Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 256 van 1037

...  244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269  ...
[15] De oude man zorgde daar meteen voor, maar kwam daarna al gauw weer bij ons, terwijl wij intussen bij het boomstammenvlot waren gaan zitten om van daaruit te kijken naar een zwerm grote meeuwen en reigers die de grote open vishouders verkenden, en onder elkaar als het ware beraadslaagden hoe ze daaruit een vis te pakken konden krijgen.
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] IK zei: 'Je denkt nog steeds dat Ik een tovenaar ben; maar Ik zeg je naar waarheid en met klem, dat dat bij Mij niet in het minst het geval is en ook beslist nooit is geweest. Daarom zal Ik je enkel als natuurkenner ook een heel natuurlijk middel aan de hand doen, en dat bestaat uit het volgende: dek de vijvers met een oud visnet af, waarvan je er genoeg hebt, dan zullen deze vogels door het net de vissen niets meer kunnen doen! Kijk, dat is iets volkomen natuurlijks en eenvoudig, zonder enige toverij uit te voeren, en als het goed en degelijk uitgevoerd wordt, geeft het ook beslist een goed resultaat!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen de vissen in de grote, lege visvijvers ondergebracht waren, gaf DE VISSERSBAAS zijn knechten opdracht de boten en het vistuig in orde te brengen, en daarna kwam hij naar Mij toe en zei: 'Luistert u eens, tot nog toe bent u volkomen onbekend voor mij, maar u kunt en begrijpt meer dan wat anders een normale, ervaren, verstandige man kennen en begrijpen kan! Ergens diep in Achter Indiƫ moet u de hoge magie bestudeerd hebben, want hier bij de Grieken en gedeeltelijk ook Romeinen en Joden is zoiets volkomen ongehoord. Alleen u heeft ons deze rijke visvangst in onze netten getoverd! Ik ben een oude visser, maar nog nooit heb ik, ook niet in mijn allerbeste vistijd, zo 'n vangst - en nog wel van louter edelvissen -gehad. O, met u zou ik graag over veel dingen spreken, want u moet veel geleerd en veel ervaring hebben, en ook al vanaf uw geboorte veel talenten gehad hebben! U moeten de goden werkelijk heel sterk bezield hebben dat uw wil in u zo machtig is geworden!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen vroeg DE VISSERSBAAS Mij: 'Beste man, wat kunnen we nu tegen deze gevederde visdieven doen, om te zorgen dat zij ons in de visvijvers geen schade berokkenen? Want kijk, ook al kunnen deze dieren niet een van deze grote vissen uit het water tillen, dan verwonden zij de vissen toch met hun lange, spitse snavels als zij pijlsnel op hen neerduiken. De vissen worden daardoor ziek en zijn dan niet meer zo geschikt voor menselijk gebruik, of zij sterven na een grotere verwonding en worden door deze vogels, wanneer ze dood op het wateroppervlak drijven, dermate uit elkaar getrokken dat ze daarna naar de bodem zinken en het water in de visvijver verpesten, wat dan ook nadelig is voor de gezonde vissen. U zult daar zeker wel een middel tegen kennen! Wilt u zo goed zijn om mij dat te vertellen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Het is daarom goed om mensen die men voor de waarheid wil winnen, vooraf zo grondig mogelijk hun onjuiste beweegredenen uit te laten spreken. Hebben zij dat met alle energie -zoals de priestervrouwen gedaan, dan is de voornaamste kracht waar zij aan vast houden verdwenen en beginnen zij pas aandachtiger naar hun tegenstander te luisteren, en ook begrip te krijgen voor hogere waarheden, verwerpen dan vanzelf hun verkeerde beweegredenen, waarna men hen gewonnen heeft.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Kijk maar eens naar een slang in de natuur, dan zullen jullie zien dat juist dit dier verstandiger is dan elk ander op aarde. De natuurkundigen zeggen dat de leeuw de koning der dieren is, maar Ik zeg jullie dat dat de slang is; want hoewel de leeuw dank zij zijn kracht alle andere dieren in een gevecht overwint, vlucht hij toch voor de slang, en als zij hem beloerd en omstrengeld heeft, is hij verloren en wordt hij haar beklagenswaardige buit. Kort en goed, de slang werkt met het meeste overleg en zoekt de plaats van haar jacht met de grootst mogelijke voorzichtigheid en zuivere berekening uit, en de buit waarvoor zij op de loer is gaan liggen, ontgaat haar nooit. Alleen een mens is haar meester, maar verder geen enkel schepsel op aarde, vooral wanneer zij eenmaal volwassen is en haar volle kracht bereikt heeft. Ik spreek hier over de echte slangen en niet over haar kleine bastaarden, die echter ook nog verstandiger zijn dan heel veel grote dieren,
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Tevens zijn slangen met enige moeite zodanig te temmen en af te richten, dat zij op een gegeven teken alles doen wat men -naar hun vermogen -van hen verlangt. Dat is dan toch ook een teken van de heel bijzondere intelligentie van deze dieren. Hoe meer intelligentie een dier bezit, des te gemakkelijker kan het afgericht worden en dan voor een bepaald doel worden gebruikt, en des te verstandiger is het ook in en voor zichzelf.
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Maar DIE zeiden: 'We wilden verder, -maar een onzichtbare macht hield ons tegen en trok ons helemaal naar de oever; we betalen dus niets, omdat we tegen onze wil hier tegengehouden zijn. Ook hebben we geen geld en we zullen pas als we terugkomen onze heffing betalen.'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ongetwijfeld, maar de wacht bestond uit waakhonden. Deze dieren hebben hun vlotten woedend verdedigd en twee van de dieven werden door hen gebeten; maar aan het eind van het gevecht werden de dieren door de dieven doodgeslagen en in het water geworpen, en de dieven maakten vlug de vlotten los en dreven snel weg, voordat de mensen, die door het lawaai van de honden gewekt waren, erbij konden komen. Er zijn wel meteen daarna mensen over het water en over land achter hen aan gegaan, maar zij hebben ze tot nu toe nog niet kunnen inhalen. Die op het water zullen nu wel niet zo lang op zich laten. wachten; maar die over land zullen hier pas tegen middernacht helemaal uitgeput aankomen. Wij zullen ze, dat wil zeggen deze houtvlotters, zodra de zon ondergaat naar de oever trekken, wat al gauw zal gebeuren, en jij, Jored, laat je beambten dan meteen het landingsgeld opeisen! Intussen zullen de eigenaars van deze houtvlotten, die hen achtervolgen, arriveren, en dat zal een heel apart verhaal worden! Laat je beambten nu gaan, want zij zullen al gauw tegen de oever moeten stoten, omdat Ik dat zo wil!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Toen zagen zij de hun welbekende tollenaar Jored, gingen naar hem toe en deden bij hem aangifte.
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] JORED zei: 'Kijk eens naar hen op de vlotten! Geen van hen kan wegkomen en vluchten! Wie houdt hen vast? Ik zeg jullie: alleen die ene Man, want als Hij ze niet vasthield, zouden ze allang in het water gesprongen zijn en zeker als goede zwemmers de andere oever bereikt hebben, en dan zouden we hen langs die weg niet hebben kunnen volgen! Maar die ene Man wil het zo, en het kan niet anders gaan dan precies zoals Hij het wil. En ik raad jullie aan niet de hand aan de dieven te slaan, maar ieder oordeel over hen aan die ene Man over te laten, dat is het beste wat je kunt doen!'
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Toen zeiden DE HOUTVLOTTERS: ' Als dat zo is -waar we helemaal mee instemmen -breng ons dan naar die merkwaardige man, dan willen we zelf met hem praten! ,
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Toen zijn schatten aan goud en edelstenen echter door zijn verzamelwoede steeds groter werden, zond hij boden uit om in de bewoonde landen zijn schatten te ruilen tegen andere zaken die hij nog voor zijn huishouding nodig dacht te hebben. In het begin deed hij goede zaken, en hij liet ook een aantal andere mensen naar zijn land komen om daar voor hem te komen werken.
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar DE HOUTVLOTTERS bogen diep voor Mij en zeiden: 'Vriend, we hebben uit datgene wat onze vriend Jored ons gezegd heeft, opgemaakt, dat u buitengewone krachten en eigenschappen bezit! Wie u bent en hoe u aan die wonderbaarlijke eigenschappen gekomen bent, gaat ons, mensen uit Lacotena, niets aan; maar omdat onze beste oppertollenaar Jored zo vriendelijk was ons te vertellen dat wij alles alleen aan u te danken hebben, en dat wij het helemaal aan u moeten overlaten om de schurken passend te berechten en te bestraffen, vragen wij u, als volkomen respectabele burgers uit Lacotena, of u zo vriendelijk zou willen zijn ons te zeggen wat wij u voor uw onschatbare inzet ten gunste van ons schuldig zijn. Tevens vragen wij u de gemene dieven naar uw goeddunken te willen berechten, want dat zal beslist altijd rechtvaardig zijn.'
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Kijk, lang geleden was er eens een man die met zijn familie wegtrok naar een eenzaam land dat nog door niemand anders bewoond werd, en hij kon zeggen: 'Zover het oog reikt, is nu alles mijn eigendom!' Hij bouwde voor zichzelf al gauw een behoorlijke woning, en voedde zich met melk van de aanwezige wilde geiten die daar in grote aantallen rondliepen en helemaal niet schuw waren omdat zij nog nooit door een jager achtervolgd waren. Met de jaren breidde zich ook zijn familie uit, en de vroegere, sobere, eenvoudige woning veranderde letterlijk in een stevige burcht. Dat gebeurde echter omdat hij in dat land een grote hoeveelheid zuiver goud en een nog grotere hoeveelheid prachtige edelstenen had gevonden, welke schatten hij niet meer in zijn vroegere eenvoudige woning durfde te bewaren.
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269  ...