Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 255 van 1037

...  243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268  ...
[2] Via dezelfde achterweg gingen wij nu terug naar het huis van Jored om te voorkomen dat Judas Iskariot iets verdiende, zoals hij gehoopt had; want langer dan tot de middag wilden al die mensen niet wachten en sommigen lieten zich er zelfs teleurgesteld tegen de leerling over uit dat hij hen zo aan het lijntje had gehouden en zij Mij toch niet te zien kregen. De leerling verborg zich echter in het huis, omdat hij bang was dat hij nu in plaats van zijn verwachte geld wellicht een andere betaling zou kunnen krijgen.
Hoofdstuk 106: Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Men leest wel in de boeken dat de mensen uit de voortijd met hun eenvoudige zeden zulke waarborgen gehad hebben. ja, dat is natuurlijk heel mooi en het is werkelijk een felicitatie waard als zij die gehad hebben! Maar ons, huidige mensen, kan men helemaal niet feliciteren; want ons ontbreken zulke waarborgen ten enen male, en toch zijn wij net zo goed mensen als de mensen uit de voortijd dat waren. Men zegt ons weliswaar dat dat bij ons niet meer mogelijk is omdat wij te grof zinnelijk en materialistisch zouden zijn geworden. Maar ik denk dat juist daar waar de mens op dwaalwegen is geraakt, hetzij door zijn zwakheid geleid of door de een of andere onzichtbare duivel verleid, dergelijke waarborgen uit een mogelijke geestenwereld het meest naar voren zouden moeten treden om de dwalenden op de juiste weg te brengen. Maar in het algemeen gebeurt er juist nooit iets dergelijks.
Hoofdstuk 106: Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Waarom, zeg Ik dan tegen jullie: 'Handel volgens Mijn leer, dan zal het eeuwige leven zich vanzelf zo duidelijk mogelijk in jullie openbaren!'? En als dat zo is, hoe kunnen jullie dan nog zo blind zijn en zeggen dat die buitengewoon stoïcijnse vrouwen van deze priesters eigenlijk gelijk hadden om zo te spreken? O jullie erg blinde dwazen! Als Ik het wilde en het enig nut voor jullie zou hebben, zou Ik onmiddellijk jullie geestelijke ogen kunnen openen, en dan zouden jullie zien datje aan alle kanten door een leger van geesten omringd wordt! Maar wat zouden jullie dan zeggen? Ik zegje: Precies hetzelfde als de stoïcijnse vrouwen! Jullie zouden dan, althans innerlijk, zo oordelen:'Ja, zolang wij leven, voelen en zien, is het gemakkelijk ons iets op de mouw te spelden; maar ga maar eens naar de begraafplaatsen en maak dat de doden eens wijs, -die zullen daar toch niets meer van horen, zien en voelen!' En Ik zeg jullie: Jullie hebben volkomen gelijk; want die zijn ook zeker niet meer voorbestemd om te leven, hoewel ook in hen nog onder het gericht vallende levensdeeltjes van de ziel aanwezig zijn, die na hun volledige ontwikkeling ook eens voor een ander individu tot een vrij leven gewekt worden.
Hoofdstuk 107: Het verkeer met gene zijde. Bewijzen voor het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Veronderstel eens dat alle priesters en priesteressen op een keer tegen het volk zouden samenzweren en het de volle, zuivere waarheid zouden zeggen en het hele gedoe van het vrome bedrog zouden onthullen. Dat zou zeker de verschrikkelijkste chaos onder de mensen veroorzaken. Niets zou de mensen dan nog heilig zijn, en de sterkere zou de zwakkere als een wild beest aanvallen en verscheuren, ja, men zou de pasgeboren kinderen slachten en de honden als voedsel geven. Kort en goed, de mens zou al gauw zijn eigen vijand worden en een vreselijke vijand van al het leven, iets wat wij in feite ook voor onszelf en onder elkaar naar waarheid zijn.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] DE PRIESTERES zei: 'Vriend, ook zonder die raad van jou, die hier totaaloverbodig is, wist ik dat wel! Maar jij begon meteen tegen ons te praten en daarom vereiste de beleefdheid dat we met jou spraken; nu schijn je echter aan het eind van je wijsheid te zijn, en daarom verwijs je mij naar de grote, wijze meester! Dat is best, maar als je dat meteen in 't begin gedaan had, zou dat mij en ons allen liever geweest zijn.'
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Want wij kennen geen god -behalve de god, die uit onze fantasie voortkwam. Wij kennen wel iets, namelijk dat er in de grote natuur geheime krachten zijn waaraan onder vele, verschillende, toevallig optredende omstandigheden ook de mens zijn treurige bestaan dankt, maar deze krachten zijn net zo min bepaalde intelligente en van zichzelf bewuste godheden, als dat het water een godheid zou zijn omdat het door zijn volkomen stomme, blinde zwaartekracht steeds naar beneden stroomt, wat aloude ervaring geleerd heeft omdat men nog nooit een beek tegen een berg naar boven heeft zien stromen en kabbelen. Daarom zijn duizend goden en het grootste bijgeloof onnoemelijk veel heilzamer en nuttiger voor een mens dan welke zuivere waarheid dan ook. Wel, wat geeft het wat voor geloof een mens van de wieg tot het graf heeft gehad, als dat geloof hem maar een duidelijke verzekering gaf voor een dragelijk en voortdurend leven van de ziel na de lichamelijke dood?
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] HIJ bezon zich en zei: 'N u, nou, beste vriendin, zo heb ik het toch immers niet gemeend; ik bedoelde alleen maar dat het je, omdat je helemaal niets weet over een ziel en over een verder leven daarvan ook na de lichamelijke dood, en ook niet over een enige, waarachtige God, en je ons alleen maar de eeuwige dood predikt, niet past zo te spreken alsof jij alleen alle wijsheid van de hele wereld zou bezitten, en alsof je ons, die het tienduizend maal beter weten, met jouw oude Diogenes kraam de les kunt lezen alsof wij daar nog nooit iets over gehoord zouden hebben. Wij willen jullie arme blinden nu alleen maar iets beters geven; en dat maakt dat wat jij deed helemaal niet paste wat ons nu ten opzichte van jullie wel past! Jullie moeten naar ons luisteren, maar wij niet naar jullie, omdat wij maar al te goed weten hoe het met jullie gesteld is en waaruit jullie innerlijke Diogenes wijsheid bestaat die wij bij jullie moeten wegnemen. En zo ongeveer moetje de betekenis van mijn spreekwoord zien.'
Hoofdstuk 109: Gedachtenwisseling tussen de schriftgeleerde en de vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Ik zal jullie echter vertellen waar dat aan ligt! Kijk, dat komt door jullie hoogmoed, jullie eigenliefde, en de begeerte om bij de mensen als hoogdravende veel en zelfs allesweters te schitteren en ieder ander met jullie oude, wijsgerige brokken in het stof te doen bijten! Wie kan er iets tegen jullie zeggen of jullie wat aanraden, als jullie er altijd alleen maar op uit zijn dat iedereen naar jullie luistert maar jullie niet naar iemand anders? Dat is echter de gevaarlijkste soort hoogmoed, en daarop slaat de spreuk: Wie geen raad aanneemt, is ook niet meer te helpen!
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Dat voor ieder mens de mogelijkheid bestaat om dat op eenvoudige wijze bij en in zichzelf te verwezenlijken, is af te leiden uit het feit dat ieder mens ogen heeft om te zien, oren om te horen en reukzin heeft en smaak en gevoel, en bij dat alles verstand, rede, en handen en voeten, en een vrije wil waarmee hij naar believen zijn ledematen kan activeren en zijn liefde kan regelen. Zo toegerust, ziet hij de zon op en ondergaan, -en ook de maan. Hij ziet de sterren en talloos vele soorten schepselen, die hij kan bekijken en waardoor hij God de Heer steeds meer en beter kan leren kennen.
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Heeft een mens op deze wijze de weg naar God en dus tot het ware, eeuwige leven gevonden, dan kan hij die uit naastenliefde ook aan zijn naasten wijzen en hen op de juiste wijze leiden, en hij zal daarvoor door God met nog meer licht en wijsheid begiftigd worden, en zijn leerlingen zullen hem liefhebben en met al het nodige ondersteunen.
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] IK zei: 'Hij is jullie zevenmaal in je droom verschenen en heeft jullie steeds dezelfde reden opgegeven waarom hij jullie niet anders dan in je droom kan bezoeken. Waarom geloofden jullie hem dan niet? Omdat jullie, als knappe dochters van een opperpriester, reeds te ijdel en te hoogmoedig zijn geworden, en om jullie brave mentor reeds tijdens zijn leven alleen maar meer hebben gelachen dan met blije levensijver naar hem hebben geluisterd! Jullie zielen begroeven zich te vast in het vlees; daardoor verloren jullie de voor het zien van geesten noodzakelijke, uitstralende sfeer van de levensether waardoor het voor de geest onmogelijk was om zich zichtbaar voor jullie te maken.
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] Toen zeiden de vrouwen niets meer, en Ik ging met de leerlingen en huisgenoten naar buiten.
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Wij gingen naar de rivier, en wel naar de plaats waar het onderschepte houtvlot zich bevond dat nog in volle omvang lag samengebonden, en waar juist de vissers van Jored hun netten voor een grotere visvangst hadden uitgeworpen. Wij keken naar hen terwijl zij tevergeefs de ene trek na de andere deden.
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] De vissersbaas begreep daar weliswaar niet veel van, maar omdat ook zijn werkgever Jored het beval, gaf hij opdracht tot nog een trek, wierp de netten uit en ving zo'n kolossale hoeveelheid vis, dat hij de netten nauwelijks naar de oever kon krijgen. Toen was er natuurlijk werk te over om de vele, merendeels zeer grote vissen in de vishouders onder te brengen.
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen zei JORED: 'Heel goed, oude trouwe dienaar, we zullen daar als we alleen zijn, nog veel over spreken! Maar zorg er nu voor dat er voor vanavond nog een paar van de mooiste, beste vissen naar de keuken gebracht worden; want we willen daar vandaag nog van genieten! Zorg echter ook dat jullie zelf niets tekort komen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268  ...