10915 resultaten - Pagina 256 van 728
... 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 ...
[14] Lazarus zei: 'Je moetje door dit buitengewoon mooie lichtverschijnsel niet bezwaard voelen, want het is absoluut geen teken van mogelijke kwade gevolgen voor ons, die tenminste in zoverre tot de betere mensen behoren, dat we nog het oude, vaste geloof in God en onze trouw aan Hem in ons hart bewaard hebben, en zoveel mogelijk Zijn wetten in acht hebben genomen! Voor de afvalligen is het echter een goede vermaning, die hun zegt dat de eeuwig oude Jehova nog steeds leeft en macht heeft om zondaren te tuchtigen, hoe en wanneer Hij wil. Als je dit verschijnsel vanuit dat standpunt bekijkt, kan het je geen angst aanjagen. Zie daar die honderden mensen eens! Zij beschouwen het verschijnsel allen vanuit dat standpunt en zijn volkomen rustig en vol goede moed, en jij met jouw degelijke rechtschapenheid voor God en de mensen zult toch ook wel geen reden hebben om er bang voor te zijn! - Heb ik gelijk of niet?'Hoofdstuk 46: Het veranderde verschijnsel aan de hemel en de verlegenheid van de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Lazarus zei: 'Nog nooit, noch in Perzië noch in Arabië heb ik dergelijke verschijnselen gezien! Wel heb ik zowel overdag als 's nachts heel veel andere verschijnselen gezien, die vaak ook heel vreemd waren en die iemand die ze voor het eerst ziet, beslist ook zeer versteld doen staan; maar omdat ze op bepaalde tijden steeds in dezelfde vorm terugkeren, maken ze op de plaatselijke bevolking geen bijzondere indruk. Dit verschijnsel zou echter zou zeker de moedigste Arabier de schrik op het lijf jagen, want op deze aardbodem heeft geen mens ooit zoiets gezien, behalve een of andere profeet in een profetische geestvervoering, zoals dat nog verteld wordt van de aartsvaders Kenan en Henoch, en ook van Mozes, Elia en Daniël. Maar met lichamelijke ogen is zo'n verschijnsel waarschijnlijk nog nooit gezien. Het zal echter niet voortdurend zo blijven staan, maar naar mijn gevoel weldra nog een aantal keren veranderen.'
Hoofdstuk 46: Het veranderde verschijnsel aan de hemel en de verlegenheid van de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Wat betreft het tweede verschijnsel, dat liet de volle maat zien van de gruwelijke zonden van dit volk, dat nu tijdens de klaarlichte dag die over hen is opgegaan, toch in volkomen duisternis wandelt en ook wil blijven wandelen. En daarom zal het de vruchten oogsten volgens zijn daden, en wel binnen de tijd die Ik jou, vriend, reeds buiten bekendgemaakt heb, namelijk over veertig i vijftig jaar, en Ik geef daar nog een extra termijn van hoogstens tien en zeven jaar bij, waarin Ik nog geduld zal hebben; dan zal het echter ook voor alle tijden der tijden helemaal uit zijn met dit volk. En dit zeg Ik jullie: Deze aarde en deze zichtbare hemel zullen vergaan, en voos en broos worden als een oud kleed, maar deze woorden van Mij zullen worden vervuld en in eeuwigheid nooit vergaan!
Hoofdstuk 50: De Heer legt de lichtverschijnselen uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] 'Wel', denken en zeggen jullie bij jezelf, 'hoe is zoiets nu mogelijk? God moet toch alles kunnen doen wat Hij maar wil!' ja, dat kan God waarlijk. Maar bij de volkomen vrijheid van de menselijke wil kan en mag God nooit of te nimmer doen wat Hij wil, want als God de menselijke wil ook maar enigszins zou beïnvloeden, zou de mens een marionet worden, bestuurd door het koord van de vaste goddelijke wil, en zou dan nooit tot een vrij, zelfstandig leven kunnen komen. Kan hij dat echter uit zichzelf niet bereiken, dan is het met het eeuwige leven van zijn zielonvermijdelijk ook voor eeuwig gedaan.
Hoofdstuk 50: De Heer legt de lichtverschijnselen uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar daar beneden bij die wereldse mensen liggen de zaken anders. Zij zijn allemaal duidelijk dienaren van de hel en haar leugenvorst geworden en staan nu in zijn wereldse dienst. Zij stapelen zonden op zonden en gruwelen op gruwelen, begaan allerlei hoererij, echtbreuk en bloedschande, en proberen voortdurend iemand ook totjood te maken door hem de hemel en het eeuwige leven te beloven. Wanneer iemand echter tot hun geloof is overgegaan, kleden ze hem bijna geheel uit, opdat hij zich zo de hemel en het eeuwige leven koopt.
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Hebben zij zo'n blinde heiden echter helemaal van zijn vermogen ontdaan, dan zeggen zij met een schijnheilig gezicht: 'Zo, vriend, nu ben je al halverwege op weg naar de hemel en het eeuwige leven! Tot nu toe hebben wij voor jou gewerkt, maar van nu af aan moet je zelf werken volgens de wet die we je hebben laten zien, anders zou ons voorbereidende werk en de offers die je aan God gebracht hebt, geen waarde hebben!'
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zo beroven zij de een na de ander en doen dan verder totaal niets meer voor hem; en als hij bij hen komt om raad dan verwijzen zij hem naar hun preken, als hij die raad niet kan betalen. Kan iemand echter een advies goed betalen, dan krijgt hij behalve de preek ook een advies dat gewoonlijk uit een listig in elkaar gezette leugen bestaat.
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen kregen de joden wereldse wetten genoeg in hun land, die zij op leven en dood moesten nakomen. De tempel keerde daarna onder enkele vrome priesters tijdelijk weer tot God terug, bleef daar echter niet bij en is sinds -zeg maar- dertig jaar helemaal afgegleden tot een rovershol en een moordkuil, en is nu als tempel slechter dan een willekeurige afgodentempel uit de voortijd of uit de hedendaagse tijd.
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Mijn allerbeste vriend, je hebt meteen op de eerste dag dat je hier kwam, Mijn legerscharen en Mijn macht gezien, en Ik hoef slechts één wenk te geven of talloze scharen almachtige engelen staan Mij ter beschikking, waarvan er één al voldoende zou zijn om de hele aarde en de hele zichtbare hemel in een oogwenk te vernietigen! Ik ben echter niet naar wereld gekomen om haar te oordelen en te vernietigen, maar alleen om haar van de ondergang te redden. En daarom moet Ik de wil van de mensen, hoe ze ook zijn, de vrije loop laten, zelfs wanneer zij zich aan Mijn lichaam willen vergrijpen; want als Ik daar tegenin ga met de goddelijke macht van Mijn wil, die Mij door de Vader gegeven is, dan doodt dat de ziel van ieder mens, en kan niemand denken aan een eeuwig leven na het afleggen van zijn lichaam en er nog minder aan geloven en erop hopen.
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Het ontbrak echter nooit aan vermaningen en ten dele ernstige beproevingen, die helaas geen vruchtbare bodem meer vonden. Toen het volk en hun koningen en priesters nauwelijks meer dachten aan de levende God, en iedereen er in de roes van de wereld op los leefde, zond God weer profeten en waarschuwde het volk ernstig, dat er een machtige vijand in het land toegelaten zou worden die alle joden zou onderwerpen en hun koningen gevangen zou nemen, en die de vrouwen, dochters, ossen, koeien, kalveren en schapen van de joden als gijzelaars zou wegvoeren, en ook veel goud, zilver, edelstenen en parels van hen zou afnemen, en dat het volk voor altijd zou worden geknecht. Kortom, het werd de joden in goed begrijpelijke taal beschreven hoe het hun zou vergaan als zij hun wereldse wetten en hun wereldse gezindheid niet zouden verlaten. Maar dat was allemaal tevergeefs en de voorspelling ging in vervulling, want de Romeinen drongen het land binnen, veroverden het en handelden volgens de voorspelling.
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Denk echter niet dat dit zoiets is als wat bepaalde blinde wereldse geleerden 'voorbeschikking' noemen, alsof God al voor ieder mens voorbeschikt zou hebben wat hem in zijn korte of langere leven te wachten staat! Iets dergelijks te denken of te geloven kan voor de ziel de dood betekenen, omdat die leer een heimelijke uitwas is van de hel en het absolute tegendeel is van de ware levensprincipes van God voor de mensen. De mensen bepalen zelfhun lot door hun vrije wil verkeerd te gebruiken en niet alle zeven levensgeesten in zichzelf te willen opwekken, waardoor zij ook niet tot de ware aanschouwing komen van hun innerlijke, ware en onvergankelijke levensschat. Daardoor komen zij op zijwegen en willen dan ook in het licht van de wereld het ware, innerlijke levenslicht opzoeken en daar dan blijmoedig naar handelen en wandelen.
Hoofdstuk 52: Noodlot of vrijheid van wil? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Breng de ergste roofmoordenaar maar eens bij Me, dan zal Ik hem in een oogwenk omvormen tot een engel des lichts; maar dan zal daardoor zijn eigen ik zo goed als volledig dood zijn! Zodra Ik Mij echter weer terugtrek met de geest van Mijn almachtige wil, wordt zijn eigen ik weer actief, en zal de oude roofmoordenaar weer voor je staan. Want zijn liefde is roof en moordlust en dat is dus zijn leven; neemt men dat van hem af, dan is hij volkomen dood en heeft helemaal opgehouden te bestaan.
Hoofdstuk 52: Noodlot of vrijheid van wil? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Dat echter, zodra de maat der zonden vol is, heel zeker het gericht volgt -wat de eigenlijke geestelijke dood is - is door God al sinds eeuwigheid zo bepaald en onveranderlijk voor de hele toekomstige eeuwigheid vastgesteld; want als dat niet zo was, dan zou er geen vuur, geen water, geen aarde, geen zon en geen maan en ook geen schepsel daarop zijn.
Hoofdstuk 53: Over de maat van het goede en het slechte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Maar een mens, die ten eerste al nooit echt de moeite neemt om de levenswetten van God beter en duidelijker te leren kennen - omdat het vermaak van de wereld hem daar te veel van afhoudt - en die zich van de ene zinsverrukking in de andere stort, die begint God te vergeten, en daardoor verdwijnt zijn geloof in Hem steeds meer. Als hij echter zijn geloof in een God verliest, dan worden zijn ouders ook hinderlijk voor hem. Niet alleen dat hij hun niet meer gehoorzaamt, maar hij ergert hen steeds door alle mogelijke ongehoorzaamheid, slaat hen tenslotte zelfs, besteelt hen en verlaat hen. En als hij zijn ouders niet eerbiedigt, heeft hij al helemaal geen respect voor zijn medemensen. Hij bedrijft hoererij. in allerlei vorm, wordt een dief, een rover en een moordenaar om zich middelen te verschaffen waarmee hij zich nog meer aan zijn lusten en slechte hartstochten over kan geven. En zo heeft deze mens zich tenslotte van alle levenswetten ontdaan en handelt dan volgens de wetten van zijn slechte en kwade aard, en zondigt op die wijze volledig tegen de hele wet. Daardoor heeft hij echter ook de maat van het kwade vol gemaakt, is een duivel geworden en heeft daardoor dan ook in zichzelf en uit zichzelf het gericht over zich doen losbreken; in zijn grote kwelling en pijn moet hij zich nu zelf verwijten dat niemand dan alleen hijzelf de schuld daarvan was.
Hoofdstuk 53: Over de maat van het goede en het slechte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] De twaalf poorten betekenden nu echter niet meer dat de nieuwe stad gebouwd was uit de twaalf stammen van Israël, maar uit de twaalf voornaamste grondbeginselen van Mijn leer, welke zijn vervat in de tien geboden van Mozes en in Mijn twee nieuwe geboden van de liefde; want dat zijn de poorten waardoor de mensen voortaan zullen binnengaan in de nieuwe stad van God, die vollicht en leven is.
Hoofdstuk 54: De uitleg van het derde lichtverschijnsel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)