worden."
Hoofdstuk 59: Raphaël onthult wat Roclus diep in zijn hart over de Heer denkt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Men moet zich eens een volk voorstellen dat diep verstrikt is geraakt in een hoogst absurd en duister bijgeloof! Daar zullen enkele woorden, ook al bevatten ze nog zoveel licht, en zelfs verscheidene tekenen, al zijn die nog zo opvallend, nauwelijks enig licht brengen! Zo 'n volk wordt dan nog duisterder en boosaardiger, en zal juist in aanwezigheid van het licht een grote vijand ervan blijken te zijn, waarna het dan pas echt duister wordt bij zo'n dierlijk volk.
Hoofdstuk 68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Als ze dan iemand die tegen hen of liever tegen de tempel zondigt, om een geheime reden welwillend gezind zijn, geven ze hem het onechte vervloekte water te drinken. Maar als iemand hun te veel in de weg heeft gelegd, kan hij bij de eerste de beste gelegenheid met het echte vloekwater zijn dorst voor alle eeuwigheid lessen. Dat de Farizeeën dit zowel in Jeruzalem doen alsook in andere plaatsen, is nu toch wel bij alle mensen met een beetje ontwikkeling zo'n bekend feit dat dit vrijwel niemand meer verbaast. Ik vraag me echter af, hoe een echt waarheidslicht deze Farizeese nacht dan kan verlichten?
Hoofdstuk 68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En zoals het bij de Farizeeën is, is het overal waar van priesterdom sprake is. Ook al zullen alle mensen.een waar licht aannemen. omdat.zij het weldadige ervan snel en gemakkelijk inzien, dan zullen de priesters zich daar toch met alle middelen en uit alle macht tegen verzetten en het niet aannemen, omdat zij door pure hoogmoed en heerszucht zo blind zijn dat zij helemaal niet in staat zijn om de weldaad van het zuivere waarheidslicht te onderkennen.
Hoofdstuk 68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Mijn persoon hoeft zich daarom helemaal niet binnen de muren van jullie klooster te bevinden, maar alleen Mijn woord en Mijn naam -en niet alleen maar als naam geschreven en door koude onverschillig uitgesproken woorden, maar in daden vol geloof en volliefde voor God en de naaste -, dan zal Ik midden onder jullie zijn, en wat jullie dan zullen willen in Mijn naam, dat zal ook geschieden, en zo zullen. jullie nog grotere werken verrichten dan Ik.
Hoofdstuk 69: De ware levensweg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Het innerlijk leven is liefde, dus een vuur met alle warmte. Als dit vuur gevoed wordt door de inwerking van iets wat zelf vuur in zich heeft, zoals het vuur van een haard gevoed wordt doordat men er goed brandhout aan toevoegt, dan zal het levendiger gaan branden, het wordt steeds warmer en levendiger en krijgt meer aandacht voor wat er brandt. De vlammen worden dichter, het vuur lichter, en de ziel zal spoedig veellicht krijgen over iets wat haar eerder geheelonbekend was. Daardoor wordt de liefde voor de zaak steeds groter en groter, en men houdt niet op tot men deze door en door kent en het helemaal duidelijk is wat men er aan heeft en wat er allemaal in opgesloten zit. Dat gebeurt echter alleen, wanneer de liefde voor de zaak steeds groter en intensiever wordt.
Hoofdstuk 61: Het inzichtelijk vermogen van de liefde. De ontoereikendheid van rede en verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260  ...