Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 253 van 1490

...  241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266  ...
[4] Omdat wij van oorsprong heel eenvoudige mensen zijn, zijn wij ook veel gevoeliger voor allerlei bijzondere verschijnselen en indrukken. Zo kunnen wij bijvoorbeeld de zielen van gestorvenen zien, soms ook die, welke naar hun eigen zeggen nog nooit een lichaam hebben gehad. Deze natuurzielen kunnen ook gemakkelijk herkend worden omdat zij in staat zijn hun vorm plotseling te veranderen en zich in allerlei kleine wezens te splitsen, die zij weer samen kunnen voegen tot een menselijke vorm, een verschijnsel dat wij bij de zielen van gestorven broeders en zusters nog nooit ontdekt hebben.
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Verhevenste mens der mensen, u ziet dat in mij en ons allen, ook al siert ons lichaam geen witte huid, toch niets verkeerds en boosaardigs schuilt; wij zoeken allen de volle waarheid, alleen daaraan is ons alles gelegen, en wij hebben ook de levendige hoop deze hetzij hier of ergens anders te vinden! Als wij dus op de juiste plaats zijn, bevestig dat dan, dan willen wij graag alles doen wat u ook maar van ons verlangt!"
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ja, maar waarom stel ik al deze domme vragen?! Ik had het thuis nog enkele ogenblikken voor ons vertrek in mijn handen, legde het toen in de hoek van mijn hut om mijn kameel rijklaar te maken en mijn kudde bijeen te drijven, en legde er een kalebasschaal overheen! Door het bijeendrijven van de kudden en het klaarmaken van mijn kameel vergat ik het schitterende natuurproduct; jij kunt het niet bij mij weggehaald hebben! Je hebt het dus nu duidelijk op wonderbaarlijke wijze gehaald; maar - hoe, hoe is dat jou als zichtbaar mens van vlees en bloed mogelijk?! Want hier, daar, en weer hier, was bliksemsnel! Dat is zuiver een handeling die alleen een god mogelijk is! Je bent of zelf een god, of een echte dienaar daarvan! "
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Nu duizelt het de zwarte Nubiërs helemaal van verbazing; want dit is voor hen iets wat alles te boven gaat. Zij zijn zuivere, nog geheelonbedorven natuurmensen en kunnen, omdat zij nog echt heer en meester zijn over de natuur, door de standvastigheid van hun volle geloof en wil veel tot stand brengen wat een mens die in zijn wereldse alledaagsheid reeds diep gezonken is, als een groot wonder moet voorkomen, en het zou daarom heel moeilijk geweest zijn door een ander wonder indruk op deze oernatuurlijke gemoederen te maken. Het genezen van een ziekte zou daar niet op zijn plaats geweest zijn, want deze echte natuurmensen kennen geen ziekte. Hun oude mensen bereikten altijd een zeer hoge leeftijd en hun sterven was altijd slechts een heel rustig en pijnloos inslapen.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Kinderen stierven nooit bij hen, omdat zij, geheel binnen de natuurlijke orde verwekt, zonder gebreken en kerngezond ter wereld kwamen. Zij werden daarna ook volgens de natuur gevoed en konden daarom geen ziektekiemen krijgen. Als men dus in hun bijzijn zieken genezen zou hebben, dan zou men hun eerst hebben moeten uitleggen wat een ziekte eigenlijk is en waardoor deze ontstaat. Dat zou hun echter toch zeker meer geschaad dan gebaat hebben; want op de hoogte gesteld worden van zonden en de gevolgen daarvan, is bijna hetzelfde als deze zelf begaan te hebben.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Iemand dacht dat het opwekken van een dode zijn uitwerking ook niet gemist zou hebben. Dat zou voor deze mensen echter ook niets zijn! Want zij zien de lichamelijke dood als een grote weldaad van God aan de mensen, en zouden zo 'n handeling zelfs aanzien voor een vergrijp tegen de orde van de allerhoogste geest van God zolang zij Mij niet volledig kunnen leren kennen. Het opwekken van een grote storm zouden zij door hun zeer gevoelige geest iets heel natuurlijks vinden, want zij hebben zelf altijd een grote invloed op de natuurgeesten van lucht, water, aarde en vuur. Maar een beweging die de snelheid van hun afgeschoten pijlen onvergelijkbaar overtreft, is voor deze mensen een echt wonder, dat alleen door God en Zijn dienstbare, hoogste geesten gedaan kan worden, maar nooit door de verstandige, zwakke stervelingen van deze aarde.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen onze zwarten zich zo echt uit en te na verwonderd hadden, zei de AANVOERDER tegen zijn metgezellen: "Broeders! Ik en jullie allen hebben nu een daad gezien die alleen door God te volbrengen is; want wij kunnen zelfs met onze gedachten niet zo snel naar huis en vandaar weer terugkeren naar hier, als deze dienaar Gods met mijn kleinood heen en teruggegaan is! Wij zijn dus op de juiste plaats en mogen ons hier alleen met de grootste eerbied en onder voortdurende, innerlijke aanbidding van Diegene bewegen, die zich daar in het midden van de grote tafel met een onvoorstelbaar goddelijk verheven uiterlijk bevindt.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wat Hij in Zijn onuitsprekelijke genade en gunst tegen ons zal zeggen, moet van nu af aan voor ons het heiligste gebod zijn, waaraan wij ons zo zichtbaar als de rotsen van ons vaderland zullen houden, evenals ons nageslacht tot aan het einde aller tijden die deze aarde nog door zal moeten maken! Jullie weten wat de wijze overste ons over de eeuwige waardigheid van deze verheven Godmens voorspeld heeft! Zo is het, daarvan zijn wij nu volkomen overtuigd! Maar omdat het zo is en niet anders, weten wij ook wat wij te doen hebben en waar wij op moeten letten!
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ver en moeilijk was de reis hierheen; maar al was zij nog duizendmaal zo ver en ook nog duizendmaal moeilijker dan nu, dan zou zij toch niet in het minst opwegen tegen de grootte van deze onbegrijpelijk hoogste, door ons allen in eeuwigheid niet verdiende genade! Want daar zit die eeuwige, almachtige geest in de gedaante van een mens, die hemel en aarde en alles wat bestaat enkel door Zijn wil en uit Zijn wil heeft gemaakt, zoals de wijze overste in Memphis ons dat voldoende heeft uitgelegd.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Nadat de zwarte deze waardige woorden tot zijn metgezellen had gesproken, riep Ik de aanvoerder en vroeg hem of hij en zijn metgezellen soms honger en dorst hadden en als dat zo was, wat zij dan wel te eten en te drinken wilden hebben. Want reizen over zee vergt veel van het lichaam en zij zouden zeker behoefte hebben aan eten en drinken, en daarom hoefden zij het nu maar te zeggen, dan zou direkt aan hun wensen worden voldaan!
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Maar nu heb je ook in dit opzicht een juist inzicht gekregen; want met de opvattingen die je had, zouden wij beiden niets bereikt kunnen hebben, omdat je aldoor een onbegrensde, vrome eerbied voor Mij gehad zou hebben en die zou je genoodzaakt hebben deze plaats, die voor jouw vrome gevoel te onverdraaglijk heilig is, alleen maar zo snel mogelijk te verlaten, om dan in Memphis en vervolgens thuis, over Mijn heiligheid die voor jou onverdraaglijk was, enorm veel buitengewone dingen te vertellen! En dat zou dan de hele opbrengst zijn van wat je hier voor jezelf, je volk en de nakomelingen van je volk gehaald zou hebben! Zou je daarmee wel tevreden zijn?
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Allen doen wat Ik zeg en onze Marcus staat met hulp van onzichtbare helpers ook klaar met een ruim voldoende maal van uitgelezen vissen; en als de zwarten zich aan de tafels bevinden worden vissen, brood, zout en wijn reeds opgediend en de gasten krijgen een teken om het voorgezette te nuttigen. Direkt begonnen deze de nog dampende vissen te eten, namen brood en wijn en vonden alles erg goed en heel smakelijk.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De AANVOERDER, die nu al meer moed had, zei: "Heer van mijn leven, zoiets heerlijks heeft mijn gehemelte nog nooit beroerd! Thuis hebben wij ook vis en die eten wij af en toe, maar dat is bij ons een spijs om boete te doen. Wie op de een of andere wijze gezondigd heeft tegen de bestaande orde, krijgt vis te eten; als wij die echter ook op deze manier klaar zouden kunnen maken, zou het geen straf meer zijn om ze te moeten eten!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Zo ziet ons leven en wonen en doen en laten er uit! We beleven zeer veel ongerief en heel weinig aangenaams. O, wat een hemel zijn toch deze streken vergeleken bij de onze! Hoe lieflijk moet het bestaan in deze ware hemel op aarde zijn en hoe woest en treurig ziet het er daarentegen bij ons uit! Maar U, o Heer, heeft gewild dat wij het niet anders in onze zwarte huiden zullen hebben, en het zal zo dus ook wel volkomen juist zijn, en er heeft nog nooit iemand gemord tegen deze goddelijke instelling van U!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Onze pikzwarte huid is in veel opzichten wel een heel zware last voor ons, want in de eerste plaats trekt deze, zoals wij veelvuldig ervaren hebben, de hitte veel meer aan dan een wat lichtere kleur, en in de tweede plaats zijn wij altijd afschrikwekkend lelijk vergeleken bij uw witte gestalte. Hoe mooi is bijvoorbeeld de hemelse gedaante van het hier aanwezige meisje, en hoe lelijk daarentegen die van een meisje bij ons! Wij zien en voelen dat, en toch kunnen wij ons geen andere kleur geven! Wat heeft u een prachtig haar, en wat een lelijk, verward, zwart, kort, wollig haar hebben wij om ons hoofd te sieren! Maar wij morren niet en zijn tevreden met alles wat U, o Heer en Meester, voor ons bestemd heeft!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266  ...