17481 resultaten - Pagina 248 van 1166
... 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 ...
[7] CYRENIUS zegt: "Jouw akker is niet van jou, maar van degene, voor wiens geld je deze gekocht hebt. Daarom zullen wij hem verkopen, de bezitter of zijn kinderen het geld overhandigen en pas dan kun je mijn dienaar zijn!"Hoofdstuk 75: Cyrenius ontfermt zich over Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] ZOREL zegt: "Geëerde heer en gebieder! Uw wil is wet! Alles van u is genade voor mij, maar laat mij alstublieft niet alleen en neem mij in uw dienst! Zoals ik mijn oude lompen voor altijd heb uitgetrokken, zo zal ik ook mijn slechte, oude mens afdanken en een heel ander mens worden! Dat kunt u van mij aannemen! Zo slecht als ik was, zo goed wil ik weer worden, om tijdens de mij eventueel nog resterende tijd van mijn leven dat, wat ik allemaal aan kwaad heb aangericht, enigszins goed te maken.
Hoofdstuk 75: Cyrenius ontfermt zich over Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Vóór de extatische slaap zou hij echter ook niet met zo'n gerichte scherpzinnigheid gesproken hebben, maar door deze slaap heeft zijn geest een zekere nawerking in zijn ziel achtergelaten en daarom geeft deze nu zo'n scherpe kritiek. Die scherpzinnigheid zou echter al gauw weer verloren gaan als hij hierna weer terug zou vallen in de oude levenssfeer. Deze behandeling maakt hem echter steeds scherper van oordeel, hetgeen Ik ook speciaal terwille van Mijn leerlingen toelaat opdat zij bij deze gelegenheid i.ets kunnen proeven van de grootst denkbare scherpzinnigheid van het menselijke, wereldse verstand, hetgeen zeer heilzaam voor hen is. Want hoewel zij zeer deemoedige mensen zijn en een hart bezitten dat al erg verstandig is, hebben zij toch zo nu en dan wat zelfgenoegzame gedachten, en ten opzichte daarvan is zo'n mens een voortreffelijke steen des aanstoots.
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] ZOREL zegt: "Ah, op die manier kan er met mij gepraat worden. Dat klonk echt menselijk, en ik zal mij alle moeite getroosten datgene te doen wat je mij als mens, maar niet als rechter, zult zeggen. Beste vriend! Ik ken mijzelf nu precies, mijn binnenste levenskern schijnt nu juist niet de slechtste te zijn, maar mijn buitenkant is over het algemeen slecht! Als het mogelijk zou zijn dit lichaam met zijn slechte ziele aanhangsels helemaal uit te trekken en de inwendige levenskern met een betere vleesmassa te omhullen, dan zou ik een prima mens zijn, maar met mijn huidige lichaamsgesteldheid is niets aan te vangen! Ik ben nu natuurlijk niet meer zo'n erge booswicht als ik was, maar mijn vlees is nooit te vertrouwen. Het blijft toch merkwaardig dat al mijn daden, ook al zagen ze er nog zo boosaardig uit, buiten mijn wil om gebeuren! Ik werd er steeds als toevallig met de haren bijgesleept; wat ik eigenlijk wilde was het tegendeel van wat gebeurde! Hoe komt dat?"
Hoofdstuk 73: De zucht naar kennis en de zucht naar genot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Binnen enige ogenblikken is ZOREL weer bij ons en zegt tegen Cyrenius: 'Geëerde heer! Niet meer onze waardeloze goden, maar de ene, ware en eeuwig levende God lone het u! U heeft nu een naakt, arm mens bekleed en dat is een edel werk, dat ik helemaal niet waard ben! Maar als er een waarachtig, almachtig en wijs God is wiens kinderen, of op z'n minst wiens werken wij allen zijn, Die ons ook met weldaden overlaadt die wij niet waard zijn, en waarvoor wij Hem ook alleen maar kunnen danken en verder niets, zo sta ik nu ook voor u, geëerde heer en gebieder: "uit het diepst van mijn hart kan ik u slechts danken en verder niets doen! Als u mij echter als één van uw minste dienaars wilt aannemen, dan schenk ik u daarvoor mijn akker!"
Hoofdstuk 75: Cyrenius ontfermt zich over Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Als ik ooit een mens had kunnen ontmoeten die mij over recht en onrecht zo goed voorgelicht zou hebben als die Johannes daar, dan zou ik nooit zo diep in alle zonde gezonken zijn; maar nu moest ik altijd met mijn eigen verstand te rade gaan! Hoe ver ik het echter met mijn grote intelligentie gebracht heb, weet u, en ik hoef voor u mijn grote schande niet meer te herhalen. Wees mij daarom van nu af aan genadig en barmhartig, want in het vervolg zult u geen gelegenheid meer krijgen ontevreden over mij te zijn. Ik bezit verscheidene vaardigheden en ik ben zeer ervaren in schrijven en rekenen, en de geschiedenis der volkeren tot op heden is mij niet onbekend. Alles van Herodotus * (*een Griekse geschiedschrijver) is mij vertrouwd; ook de kroniek van de Joden, Perzen en de oude Babyloniërs is mij niet onbekend. Daarom zult u mij wel ergens kunnen gebruiken""
Hoofdstuk 75: Cyrenius ontfermt zich over Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] ZOREL zegt: "Het is met mij buitengewoon goed gegaan, wat je aan mijn kleding wel kunt zien, want als je eenmaal in het bezit bent van een behoorlijk hemd en toga en een Griekse mantel van blauwe merinos om je schouders draagt, dan gaat het je aards gezien toch zeker uitstekend! Wat evenwel het geestelijke welzijn en welbevinden betreft, zeg ik je dat dat nog heel onbehaaglijk aanvoelt! Als God zou willen dat ik er geestelijk net zo in het nieuw gekleed bij zou lopen als nu lichamelijk, dan zou het mij zeker beter gaan, maar dat zal zijn tijd nog wel nodig hebben!
Hoofdstuk 76: Het geheim van het innerlijke geestesleven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Vriend, één vraag zul je mij echter wel toestaan en die luidt: "Jullie zijn mensen zoals ik, jullie zijn van vlees en bloed en hebben dezelfde zintuigen als wij allemaal. Jij hebt mij echter bewijzen gegeven van een geestkracht, die alles wat ik tot op heden heb meegemaakt, hemelhoog en ver overtreft! Nu is mijn vraag, hoe je daaraan kwam. Wie heeft jou en je vrienden dat geleerd? Hoe kwamen jullie daartoe?"
Hoofdstuk 76: Het geheim van het innerlijke geestesleven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dit is de enige beweegreden waarom ik wens jouw volmaaktheid te bereiken. Laten de eisen die daardoor aan mijn leven gesteld worden, zijn wat zij willen, ik zal ze zeker nakomen, want als ik wat wil is geen offer mij te zwaar! Het wordt gebracht, zelfs ten koste van mijn lichamelijke leven! Want welke waarde kan een leven hebben als het uit enkelonvolmaaktheden is opgebouwd?! Met de onvolmaaktheid kan men niets volmaakts bereiken, -waarlijk, naar iets onvolmaakts verlang ik beslist niet meer!
Hoofdstuk 77: Zorels besluit om zich te verbeteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Je zei echter dat een ander mens, vol van de geest van God, mij over datgene wat ik doen moet zal leren; jij kent hem, -wijs hem aan, opdat ik naar hem toe kan gaan en de middelen kan vragen voor het opwekken van mijn geest!"
Hoofdstuk 77: Zorels besluit om zich te verbeteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] ZOREL zegt: "Sinds mijn ontwaken had ik reeds bij mijzelf het vermoeden dat deze timmermanszoon uit Nazareth, waarover men mij eerder vertelde, wat meer moet zijn dan alleen maar een mens. Uiteindelijk blijkt dus waar te zijn wat ik tot nu toe slechts vaag vermoedde! Het is trouwens uiterst merkwaardig, dat juist deze mens mij zo erg bekend voorkomt! Hoe werd hij toch zo volmaakt? Kun jij mij daar iets over vertellen?"
Hoofdstuk 77: Zorels besluit om zich te verbeteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kom daarom nu bij Mij, dan zal Ik je tonen wat Mijn leerling je niet kon tonen, namelijk de enige ware weg van het leven en de liefde en de ware wijsheid uit de liefde!"
Hoofdstuk 78: De weg naar het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Aan jullie werken en daden zal men herkennen dat jullie allen Mijn leerlingen zijn! Want het is gemakkelijker juist te prediken, dan juist te doen. Wat voor nut heeft het woord als zodanig, als het niet levend wordt door de daad? Wat heb je aan de mooiste gedachten en ideeën, als de kracht je ontbreekt deze ooit in praktijk te brengen?! Ook heb je niets aan mooie en ware woorden als je ze zelf niet eens vóór alles uit wilt voeren. Alleen het werk heeft waarde; gedachten, ideeën en woorden zijn waardeloos als zij niet hoe dan ook ten uitvoer worden gebracht. Daarom moet ieder die goed preekt, zelf ook goed handelen, -anders is zijn prediking niet meer waard dan een lege dop!"
Hoofdstuk 78: De weg naar het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] ZOREL zegt: "Ik vind de les die je mij nu hebt gegeven heel wijs, waarachtig en goed. Het moet allemaal wel zo zijn, anders zou je mij niet mijn meest verborgen daden als uit een boek hebben kunnen voorlezen. Het is dus zeker dat men als mens een nauwelijks voor te stellen volmaaktheid kan verwachten, en deze overtuiging geeft mij thans de meeste voldoening. Ik verlang ook helemaal met naar een volmaaktheid zoals ik die nu bij jou heb waargenomen, om bij andere soortgelijke gelegenheden arme zondaars hun begane zonden voor te schotelen, maar ik zou die toestand willen bereiken terwille van de menselijke volmaaktheid zelf, om daardoor mijzelf een ware troost voor het leven te bezorgen en mij zo in stilte over mijzelf te verheugen! Ik wil nooit leraar of de een of andere rechter zijn, ook al is die nog zo zachtzinnig; als volmaakt mens wil ik slechts dienstbaar zijn, opdat in het vervolg geen mens door mijn domheid enig nadeel zal ondervinden.
Hoofdstuk 77: Zorels besluit om zich te verbeteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Hierna weet ZOREL echter van eerbied nauwelijks wat hij moet denken en doen. Want deze laatste mededeling laat hem geen twijfel over de volkomen aanwezigheid van God in Mij en daarom wordt hij door de steeds groeiende eerbied steeds moedelozer en banger. Na enige tijd diep nagedacht te hebben zegt hij: "Vriend! Hoe meer ik jouw woorden overdenk en bedenk, des te moeilijker wordt het mij naar Hem toe te gaan om Hem, terwijl ik Zijn genade het minst waardig ben, te vragen of Hij Zelf mij de lichte weg wil wijzen naar het leven! Het is op de man af gezegd, voor mij nu bijna onmogelijk naar Hem toe te gaan, want er stroomt mij uit Hem een bepaalde heiligheid tegemoet die steeds maar tegen mij zegt: "'Ga terug, onwaardige! Doe eerst jarenlang boete en.kom dan pas om te zien of je de zoom van Mijn kleed kunt aanraken! ' Zeg mij waar die bultengewone vrees vandaan komt die mijn gehele wezen doordringt!"
Hoofdstuk 77: Zorels besluit om zich te verbeteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)