10915 resultaten - Pagina 251 van 728
... 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 ...
[15] Dat hoorde Agricola echter ook. Hij kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, ik hoorde wat U zei en dat klonk niet erg hartverheffend! Hebben de tempeldienaren dan ook een 'jus gladii'*? (* zwaardrecht, recht over leven en dood ) Ik ken toch alle privileges die Rome aan zijn volkeren heeft gegeven, maar van zo'n privilege weet ik niets! Nou, dat zal ik wel eens heel precies uit laten zoeken! Heer en Meester, zegt U eens hoe dat zit!'Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Daarop ging ik naar enkele heidenen en klaagde hun mijn grote nood. Die schonken mij een paar geldstukken, zodat ik toch wat brood voor ons kon kopen. Maar die paar munten waren al gauw op en ik en mijn familie hadden al twee dagen niets te eten en ik kon niets meer verdienen en ook aan niemand meer iets vragen; dat kwam echter ook door deze feestdagen, omdat je in deze tijd ook buiten de stad geen werk kunt krijgen. Toen dacht ik bij mijzelf: ' Als je als onschuldige jood eens zou doen wat David deed toen hij erge honger had, dan zou dat voor God toch niet zo'n grote zonde zijn?'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Ik zei: 'Toen de Romeinen heersers over de joodse landen werden, onderzochten zij haarfijn de joodse godsdienst en de wetten van Mozes en de profeten, en ontdekten ook dat aan de tempel, dat wil zeggen aan de priesters, door Mozes het recht gegeven is om bepaalde zeer zware misdadigers door steniging te doden. De priesters zelf hebben echter geen recht iemand ter dood te veroordelen, zij moeten de misdadiger aan het gerecht overleveren en dat moet dan aan de hand van het waarachtige getuigenis van de priesters oordelen en de zware misdadiger aan de stenigers overleveren. Dat gebeurde hier echter niet, want de priesters handelen thans eigenmachtig en betalen aan Herodes een pacht om daardoor een soort eigenmachtig 'jus gladii' te hanteren, waarvan zij ernstig misbruik maken, zoals dat nu direct het geval zal zijn. Maar nu moeten we heel goed opletten, want ze zullen er dadelijk zijn!'
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik ben een arme dagloner en moet met mijn handen mijn brood verdienen en mijn vader en moeder onderhouden, want mijn beide ouders zijn steeds ziek en bijna niet instaat te werken. Bovendien heb ik nog een jongere zuster, die pas zeventien jaar en acht maanden oud is. Ook die moet ik onderhouden, omdat zij zelf niets kan verdienen, daar zij thuis mijn zieke ouders moet verplegen. Deze erg lieve en brave zuster van mij is echter, hoewel erg arm, van nature erg mooi en aantrekkelijk en als zodanig bij de tempeldienaren helaas niet onbekend en er zijn er die al veel moeite hebben gedaan om haar te verleiden. Maar zij hadden geen succes en bedreigden mij en mijn ouders door te zeggen: 'Nou wacht maar, trots bedelvolk, je zult binnenkort wel gedweeƫr en nederiger worden!'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Daarop sleepte men mij onder allerlei mishandelingen en de vreselijkste scheldwoorden naar een donker gat, waarin ik tot vandaag wegkwijnde. Hoe men mij vandaar hier naartoe gesleept heeft, heeft u, hoge rechter, zelf gezien. Hoe het echter mijn arme ouders en mijn arme zuster zal vergaan of reeds is vergaan, mag Jehova weten!
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Toen zei Agricola buiten zichzelf van woede over de tempeldienaren: 'Beste vriend! Wie zo openhartig spreekt als jij, heeft echt niet veel andere bewijzen nodig! Bovendien heb ik hier naast mij een heel belangrijke getuige om de waarheid van jouw verklaring te controleren. Er zal echter direct iemand zijn die je ouders en je zuster helemaal gesterkt hierheen zal brengen - en dan nog iemand anders die ik voor deze tempeldienaar hoog nodig zal hebben!'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Agricola zei: 'Jij moet alleen maar wat zeggen als je wat gevraagd wordt; houd nu echter je mond!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De zuster wilde nog verder navragen, maar Agricola vermaande haar op vriendelijke toon en zei: 'Lieflijke dochter van Sion, vraag nu niet verder, want je broer bevindt zich al in de beste handen! Ik zal nu echter die tempeloverste aan je voorstellen, die zojuist zijn gezicht van ons heeft afgewend en dan moet jij mij geheel naar waarheid zeggen of en hoe je hem kent!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Agricola zei: 'Ik ben geen rechter die, zoals jullie, meet met de maat van zijn gevoelens, maar een rechter die meet met de maat van het recht; ik zeg je echter dat deze vier mensen, die je zo onmenselijk diep hebt beledigd, nu je voornaamste rechters zijn! Zoals zij je zullen oordelen, zal ook ik je oordelen! Maar de zonde die deze arme, hongerige man in de tempel aan jullie toonbroden heeft begaan, zal God berechten! Als Hij hem vergeeft, dan vergeven wij hem ook, want tegen ons heeft hij geen zonde begaan!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] De vader van de zoon en de mooie dochter zei: 'Heer en machtige rechter! Wij allen danken de grote God en u en uw vrienden, dat wij zo wonderbaarlijk uit dit grote gevaar zijn gered. Maar zoals God uiteindelijk altijd het goede en ware beschermt, zo bestraft Hij ook altijd het waarachtig kwade van een verstokte zondaar, wanneer deze zonder berouwen boetedoening in zijn slechtheid volhardt. Betert hij zijn leven echter in alle ernst, dan vergeeft God hem ook zijn zonden, ook al zijn zij nog zo groot en zijn het er nog zo veel. Daarom veroordeel ik deze man niet, maar laat hem over aan de wil van God, want God is de enige rechtvaardige rechter. Dat is ons oordeel over deze grote vijand van ons. Wij allen vergeven hem van harte al het kwaad dat hij ons heeft aangedaan.'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De tempeloverste vroeg echter trillend van eerbied aan de Romein: 'Hoge, machtige gebieder! Wat moet ik nu eigenlijk met deze rechter afspreken?'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Daarop richtte de overste zich nogmaals tot Agricola en zei: 'Machtige gezant van de keizer! Kijk, ik ben erg rijk en mijn schatten staan mij tegen! Omdat ik echter deze arme familie zo'n ten hemel schreiend onrecht heb aangedaan, zou ik al mijn schatten aan hen willen afstaan en daardoor dit onrecht zoveel mogelijk goed willen maken. Zou ik nu bij deze rechter tevens een schenkbrief mogen laten opstellen en hun die dan met al mijn schatten overhandigen, zodat niemand hun dan kan vragen waar zij dat vandaan hebben?'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar Ik zei tegen de leerlingen: 'Laat hun die onschuldige vreugde, want heus, Ik zeg jullie: wie niet van Mij houdt zoals een van deze ware kinderen hier, zal niet tot Mij komen! Want wie niet door de Vader (in Mij) getrokken wordt, die komt niet tot de Zoon (tot de wijsheid uit God). Dezen worden echter door de Vader aangetrokken en daarom verdringen zij zich dan ook zo om Mij. Zij weten nog niet wie Ik ben, maar de Vader hebben zij in Mij al veel beter herkend dan jullie tot nog toe. Wat vinden jullie daarvan?'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De arme mensen waren echter om zeerbegrijpelijke redenen heel pover in versleten kleren gehuld, hetgeen Lazarus, die ook naast Mij zat, erg aan het hart ging.
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Toen zei Ik over de tafel heen tegen de jodin: 'O lieve dochter, God kijkt niet naar de zonden van de mensen, vooral niet van jouw soort, maar alleen naar het hart! Wie God waarachtig liefheeft, worden alle zonden kwijtgescholden, al had hij er zoveel als er gras is op aarde en zand in de zee. Jouw zonden zijn alleen maar verbeelding en geen werkelijkheid. Voor God is alleen al datgene een gruwel, wat voor de wereld aanzien heeft; jij bent echter heel onbelangrijk voor de wereld en dus voor God geen gruwel. Heb God maar heel innig lief, dan zal Hij jou ook liefhebben en je het eeuwige leven schenken! Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)