Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 253 van 728

...  241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266  ...
[7] Om dat echter te voorkomen verheft zich uit de vier geesten, en wel tengevolge van de grote voldoening over het volledige welslagen van het werk, de ernst als vijfde geest in God alsook in Zijn schepselen, en deze geest strijdt dan voortdurend tegen de verwoesting en vernietiging van de eenmaal ontstane werken, zoals ook een verstandig en ernstig geworden mens, die bijvoorbeeld een huis voor zichzelf heeft gebouwd en een wijngaard heeft aangelegd, alles zal doen voor het onderhoud en het gebruik van het huis en de wijngaard, maar niet om bijvoorbeeld het huis en de wijngaard zo snel mogelijk weer te verwoesten, zoals ik je dat eerder bij de ontstane werken van de kinderen heb laten zien. En zie, dat is -zoals reeds gezegd - alweer een oorlog van Jehova!
Hoofdstuk 19: De oorlogen van Jehova - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De Heer gebood jullie mensen dus vooral de zevende geest tot ontwikkeling te brengen, omdat juist in deze laatste geest alle voorafgaande aanwezig zijn en tot ontwikkeling komen. Wie zich dus inspant om deze laatste geest te ontwikkelen en krachtig te maken, doet dat tegelijkertijd ook met de voorafgaande geesten en wordt daardoor het snelst en zekerst voleindigd. Wie echter zijn ontwikkeling begint met één of ook meer van de eerdere geesten, bereikt moeilijk of vaak helemaal niet de gehele en volledige levensvoleinding, omdat deze eerdere geesten puur op zichzelf niet de zevende geest bevatten, terwijl in deze geest wel alle geesten die noodzakelijkerwijs aan hem voorafgaan, aanwezig zijn.
Hoofdstuk 20: De disharmonie van de zeven geesten in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik heb mijzelf een paar dagen geleden direct na mijn aankomst ervan overtuigd hoe zij Hem, toen Hij in de tempel leerde, wilden stenigen, omdat Hij hun de volle waarheid predikte. Als je dat nu weet, zul je ook wel de reden zien waarom jullie tempelpriesters deze verheven man niet als de beloofde Messias en Heiland van de wereld willen aanvaarden, wat echter in feite niets uitmaakt, want of jullie tempeldienaren dat nu aannemen of niet, Hij blijft toch degene, die Hij volledig naar waarheid is. Lieftallige dochter, begrijp je dat nu goed?'
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Rafaël zei: 'Daarom heb ik het je ook niet gevraagd, want jullie bezit aan kleren in jullie woonvertrek ken ik heel precies. Ik weet echter nog iets, wat je vanwege je enigszins misplaatste eergevoel graag wilde verzwijgen. Maar zie, bij ons kan niets worden verzwegen, omdat wij alles maar al te precies weten. Je hebt uit liefde voor je ouders en je broer je goede en zelfs zeer kostbare kleren bij een Griekse pandjesbaas voor honderd zilverstukken voor een jaar beleend en de pandbrief heb je thuis, en zie, daarvan heb je me juist niet bepaald veel verteld! Als je nu die kleren zou bezitten, zou je daarmee dan niet tevreden zijn? Voor je ouders en je broer zou dan hier wel gezorgd kunnen worden!'
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen werd de jonge jodin een beetje verlegen, maar na een kleine pauze zei zij toch: 'Ja, ja, je hebt volledig de waarheid gesproken, maar wat helpt me dat nu nog? Die goede kleren waren immers ook alleen maar een geschenk van een rijke bloedverwant, die jammer genoeg is gestorven en die ons later geen verdere ondersteuning heeft kunnen doen toekomen. De kleren die hij mij nog tijdens zijn leven geschonken heeft, waren ook het hele erfdeel dat ons toeviel; al het andere erfden zijn drie zonen, die echter zeer harde mensen zijn en naar armen niet meer om willen kijken.
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Agricola zei: 'Je hebt weliswaar helemaal naar waarheid en juist gesproken, maar er is toch nog iets wat je bij je beschrijving van armoede en nood bent vergeten! Kijk, wie God liefheeft, die beproeft Hij eerst heel secuur voor Hij hem volledig helpt! En dat schijnt God de Heer bij jullie gedaan te hebben. Toen jullie nood echter het hoogst was, kwam ook Zijn hulp en nu zijn jullie pas werkelijk geholpen. Want ik heb jullie in de naam van God, onze Heer, mijn belofte gegeven en ik zal mijn woord ook houden en wel zuiver uit liefde en dankbaarheid voor jullie ware God en niet vanwege een of andere speciale liefde en genegenheid voor jou, omdat je een zeer mooie jodin bent. Want mijn liefde tot God is zeer veel groter dan ik ooit voor alle schoonheid en pracht van de wereld heb gevoeld. Dus overje levensonderhoud hoef je van nu af aan niet meer in te zitten, maar dat je een nadere kennismaking met die verhevene nog een poosje wordt onthouden, heeft een heel wijze reder en wij zijn dus niet op een of andere wijze hard tegen je als we je niet meteen alles zeggen, wat wij allen geheel zeker en volkomen waar over Hem weten.
Hoofdstuk 22: De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik heb zelf echter die kostbare kleren nooit gedragen, omdat zij ten eerste voor een arm meisje niet passend waren en mij in de tweede plaats ook te groot geweest zouden zijn. Maar onze grote nood wees mij daarmee een andere uitweg. Omdat ik ze als aandenken ook niet wilde verkopen, beleende ik ze, met de gedachte dat er zich in een jaar toch mogelijkerwijs Iets kon voordoen waardoor ik ze zou kunnen inlossen. Maar bij onze steeds toenemende ellende zou er ondanks de pandbrief die ik bezat van aflossen toch al nooit meer sprake zijn geweest, en daarom heb ik daar dan ook liever niets van gezegd; en ook de omstandigheid dat belenen bij ons geen bijzonder prijzenswaardige deugd is, dwong mij om er maar geen melding van te maken. En nu weet je, dierbare jeugdige vriend, dan ook alles; maar nu is het de vraag wat er gedaan moet worden!'
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Rafaël zei: 'In deze stoffelijke wereld en bij de mensen is heel veel niet mogelijk wat voor God en Zijn macht wel mogelijk is! Je hebt nu echter van deze jodin gehoord dat die Griek, die haar kleren als pand voor de aan haar geleende honderd zilverstukken bezit, zich nu in Tyrus bevindt, hoewel zijn bediende hier wel is en voor zijn zaken zorgt. Zijn handelstent staat echter nog ruim twee uur gaans buiten de stad in de richting van Bethlehem en nu zal ik de kleren van deze arme vrouw net zo snel halen als deze pandbrief en dan zul je niet kunnen zeggen dat ik waarschijnlijk ook haar kleren al eerder heb afgehaald. Tel nu de ogenblikken die ik hiervoor nodig zal hebben! Heb je ze al geteld?'
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Wel, m'n arme, lieve dochter, Ik zou je dit echt niet hebben gezegd, als Ik niet wist dat je in alle opzichten, uitzonderlijk goed bent opgevoed. Maar Ik zegje dat Ik mensen die soms aan hun eigen mening vasthouden, liever heb dan hen die al gauw na enkele aanwijzingen en bewijzen zo snel als een rietstengel in de storm meebuigen en zich aan deze rechter ( de storm) onderwerpen, wat duidelijk bewijst dat zij niet veel eigen kracht bezitten. Wanneer iemand echter zelf geen kracht bezit en met zijn verstand geen goed oordeel kan vellen, is hij voor het rijk van God net zo min geschikt als degene die een akker ploegt en daarbij voortdurend achteromkijkt.
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En zie, lieflijk meisje, zo staat het er nu met jou voor! je hebt Mij daarnet wel een God genoemd, daartoe gedwongen door de tekenen en Mijn wijsheid, maar op datzelfde ogenblik verwierp je de God van Abraham, Isaak en Jacob. Want je dacht bij jezelf 'Wie zo wijs kan spreken en zulke onbegrijpelijke wonderen kan doen, is volgens mij zonder meer een God!' Maar nu betreur je al heimelijk in je hart datje dat hebt gezegd, omdat je meteen daarna weer hebt gedacht aan de wet van Mozes en je bent nu bang, omdat je in een gemoedsopwelling de oude Jehova bent vergeten en Mij de eer hebt gegeven, die slechts de ware God toekomt. En zie, dat heet de hand aan de ploeg slaan en daarbij achterom kijken!
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Als je Mij echter wel ziet als een God, dan moetje Mij ook helemaal als God erkennen en behalve aan Mij aan geen andere God denken. Want als je nu zegt dat Ik een God ben, maar daarbij ook aan de oude God denkt en vreest daardoor tegen de wet van Mozes te zondigen, dan heeft dat getuigenis van jou voor Mij geen waarde en daardoor ben je niet veel beter dan een heidin, die ook wel aan de God van Mozes gelooft, maar daarnaast tevens aan Jupiter, Apollo, Mercurius en nog veel meer andere goden.
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] In mijn eerste verrassing heb ik dat ook gedaan, en ik heb in mijn waan niet in het minst rekening gehouden met de grote blindheid van mijn hart waardoor ik al gauw twee goden zou hebben aanbeden. De verheven man heeft mij echter meteen op het rechte spoor gezet door mij heel duidelijk en zeer begrijpelijk te verstaan te geven, dat hij geen God maar slechts een grote, door God bezielde profeet is -en meer hebben we niet nodig.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik zei: 'O, absoluut niet, omdat je heel terecht en juist hebt geoordeeld! Maar toch is je kritiek niet helemaal in orde, omdat Mozes door Mijn geest maar al te duidelijk besefte, dat het echt niet nodig is om de ouders nog uitdrukkelijk de liefde voor hun kinderen voor te schrijven, omdat Ik deze liefde toch al in zekere zin instinctmatig aan de ouders heb meegegeven, wat echter bij de kinderen, die pas in de school van dit aardse leven zijn gekomen, niet zozeer het geval kan zijn, omdat zij eerst tot de juiste en ware liefde opgevoed moeten worden.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wat echter in het bijzonder de plichten van de ouders ten opzichte van hun kinderen betreft, daar hebben Mozes en de profeten reeds in de staatkundige wetten voor gezorgd, die jij evenwel nog niet hebt gelezen. Maar daar is bijtijds al voor alles gezorgd, en twee mensen kunnen niet trouwen als zij de priester niet eerst aantonen dat zij goed op de hoogte zijn van de voor het huwelijk nodige staatkundige wetten.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Mijn enige kritiek is, dat ten eerste Mozes bij het opstellen van de basisgeboden in het 20 e hoofdstuk van zijn tweede boek, alleen de echtbreuk verbiedt, hoewel hij er daarna in het derde boek, ongeveer vanaf het 18 e hoofdstuk, erg uitvoerig over spreekt -wat ik echter ook nog niet heb gelezen omdat mijn rabbi dat niet goed voor mij vond. En ten tweede gaf God door Mozes dit gebod, evenals een aantal andere, volgens de woordelijke (Hebreeuwse) tekst* (*Het Hebreeuws onderscheidt: Gij (man) zult!, Gij (vrouw) zult! ) steeds alleen maar aan het mannelijke geslacht en dacht slechts zelden aan de vrouw.
Hoofdstuk 32: Het zesde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266  ...