Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 251 van 1490

...  239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264  ...
[4] Die vlucht was dus een profetisch voorteken voor het ontvangen van een hoger licht en was dan ook ten tijde van Mozes voor de betere nakomelingen van Kaïn een teken, dat in deze tijd ook voor hen een licht der verlossing zou opgaan. De zwarten zullen weliswaar niet net als de kinderen van Abraham de oude bron van Jacob helemaal bereiken, maar als zij daarnaar verlangen, zullen zij het heerlijke water daarvan toch te drinken krijgen.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Toen deze, een ROMEIN in hart en nieren, bij Mij kwam, zei hij: "Allerhoogste Zoon van de zeer verheven Zeus! Wat gebiedt U mij dat ik doen moet? Ik ben weliswaar hoogst onwaardig om van U een opdracht te ontvangen -de Zoon van de hoogste God beveelt slechts de goden die onder hem staan, en die de vorsten der aarde, en die hun hoogste veldheren, en die dan pas hun oversten en hoofdmannen, en die dan pas hun slaven, die wij de hoge eer hebben te zijn -; maar U, Allerhoogste, wilt hier een uitzondering maken en daarom vraag ik U om Uw heilige bevelen!"
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Vlug ging de reeds grijs geworden krijgsman op weg, zat ook meteen al in volle wapenrusting op zijn Arabische paard en galoppeerde pijlsnel naar de aangegeven plaats. Een stofwolk in de verte was in zekere zin een betrouwbaar teken dat de grote karavaan de aangeduide plaats naderde. Onze bode was binnen enkele ogenblikken ter plekke en wachtte nog een kwartier op de definitieve aankomst van de grote karavaan. Wij konden deze zien als wij om de hoek van het huis keken, want het was tot daar nog geen half uur gaans.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Toen de aanvoerder bij de kommandant van de wacht kwam, die tot de tanden bewapend was, hield deze hem tegen en vroeg hem eerst volgens Romeins oorlogsgebruik, waarheen hij van plan was te gaan en wat hem in zijn vaderland tot deze reis had doen besluiten.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ik had zevenmaal hetzelfde visioen; in dit visioen zag ik steeds maar deze omgeving in een onbeschrijflijk licht. Een kleine groep mensen met witte en bruine huidskleur stonden reeds in dit grote licht en straalden zelf als zonnen. Maar temidden van deze lichtmensen stond er één, die meer licht uitstraalde dan honderdduizend zonnen! Al het licht kwam van hem; ja, ik had bij mijzelf het gevoel alsof de hele oneindigheid vol was van zijn onmetelijke licht! Maar hoe onbeschrijflijk helder zijn licht ook was, het deed toch geen pijn zoals bij ons het veel zwakkere licht van de zon dat doet.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Aan het eind van het visioen, dat iedere keer hetzelfde was, hoorde ik steeds duidelijk zeggen: 'Ga daar heen, jij zwarte man, daar zal ook jouw nacht verlicht worden! ' Ik vertelde het aan al mijn zwarte broeders en zusters, en wij besloten helemaal vanuit Nouabia deze reis te ondernemen, en wij zijn nu reeds bijna drie maanden onderweg
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Toen Mijn JARAH de pikzwarte gezichten met de letterlijk bloedrode lippen en zeer witte ogen zag schrok zij behoorlijk en zei: "O Heer, doen deze wezens niemand kwaad? Zij zien er toch wel ontzettend zwart uit! Ik heb al wel Moren gezien, maar zo ontzettend zwart als deze nog geen! Wat een sterk gebit hebben ze! Waarlijk, Heer, als ik niet bij U was, zou ik ontzettend bang worden! Van zo'n zwarte man houden, zou een opgaaf zijn voor een teergevoelig meisjeshart!"
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] JARAH zegt: "Maar daar zal ik vast niet veel van begrijpen, want de Oud-Egyptische taal is mij volkomen duister en een andere taal kennen deze zwarten niet!"
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Op Mijn vraag, die Ik in de Joodse taal gesteld had, gaf de AANVOERDER ook in onze taal het volgende antwoord: "U, die voor mij de meest naamloze en verhevenste mens van deze aarde bent, vergeef mij, arme, zwakke halfmens, dat ik het waag om schuchter op te merken, dat ik in u dezelfde persoon herken, die ik vier maanden geleden in zeven overeenkomstige visioenen in een onbeschrijfelijk stralend licht heb gezien, en die ik ook bijna tot aan het einde van de wereld zocht, en die ik met een diep bewogen hart nu ook geloof in werkelijkheid te hebben gevonden! Zeer verhevene, zou u mij niet willen vertellen of deze herkenning van mij juist is?"
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Het zou je weinig helpen als Ik ja of nee zou zeggen; je moet het zelf ontdekken! Zoek, dan zal het je wel duidelijk worden! Nu je zo ver bent gekomen, zul je ook wel verder komen; maar je moet het zelf ernstig en vastberaden willen! Iedere les van buitenaf heeft geen zin als zij niet tegelijkertijd van binnenuit wordt verkregen. Kijk, je spreekt nu goed Joods! Kun je je herinneren datje ooit ergens deze taal geleerd hebt? Vraag ook aan je metgezellen, die nu ook deze taal goed verstaan, of zij deze taal ooit hebben geleerd! Ga en overtuig je!"
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] De AANVOERDER buigt en zegt: "Verhevenste mens der mensen! U heeft absoluut gelijk, maar wij kunnen de moed niet opbrengen met onze zeer onheilige voeten deze heilige aarde te betreden; want volgens mijn visioenen moet deze bodem onmetelijk heilig zijn.'
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Daarop stuurt hij zijn kameel weer naar zijn metgezellen en brengt hun Mijn wens over. Meteen liggen de kamelen op de knieën en hun berijders stijgen af. Dan gaan deze goed afgerichte dieren weer staan en worden naar de wei aan de zee gebracht waar zij beginnen te grazen en zich daarbij behaaglijk goed laten. verzorgen. Tien negers krijgen opdracht om op de kamelen te passen, het overige deel keert echter meteen met de aanvoerder naar Mij terug.
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Zo toegerust probeerden wij dan, zoals reeds gezegd tien jaar of tien regentijden geleden, stroomafwaarts een tocht te ondernemen. Enige dagen kwamen wij zonder moeilijkheden heel gemakkelijk vooruit, maar op de derde dag hoorden wij reeds in de verte een geweldig donderend geluid. Wij versnelden onze pas en bereikten binnen de tijd waarin men duizend stenen zou kunnen tellen, de eerste waterval van de Nijl. Wij zagen vrijwel geen mogelijkheid om verder te komen. Een van onze moedigste klimmers beklom een hoge rots om te ontdekken hoe het met de omgeving gesteld was. Toen hij weer bij ons terug was, beschreef hij mij een weg, die weliswaar ver naar links van de Nijl afboog, maar heel in de verte weer bij de Nijl kwam. Ik besloot daarop deze weg te volgen. Aan rotsen en andere onherbergzaamheden had deze omweg werkelijk geen gebrek. Pas op de avond van deze dag bereikten wij in een moordende hitte eindelijk een met veel palmen en papyrusbomen begroeide weide, met in het midden een zeer rijke bron die onze kudden en ons heel goed van pas kwam. Hier namen wij een volle dag rust.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Toen lieten deze nieuwsgierigen een oude grijsaard naar mij komen en die ondervroeg mij grondig over allerlei zaken, ging tenslotte zelfs naar ons kamp en maakte daar pas aan ons bekend, dat hij de hoogste priester van deze stad was en tevens een door Rome aangesteld bestuurder van deze stad en de wijde omtrek. Ik schonk hem meteen zeven van de mooiste koeien en twee stieren en twintig van onze schapen met de fijnste wol.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Dat stemde de goede, oude man erg vriendelijk en hij zei toen tegen mij: 'Aan onze oude en zuivere wijsheid zullen jullie erg veel hebben! Maar neem niets over van onze totaal verdorven zeden, want die zijn slechter dan slecht! Deze stad was eens de trots van het land, wat ook haar naam Memavise (in het Grieks: Memphis) = 'de verhevenste naam', klaar en duidelijk zegt; nu is de naamloze verhevenste slechts een uitgestrekte puinhoop, waarvan jullie jezelf straks zonder moeite kunnen overtuigen!
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264  ...