17481 resultaten - Pagina 253 van 1166
... 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 ...
[4] Als echter bij degene die geld kan uitlenen, een zeer arme man komt, van wie niet te verwachten is dat hij van een grotere geleende som gunstig en voordelig gebruik zou kunnen of willen maken, dan is wat Mij betreft geen mens verplicht aan zo'n arme het door hem gevraagde geld te lenen, omdat hij op deze wijze moedwillig zijn geld, zonder dat het iemand werkelijk tot nut is geweest, in zekere zin weggegooid zou hebben en die de geldlener slechts in een situatie gebracht zou hebben waardoor deze geneigd zou zijn zich aan allerlei overbodige uitspattingen over te geven, waar hij afhankelijk van zijn aard dan ook aan toe zou moeten geven. Zo'n handelwijze zou daarom met bijzonder goed, maar veel eerder, hoewel niet bepaald slecht, toch.erg dom te noemen zijn, -hetgeen noch Mijn liefde en nog minder Mijn wijsheid zou kunnen bevallen.Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wat zal de heer hun dan antwoorden? Ik zeg jullie, dat hij het volgende zal zeggen: 'Omdat jullie niet wakker zijn gebleven gedurende de nacht, die voor leder mens een levensproef is, was het voor de vorst der duisternis immers heel gemakkelijk om zijn onkruid tussen mijn tarwe te zaaien! Maar laat beide nu groeien tot aan de tijd van de nieuwe oogst; dan zullen wij tegen de maaiers zeggen: 'Verzamel eerst de tarwe en breng die in mijn schuren, en verzamel daarna ook het onkruid en bind het in bossen en maak een vuur en verbrand alle onkruidbossen opdat het zaad daarvan niet opnieuw in de grond komt en deze verontreinigt' .
Hoofdstuk 101: Het onkruid tussen de tarwe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] En daarop antwoord Ik: 'Mijn almacht kan en mag daar niets doen, waar zich in Mijn kinderen een vrij leven moet ontplooien. Daar kan Ik Zelf iemand niet meer hulp geven dan jullie elkaar kunnen geven. Ik geef jullie de akker, de ploeg, de tarwe en Ik neem de maaiers aan; maar werken moeten jullie dan zelf! En als jullie goed werken en het je misschien ontbreekt aan de nodige kracht, dan weten jullie nu reeds dat Ik je deze altijd zal geven als jullie Mij in je hart daarom zullen vragen en je zult dan met hernieuwde kracht goed kunnen werken; maar Ik kan en mag eeuwig niet voor jullie werken! Als Ik dat zou doen, zou dat voor de vrijheid en zelfstandigheid van jullie leven geen nut hebben; want dan zouden jullie niets anders dan machines zijn, maar eeuwig geen vrije, uit zichzelf levende, denkende en handelende mensen! ,
Hoofdstuk 101: Het onkruid tussen de tarwe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Kijk, zo scheppen jullie je huizen, werktuigen, steden, burchten, schepen en nog duizenden andere dingen! En op dezelfde wijze schep ook Ik de hemelen, de werelden en alles wat deze bevatten en dragen. Natuurlijk is voor het scheppen van een wereld meer tijd vereist dan jullie nodig hebben voor het bouwen van een hut, een huis of iets anders; want jullie hebben de kant en klare materie al bij de hand, -maar Ik moet de materie eerst scheppen en haar uit de onveranderlijke vastheid van Mijn wil halen.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ik zou de een of andere materie ook wel ogenblikkelijk kunnen maken, of zelfs een heelleger van werelden in een oogwenk kunnen scheppen; maar zo'n wereld zou nu juist daarom heel moeilijk enige duurzaamheid bezitten omdat deze door Mij van tevoren te weinig is gevoed om geheel rijp te worden. Als een groot idee voor het scheppen van een wereld bij Mij echter voldoende is gerijpt en gevoed door Mijn liefde en wijsheid, zal dit ook steeds meer aan intensiteit winnen en daardoor steeds duurzamer worden.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "Toen Ik in het eerste begin de geesten als Mijn rijp geworden ideeën uit Mij naar buiten bracht en deze zodanig met Mijn kracht vervulde dat zij zelf begonnen te denken en te willen, moesten hun ook voorschriften gegeven worden volgens welke zij moesten denken, willen en tenslotte handelen. Samen met deze meegedeelde en gegeven regels moest echter ook de prikkel om zich niet aan deze regel te houden in deze eerste wezens gelegd worden, omdat zij anders nooit op een of andere wijze hun wil hadden kunnen gebruiken. De in hen gelegde prikkel veroorzaakte in hen pas een echt levensgevoel ten gevolge waarvan zij besluiten begonnen te nemen, te kiezen, vast te willen en te handelen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Het waren allemaal weliswaar gevolgen van de noodzakelijke prikkel die Ik terwille van het beseffen van de eigen, vrije wil in de geesten moest leggen, maar hoewel de prikkel noodzakelijk was, was de zondige vorming van de stoffelijke werelden als gevolg daarvan, beslist niet noodzakelijk. Deze was slechts een binnen Mijn orde toegelaten, helaas noodzakelijk gevolg van het feit dat zoveel geesten de prikkel niet wilden weerstaan, hoewel zij het gekund zouden hebben, -evenals zesmaal zoveel oergeschapen geesten dat konden, waarvan er nu één hier klaar staat om ons te dienen en de naam Raphaël draagt.
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Maar jij, Mijn Cyrenius, en jouw keizer zijn dat niet. Hoewel jullie nog heidenen zijn is het Mijn wil dat jullie zijn wat je bent! Jullie zijn Mij als heidenen liever dan veel koningen die, als aangestelde leiders van de kinderen Gods, slechts ware lichamelijke en meer nog geestelijke moordenaars van hen waren. Daarom zijn hun echter ook voor altijd de oude tronen en kronen en scepters afgenomen en aan jullie, wijzere heidenen, toevertrouwd. - Ik vond het nodig om hier deze woorden aan toe te voegen om te voorkomen dat jij, Mijn Cyrenius, zou gaan denken dat Ik zou menen dat jij en je neef als overweldigers op de heerserstroon zouden zitten. - En nu verder met onze beschouwing over het onkruid op de goede akker!"
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Betere geesten ontworstelen zich gewelddadig aan de steeds toenemende druk van de materie door met de kracht van hun wil hun eigen materie op te lossen. Zij konden meteen overgaan in de orde van de zuivere geesten, maar de oude prikkel doet ook nog steeds zijn oude kracht gelden. De eigenliefde wordt meteen weer wakker, de plant zuigt, het dier vreet, en de mensenziel zoekt nauwelijks opnieuw in de oude goddelijke vorm terugkomend, begerig naar stoffelijke kost en een ongestoord, traag genieten. Zij moet zich daarom meteen weer met een stoffelijk lichaam omhullen, dat echter toch niet zo hard is als de oude, zondige materie. Ondanks het zachtere lichaam neemt daarin de ziel toch zodanig in eigenliefde toe dat zij weer helemaal in de hardste materie zou veranderen als Ik in haar hart niet een bewaker, een vonkje van Mijn liefdegeest, gelegd zou hebben."
Hoofdstuk 107: Het ontstaan van de maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Mijn woord is echter de edele en zuivere tarwekorrel en jullie vrije wil is de akker, waarin Ik als Zaaier van al het leven het zuivere koren van Mijn eeuwige orde strooi en zaai.
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Laat je niet door de eigenliefde overmeesteren, maar bestrijd deze eenvoudig en krachtig met het gloeiende zwaard van de ware, geheelonbaatzuchtige liefde tot Mij en tot je naaste broeders en zusters, dan zullen jullie de akker vrij houden van alle onkruid en eens zelf als zuivere en kostbare vrucht in Mijn rijk binnengaan en daar nieuwe en puur geestelijke scheppingen aanschouwen en besturen in eeuwigheid!
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Het kleinste atoom eigenliefde in jullie, Mijn leerlingen van nu, groeit in duizend jaar uit tot hele bergen vol giftig onkruid, en Mijn woord zal men in de stegen en straten met het gemeenste vuil bepleisteren, opdat vooral geen leugen vol hoogmoed en haat zich daaraan zal stoten! Maar als jullie geheel in Mijn orde blijven, dan zullen jullie weldra de wolven samen met de lammeren uit één beek zien drinken.
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Ik heb jullie nu een uitleg gegeven die tot op heden nog geen enkele geest ten deel is gevallen, opdat jullie daaraan kunnen zien wie Degene is die alleen in staat is jullie dit te leren, en waarom Hij dat doet. Zeker niet alleen vanwege de les, maar vanwege de juiste daad daarna! Daarom mogen jullie niet alleen maar verbaasde toehoorders zijn van lessen die vóór Mij nog nooit zo openlijk verkondigd zijn; ook is het niet genoeg dat jullie nu duidelijk inzien dat God Zelf, de eeuwige Vader, dit tegen jullie heeft gezegd, maar jullie moeten je hart streng onderzoeken of in diens liefde geen atoom onkruid aanwezig is. Als je dat vindt, wied het dan uit met wortel en al, ook het kleinste, en ga dan uit alle macht aan het werk volgens Mijn orde die je niet meer onbekend is, dan zullen jullie eeuwig de ware levensopbrengst daarvan oogsten! ..
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Niemand was begrijpelijkerwijs op deze uitleg voorbereid geweest, en door alle aanwezigen ging een gevoel van verbazing en verwondering, dat net als Mijn uitleg met niets te vergelijken viel.
Hoofdstuk 109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] En ook de heidenen, die niet geloofden en niet gedoopt zijn, zullen in het hiernamaals in hun beste sfeer zich op zo'n plaats bevinden dat zij van heel veraf Mijn hemelen zullen zien en daarover zullen oordelen zoals thans de mensen oordelen wanneer zij naar de aardse sterrenhemel kijken. Zij zullen na duizend jaar wel iets meer weten dan nu en zij zullen in ieder geval ontdekken dat het allemaal zonnen zijn; maar wat een zon is, hoe zij schijnt, hoe groot zij is en hoe ver verwijderd, hoeveel planeten er omheen draaien en hoe het daarmee gesteld is, welke bewoners zij dragen, welke zeden, talen en gebruiken daar voorkomen, -dat zullen zij met hun verstand niet ontdekken!
Hoofdstuk 109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)