Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 253 van 1110

...  241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266  ...
[5] In die tijd zal het gebeuren dat Ik, maar alleen als Mensenzoon, overgeleverd word in de handen van mensen van de wereld. (Matth. 17,22) Ze zullen aan Mij weliswaar datgene wat van de Mensenzoon is doden; maar op de derde dag zal de gedode Mensenzoon -zeg -met huid en haar weer opstaan en meer dan nu, levend uit het graf komen als eeuwige overwinnaar van dood en hel, en jullie zullen Mij weer zoals nu in jullie midden hebben. (Matth. 17,23) Maar jullie zal daarom geen haar gekrenkt worden! -Begrijp eindelijk eens waar het hier om gaat'
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] En IK zei daarop: 'Amen, zo is het; want wie niet zelf helemaal door en door geestelijk levend is, kan voor de ander niet het volle eeuwige leven veilig stellen! Daarom ben Ik naar deze wereld gekomen om dat door woord en daad te bewerkstelligen, en daarom moet ook dit geschieden. Want ook Mijn lichaam is nu nog evengoed sterfelijk als dat van jullie; maar daardoor zal het onsterfelijk worden, en daarna zal Ik ook voor jullie het volste eeuwige leven volkomen veilig kunnen stellen. - Hebben jullie dat nu begrepen?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Daarom ging DE TOLLENAAR, die ons goed kende naar Petrus en zei: 'Betaalt jullie Meester de tolpenning gewoonlijk niet?" (Matth. 17,24)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] En PETRUS antwoordde: 'Jawel hoor, als iemand die van Hem verlangt; maar ten eerste zijn we geen vreemden die volgens de wet de tolpenning moeten betalen, en ten tweede heeft niemand van ons geld, ook de Meester niet. Je weet dat daar aan zee, nauwelijks tweehonderd passen hier vandaan, mijn huis staat. We gaan er nu heen en zullen daar zeker enkele dagen blijven en ik zal je dan dadelijk de tolpenning komen brengen"
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Toen zei DE TOLLENAAR: 'Het heeft geen haast; behalve jullie Meester die niet uit Kapérnaum komt zijn jullie anderen immers vrijgesteld omdat jullie van hier zijn."
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen zei IK verder: 'Dus zijn wij als kinderen vrijgesteld! (Matth. 17,26) Maar om deze hebzuchtigen niet te ergeren, en omdat jij volgens de verzekering van je familieleden ook thuis absoluut geen geld bezit, moet je een stevige vishaak nemen, naar de zee gaan en de haak uitwerpen; de eerste vis die je naar boven haalt moet je nemen; als je zijn bek opendoet zul je er een stater in vinden! Neem deze, breng hem weg en geef hem aan de tollenaar voor Mij en jou!" (Matth. 17,27)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] In het huis van Simon Petrus waren enkele kleine kinderen uit de buurt; één van hen riep IK bij Me en plaatste het direct in het midden van de vragende leerlingen (Matth. 18,2) en zei tegen hen: Waarlijk, als jullie je niet afkeren van dergelijke wereldse, hoogdravende gedachten en niet even deemoedig worden als deze kinderen, komen jullie zelf, ofschoon jullie nu Mijn leerlingen zijn, het hemelrijk niet binnen! (Matth. 18,3)
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] En wie zo'n arm kind opneemt in Mijn naam, waarlijk, die neemt Mijzelf op! (Matth. 18,5) En wie één van deze kinderen, al zijn ze nog ze onaanzienlijk, ergernis geeft door wat dan ook, terwijl ze nu meer aan Mij geloven dan jullie zelf, kan beter met een molensteen om zijn nek verdronken worden in de zee, waar het 't diepste is. (Matth.18,6) Waarlijk Ik zeg jullie: Wee de wereld vanwege haar ergernis; want ze zal juist in degenen die zij ergernis heeft gegeven haar onverbiddelijkste rechters vinden!"
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Hier viel EEN LEERLING Mij in de rede en zei: 'Heer, volgens hetgeen U nu zegt zal het er in het hemelrijk zeer mager uitzien; want waar op aarde leeft de mens die zonder het te willen niet het een of andere kind ooit geërgerd heeft? En ik acht het mogelijk dat wanneer zo'n kind ook nooit door iemand geërgerd werd, het toch op volwassen leeftijd instinctief door zijn eigen ontwaakte driften geërgerd wordt en gedeeltelijk ook door de noodzakelijke kennismaking met de wetten van Mozes. Wilt U ons daarom duidelijk maken wat U ons met deze woorden, die zeer hard zijn, hebt willen zeggen?"
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK sprak verder en zei: 'Wees niet dwaas in jullie denken! Welk ook maar enigszins wijs mens zal het je als zonde aanrekenen, wanneer je zonder het te weten en te willen toch iemand hebt geërgerd?! Er komen en moeten weliswaar bepaalde ergerniswekkende zaken in de wereld komen, maar deze worden van boven toegelaten; maar hier zeg Ik enkel: Wee degene, door wie ze moedwillig en met kwade opzet komen!" (Matth. 18,7)
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Kijk, stel het geval dat deze linkerhand van mij hier mij nu geërgerd heeft! Opdat deze mij echter niet eventueel nog een keer kan ergeren neem ik volgens Uw verzoek een bijl en hak de hand af die me ergert, wat me zonder het snelle ingrijpen van een arts zeker de dood zal bezorgen. Ik ga echter van het gunstige geval uit dat ik genezen word en weer heel opgewekt rondloop. Maar dan begint mijn rechterhand die nog over is, mij een keer te ergeren. Volgens wat U nu heeft geleerd moet ik deze omwille van het hemelrijk ook afhakken, wat nu echter puur onmogelijk is. De vraag is dan wat ik in dit geval moet doen om het hemelrijk niet te verliezen!
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Met deze woorden van Petrus waren ook alle andere apostelen behalve JOHANNES het eens. Deze nam het woord en zei: 'Maar beste broeders, hoe kunnen jullie hier nu zo ontsteld over zijn, alsof de Heer ons hiermee een geheel nieuwe leer zou hebben gegeven! Herinneren jullie je dan de woorden van de Heer niet meer op de berg in Samaria! Toen sprak de Heer bijna net eender over de ergernissen en heeft Hij ons hiervoor ook het juiste licht gegeven. Toen hebben jullie dat allen op de juiste manier begrepen, hoezo nu dan niet?"
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] IK zei: 'Deze woorden zijn zelfs opgetekend, zoals nu ook deze woorden opgetekend moeten worden die Ik nu over het nadeel van de ergernissen gesproken heb, opdat jullie ze niet zo gemakkelijk weer vergeten.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] In feite moet dat als volgt opgevat worden: leder mens op deze wereld heeft noodzakelijk een tweevoudige liefde en een daaruit voortkomende begeerte. De ene is materieel en moet dat ook zijn; want zonder deze liefde zou niemand de aarde bewerken en zou ook niemand zich een vrouw nemen. En opdat de mens op deze aarde dat ook doet, moet hij ook een materiële, naar buiten gerichte liefde en begeerte hebben die hem tot deze activiteit beweegt en draagt. Worden deze liefde en begeerte voor de buitenwereld te machtig, dan ergert ze de hele mens en doet de ziel verkommeren, omdat ze teveel naar buiten wordt gedrongen in de materie. Dan is het hoog tijd om zich sterk te vermannen en zich met vaste wil los te maken van deze liefde en begeerte en enkel en alleen datgene wat louter van de geest is uit alle macht na te streven. Is dat het geval, dan is dat alleen ook voldoende om Gods rijk te bereiken, ofschoon men anders volgens de juiste orde der dingen beide zaken wel moet doen vanwege de naastenliefde.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Er zijn nu al mensen, en in de toekomst zullen het er nog meer zijn, die zich geheel zullen afkeren van de wereld en haar werk en alleen nastreven wat tot de geest behoort. Maar Ik zeg niet dat ze daardoor later als geheel gerechtvaardigd zullen gelden; alleen zijn ze er, zoals gezegd, wel veel beter aan toe dan wanneer ze als te zeer materiële mensen terecht zouden komen in de jullie bekende tegenpool van het leven, waarover Ik bij de visser Aziona heb gesproken; dit betekent eigenlijk dat ze in de hel komen of hierin worden geworpen.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266  ...