Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 250 van 1490

...  238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263  ...
[5] Hij geloofde aan een soort verre, almachtige god, van wie oorspronkelijk alle dingen afkomstig zijn. Maar deze god had ontelbare machtige dienaren en knechten, zichtbare en onzichtbare. Sommigen moesten er heersen over zon, maan en alle sterren, een deel over de aardbodem, een deel over het water, een deel over het vuur en zo verder, een deel over het gras, over bomen en struiken, een deel over de wateren boven en onder de aarde, een deel over de metalen een deel over de vogels in de lucht, een deel over alle dieren in het water en een deel over alle dieren die op de aarde lopen en kruipen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Ik zeg jullie, van alles wat je op deze wereld slechts in je geheugen hebt opgenomen, zal in het hiernamaals geen jota overblijven; alle dorre, wereldse geleerden verschijnen dan ook in het hiernamaals als doven, blinden en stommen; zij weten helemaal niets en kunnen zich niets herinneren. Niet zelden komen zij daar zonder enig begrip aan, zoals een kind op deze wereld uit het moederlichaam komt. Zij moeten daar alles vanaf de eerste beginselen opnieuw gaan leren en ondervinden, omdat zij anders in eeuwigheid doof, blind en stom zouden blijven en alleen maar een vaag gevoel van het bestaan zouden hebben, zonder echter te voelen dat zij het zijn, die reeds op aarde bestonden. Dat moet hun allereerst bij stukjes en beetjes op zinvolle wijze bijgebracht worden.
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Deze onzichtbare dienaren en vaak zichtbare knechten moesten door de stervelingen steeds in hoge eer gehouden worden door gehoorzaamheid aan en strenge navolging van de wetten die zij bij tijd en wijle aan de mensen gaven. Ongehoorzaamheid straften zij steeds heel gevoelig met allerlei plagen, die zij over de ongehoorzame mensen lieten komen die hen niet respecteerden, hun wetten niet navolgden en die zich als mensen onderling ook onvriendelijk gedroegen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Kortom, deze zoon van hAbi was de eerste bestuurder van dat toenmalige volkje, en tevens de eerste priester die het zo goed en zo kwaad als dat ging enig begrip van god en andere geestelijke wezens bijbracht, en hij was in rechte lijn in de zesde generatie een afstammeling van Kaïn en in de zevende van Adam.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Dit volk, dat echt gelukkig was, versperde alle mogelijke toegangen tot hun land op zodanige wijze, dat zelfs de wilde dieren van buiten vrijwel onmogelijk nadeel konden berokkenen aan de rijke kudden van dit naar alle kanten uitgestrekte, grote land, dat vijfmaal zo groot was als het Beloofde Land. Om dezelfde reden drong er ook tot op dit uur geen vijand van buiten door in de groene streken van dit land, hoewel het volk zich tot op heden reeds ver over de oude grenzen uitbreidde. De grenzen van ieder nieuw grondbezit versperde dit volk ook zodanig, dat het voor een vijand niet gemakkelijk zou zijn via deze grenzen het land binnen te dringen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] In deze omgeving bleven de vluchtelingen ongeveer anderhalf jaar. Ondanks hun jacht op verscheurende dieren kregen zij de omgeving niet gezuiverd. Aan het eind van de bovengenoemde periode braken zij op en trokken langs de Nijl in noordelijke richting, de gehele stroom volgend, verder, kwamen na een paar weken tot aan de stroomversnellingen, die men nu van Egypte uit de tweede noemt. Daar kostte het hun veel moeite en werk om verder te kunnen trekken.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Aan de Egyptische kant, waar de laatste uitlopers van het Komrahaigebergte heel steil beginnen, bezitten zij één enkele uitweg. Het is een verschrikkelijk nauwe pas, die vier uur gaans lang is, met veel bochten waardoor men kan verdwalen, en die merendeels onderaards uitmondt in het bovenste deel van Egypte, en door een zeer smalle grot voert. Die uitweg is echter pas ten tijde van Mozes door de inboorlingen gevonden, en wel door vluchtelingen die als grote misdadigers tegen de staat voor de gevreesde straf op de vlucht waren. Toen men hen achtervolgde, vluchtten zij in een rotshol om zich daar te verbergen. Toen zij, bewapend met pijl en boog, ongeveer vijfhonderd pas in het hol doordrongen, ontdekten zij in de tegenovergestelde richting daglicht en gingen daar haastig op af; zij bereikten het al gauw en waren erg blij dat zij hun achtervolgers zo gelukkig ontkomen waren. Toen zij aan deze kant in een open vlakte aankwamen die zij eerder nog nooit gezien hadden, sloten zij meteen de uitgang met stenen af om te voorkomen dat hun achtervolgers ook maar ooit in dit wijde, mooie, vrije landschap zouden kunnen komen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Aan de rechter oever van de Nijl zouden zij wel gemakkelijker vooruit gekomen zijn, maar zij bevonden zich op de linker oever en daar bevinden zich in deze streek veel spleten, en het wemelt er van allerlei ongedierte dat de mensen niet bepaald vriendelijk gezind is. Zij wilden omdat er geen eind kwam aan de ongemakken van deze tocht, alweer omkeren en naar de vroegere omgeving teruggaan, toen hun een grote kudde runderen en schapen achterop kwam, die eveneens naar het noorden trok. Deze gebeurtenis gaf hun de indruk dat hun achtervolgers hen op het spoor waren gekomen. Zij begaven zich toen op weg en trokken zo goed en zo kwaad dat ging verder, en bereikten na een zware dagreis eindelijk een mooie, grote en buitengewoon vruchtbare streek.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] In deze nieuwe omgeving zocht het gezelschap zich eerst voorlopig de best mogelijke plaats uit, versterkte die en vestigde zich daar. Het was een mooie, vlakke heuvel aan de Nijl, die rijkelijk begroeid was met dadels, vijgen en mooie palmen; behalve enkele apen was er geen spoor van enig ander verscheurend gedierte te bekennen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Hier vermenigvuldigden deze mensen zich en binnen enige honderden jaren waren zij een belangrijk volk dat zich alle vrije kudden toeëigende, en hutten en zelfs dorpen bouwde, en een heel goed leven leidde. Allen hadden zij het geloof en de zeden en gewoonten die de zoon van hAbi had ingesteld.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[19] Van daaruit kwam dit volk in de loop van de tijd ook in aanraking met de Egyptenaren, die later erg veel moeite deden om deze eerste zwarte mensen te onderwerpen, wat hun echter toch niet geheel wilde lukken. Het waren ook de eerste geheel zwarte mensen die de Egyptenaren te zien kregen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[20] Aanvankelijk hielden de Egyptenaren deze mensen voor grote apen; pas toen zij merkten dat deze mensen zelfs een taal spraken die bijna helemaal gelijk was aan die van hen, begonnen zij hen voor echte mensen aan te zien en kochten runderen en schapen van hen, en daarvoor leerden deze zwarten van de Egyptenaren allerlei kunsten en wetenschappen die zij zeer goed konden gebruiken, speciaal het maken van metalen, waarvan zij tot dan nog geen kennis bezaten.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[23] En kijk, deze ziener uit Noua Bia zal met een zeer aanzienlijk gezelschap nog voor de middag hier in de omgeving van Caesarea Philippi aankomen; wij zullen er daarom een bode naar toe sturen om hen hierheen te brengen! Zij zijn op een groot aantal kamelen hierheen gekomen en hebben veel schatten meegebracht, en zullen alles wat zij hier voor hun onderhoud nodig hebben met goud en edelstenen betalen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[24] Marcus, let jij er dus op dat deze Nubiërs heel goed verzorgd worden! Want toen jij Mij gisteravond vroeg om gedurende deze dag nog bij je te blijven, willigde Ik je wens in en bleef, terwijl Ik anders vandaag al voor zonsopgang met Mijn leerlingen deze karavaan, die Mij zoekt, tegemoet gegaan zou zijn. Ik bleef echter, en dit blijven zal je huis vandaag nog veel werk bezorgen; maar je zult ervoor beloond worden."
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kijk, zo gingen ongeveer duizend jaar geleden deze zwarten op de vlucht en de oorzaak daarvan was een hervorming van de wetten, die zeker ten tijde van Mozes niet meer helemaal overeenstemden met die van voor de zondvloed! De oude leider die op de vlucht ging, wilde de oude zeden en gewoonten weer nieuw leven inblazen. Hij stootte daarbij echter alleen maar op vijanden, die hem samen met zijn aanhang verschrikkelijk, begonnen te vervolgen, zodat hem tenslotte niets anders overbleef dan te vluchten voor de blinde, fanatieke overmacht van zoveel vijanden.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263  ...