Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 250 van 728

...  238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263  ...
[9] Na de derde bliksem kwam er echter snel een bijzonder mooie jongeman de kamer binnen, boog diep voor Mij en zei met een lieflijke maar toch mannelijk flinke stem: 'Heer, U riep mij, hier ben ik om Uw heilige wil uit te voeren!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Rafaël zei: 'Ik heb echter nog nooit zwaar werk verricht omdat ieder werk, ook al komt dat jou nog zo zwaar voor, voor mij heellicht is. Het komende zal je daarvan wel overtuigen!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Allen vroegen Mij echter of ze mee mochten gaan, en Ik stond hun dat toe. En zo gingen we vlug de berg af en waren al gauw bij onze slavenhandelaars, waaromheen zich al veel volk had verzameld om de arme slaven en hun verkopers aan te gapen.
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Daarop zei de leider van de handelaars: 'De koop is gesloten, want met goden kun je gemakkelijk zaken doen. Laat alle slaven vrij, want we hebben nu de beste koop gesloten! Dat onze slaven er niet slecht vanaf komen, daar ben ik al bij voorbaat van overtuigd. Zelf hebben we echter de grootste winst gemaakt, want wij hebben daarmee bij God het eeuwige leven gekocht. Metgezellen, zijn jullie het daar allemaal mee eens?'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Ik zei: 'O nee, de geboeide mensen neem Ik wel aan, maar zelf blijven jullie nog drie dagen hier, echter niet op eigen kosten, want voor jullie zal Ik tijdelijk en eeuwig degene zijn die betaalt!'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Op dit ogenblik gaf Ik Rafaël weer een teken om de gevangenen te bevrijden en zij waren ogenblikkelijk vrij en volledig gekleed, terwijl zij voordien naakt waren. Deze plotselinge bevrijding van de jonge slaven veroorzaakte echter om begrijpelijke redenen een ongekend grote sensatie en de leider van de handelaars, die zijn ogen niet geloofde, ging naar hen toe en voelde met zijn handen aan de nu goed geklede slaven en ontdekte dat hun kleding uit volkomen echte kledingstof was vervaardigd en dat het werkelijk zijn eigen slaven waren.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De volkeren in het gebied ten Noorden van de Pontus hebben ook een soort geloofsleer, maar die is natuurlijk uitermate gebrekkig; en deze is helemaal in handen van bepaalde waarzeggers die volkomen afgezonderd van de rest van het volk leven, hun eigen gronden en talrijke kuddes hebben, en merendeels in de bergen in moeilijk toegankelijke hooggelegen dalen wonen. Deze waarzeggers stammen merendeels van de Indiërs af en bezitten derhalve kennis van allerlei magie en toverij, maar zij gaan evenwel nooit of slechts hoogst zelden naar de grote volkeren die in de uitgestrekte laagvlaktes wonen; die zijn echter wijd en zijd met hen bekend en gaan bij aangelegenheden die voor hen belangrijk zijn, naar de genoemde waarzeggers om zich door hen de toekomst te laten voorspellen, natuurlijk tegen niet geringe offers. Bij die gelegenheden vertellen deze wijzen uit de bergen de vragers zo nu en dan ook over hogere en machtige onzichtbare wezens, die hen en alle elementen beheersen, en dat juist zij, de wijzen van de bergen, hun naaste dienaren zijn en heersen over de lagere natuurmachten. Dat verbaast de domme pelgrims natuurlijk altijd in hoge mate, vooral als zo'n waarzegger ook nog een toverkunstje voor hen ten beste geeft.
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Voor zij echter met hun koopwaar uit hun land vertrokken, raadpleegden zij ook een waarzegger of zij geluk zouden hebben met hun handel. En hij zei met een heel ernstig gezicht: ' Als jullie geen bliksem zullen zien en geen donder zullen horen, zullen jullie je waar wel aan de man brengen.' Dat was alles wat de waarzegger tegen hen zei. De slavenhandelaars beschouwden dat als een goede voorspelling, omdat zij dachten dat er zo laat in het jaar wel geen onweer meer zou komen. Maar deze geweldige bliksem met die hevige donderslag heeft hen nu uit de droom geholpen, en nu staan ze radeloos beneden aan de berg. Maar voor wij naar beneden gaan, zullen er nog een paar van die bliksems volgen, waardoor onze slavenhandelaars nog meer schrik wordt aangejaagd, en wij gemakkelijker met hen kunnen praten!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De leider van de handelaars zei: 'Als u ze van mij wilt kopen, dan laat ik u zien dat ik daartoe het recht heb; koopt u ze echter niet, dan zeg ik u, als u dat wilt, pas voor de landvoogd dat ik daartoe het recht heb. Vroeger ben ik immers zelf als slaaf verkocht, maar mijn heer, die ik trouw diende, schonk mij daarna de vrijheid en veel geld. Ik ging weer naar mijn geboorteland en handel nu zelf met dezelfde koopwaar als waarmee ikzelf twintig jaar geleden een ander moest dienen. Als slaaf ben ik gelukkig geworden, waarom zij dan niet?! Bovendien is dat in onze landen al een heel oud gebruik en onze wijzen hebben ons daarover nog nooit ter verantwoording geroepen. Wij zondigen daardoor niet tegen de wetten van ons land en voor die van uw land betalen wij een losgeld; dus hoeven WIJ ons voor ons goede recht tegenover niemand te verantwoorden!'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen hief hij zijn handen omhoog en zei (de slavenhandelaar): 'Pas nu besef ik duidelijk dat jullie echt in de handen van goden zijn! Maar vragen ook jullie hun om jullie genadig te zijn! Zodra jullie echter helemaal gelukkig zijn, denk dan aan jullie ouders thuis, die in een onbarmhartig land wonen en met veel moeite en arbeid moeten zorgen voor de karige, schrale kost voor hun lichaam en in armoedige en zeer erbarmelijke hutten van leem en stro wonen! Vergaar allerlei kennis en kom dan weer naar ons, opdat het door jullie dan ook bij ons ooit licht en goed wordt, want van nu af aan moeten er geen mensen meer uit onze landen weggevoerd en verkocht worden!'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Rafaël zei: 'Ik ben geen God, maar slechts door de genade van God Zijn dienaar! Ik kan uit mijzelf net zo weinig als jij, maar als de almachtige wil van God mij doordringt, kan ik alles en dan is niets mij onmogelijk. Wat ben je echter van plan met de tweehonderd slaven die je nog thuis hebt, omdat ze voor de handel nog niet voldoende zijn vetgemest?'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ribram zei: 'Weetje dat ook al, almachtige jongen?! Wat kan ik nu anders doen dan hen opvoeden tot nuttige en goede mensen en ze verder als mijn eigen kinderen beschouwen! Jou wil ik echter vragen of je mij ook voor hen kleren wilt verschaffen, die ik dan voor hen mee zal nemen.'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Dat stelde Hibram volkomen tevreden en zijn metgezellen eveneens, en allen bedankten hem en nog meer Mij, de Heer, want al deze handelaars beseften nu, dat Ik alleen de Heer was. Daarna dachten zij echter aan het tamelijk grote aantal wagens en karren - die natuurlijk niet te vergelijken waren met de wagens uit deze tijd - en de al erg vermoeide trekdieren.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Daarmee waren allen uitermate tevreden en de bevrijde slaven wisten van blijdschap niet wat ze doen moesten. Allen wilden nu naar Mij toegaan en Mij bedanken. Omdat zij echter vanwege hun grote aantal niet tegelijk de ruimte daarvoor hadden, stelden zij zich heel ordelijk op in een kring om Mij heen en vroegen Mij in hun taal of Ik naar hen wilde kijken en luisteren. Toen keek Ik hen allen vriendelijk aan en gaf hun een teken dat ze nu konden spreken.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Wij bleven echter achter en keken aan de kant van de weg naar de vele naderende kooplieden en handelaars, die met allerlei waren, dieren en vruchten over de grote weg naar de stad trokken.
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263  ...