Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 257 van 1166

...  245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270  ...
[2] Toch heeft zo'n mens, hoewel hij vrij dom is en enigszins op winstbejag uit is, altijd nog een goede inborst. Maar juist door zijn domheld is zijn geloof daarbij zwak en vertrouwt hij weinig op God. Hij denkt en zegt wel steeds: 'Laat ik eerst maar eens echt rijk worden! Dan zal ik pas de beste mens ter wereld worden en mij ook alle middelen verschaffen waardoor ik het mystieke.Godswezen beter en grondiger kan leren kennen! Voor de arme wereld zal ik dan alle denkbare weldaden verrichten, en na duizenden jaren zal mijn naam nog steeds genoemd worden! Als de rijke, wereldse mensen mij eerst maar eens ondergeschikt worden, dan zal al het andere wel vanzelf komen!'
Hoofdstuk 126: De gevolgen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Zo'n zwakke kant is in de aard der zaak eigenlijk niet iets slechts dat voortspruit uit de vrije wil en uit de kennis; maar het is toch een zwakke plaats in de ziel waar deze steeds kwetsbaar blijft, en dat niet alleen hier, maar ook nog lang aan gene zijde. .
Hoofdstuk 126: De gevolgen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Het ontstaan van iets, een ding, een wezen of nog meer van een mens is altijd een heuglijke zaak, maar het zichtbare vergaan en het verdwijnen, vooral van een mens, is daarentegen altijd iets treurigs, dat het gevoel van ieder mens altijd met weemoed vervult.
Hoofdstuk 127: De vrees voor de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Jullie denken weliswaar dat deze vrees alleen maar een gevolg is van onwetendheid en het gebrek aan kennis over het hiernamaals. Ik zeg jullie echter allen: "Zeker niet, het is op zichzelf alleen maar een gevolg van de diep wortelende afkeer van de ziel voor het werken en omdat de ziel heimelijk vermoedt dat met het wegnemen van het lichaam haar verdere bestaan er een van veel werk zal zijn. Dat maakt haar ontroostbaar, waardoor zij in een soort koorts raakt waarin dan ook een bepaalde onzekerheid over het eens komende voortbestaan aan het licht komt. - Denk daar wat over na en dan zullen wij op deze belangrijke zaak verder ingaan!"
Hoofdstuk 127: De vrees voor de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Na die woorden van Mij gaat MATHAËL staan en zegt: "Als U het goed vindt, zo ik graag voor een beter begrip van deze zaak iets naar voren willen brengen!
Hoofdstuk 127: De vrees voor de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Hoewel ik echter door de muren en de kleding van de tempel van deze plaag bevrijd was, zagen de geesten toch kans zich op een andere manier te wreken. Mijn latere, verschrikkelijke bezetenheid was beslist het treurige gevolg daarvan! Het verdere van die betreurenswaardige toestand van mij is bekend en ik hoef daar geen woorden meer aan te verspillen. Maar uit die tijd waarin ik geesten zag, herinner ik mij nog heel veel en wanneer ik hier nu enige voorbeelden geef ten bate van al mijn huidige vrienden en broeders, vertrouw ik er op dat ik hun in ieder geval bij deze gelegenheid ook een kleine dienst bewijs.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Mijn vader vertrouwde er op dat ik in het huis van de buurman geesten zou ontmoeten die mij voor de genezing van de doodzieke buurvrouw ie s zouden meedelen en zo werd ik dus, of ik wilde of niet, meegenomen. Mijn vader had zich ook niet vergist; ik zag werkelijk een aantal geesten stellig goede en slechte door elkaar -.Maar met het aanraden van een of ander geneesmiddel liep het ditmaal anders; want een grote geest die een lichtgrijs, plooiend gewaad droeg, zei tegen mij, toen Ik hem op wens van mijn vader naar een geneesmiddel vroeg: 'Kijk eens naar de stervende! Haar ziel stijgt reeds op uit haar borstkuil, de plaats waar de ziel het lichaam gewoonlijk verlaat!"
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Het merkwaardige aan deze vreemde epidemie was, dat er alleen maar volwassen en volkomen kerngezonde maagden en vrouwen stierven. Toen echter in het huis van de buurman de vrouw ziek werd, terwijl de dag ervoor reeds de twee dochters en de twee dienstmaagden gestorven waren, kwam de buurman helemaal wanhopig van verdriet bij ons en smeekte ons hem bij te staan en indien mogelijk zijn vrouw van de dood te redden. Mijn vader, die in de omgeving van Jeruzalem een mooi huis bezat en daar meestal woonde, was namelijk in noodgevallen ook geneesheer, en daarom was het des te meer een soort plicht voor hem aan de oproep van de ongelukkige buurman gevolg te geven. Dat ik niet thuis mocht blijven ligt voor de hand, omdat ik mijn vader vaak uitstekende geneesmiddelen kon aanraden die mijn geesten mij niet zelden heel openhartig lieten weten.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Maar van de omgeving nam ik zelf totaal niets waar. Ik vroeg daarom aan mijn grote lichtgrijze geest, waar die mooie omgeving dan te zien was. Toen zei de geest: 'Die kun jij vanuit je lichaam niet zien, want dat is slechts een produkt van de levensfantasie van de gestorvene en zal pas langzamerhand in een grotere en meer degelijke werkelijkheid overgaan!' Met deze woorden werd ik afgescheept en de geest sprak daarna in een mij geheel onbegrijpelijke taal. Hij moet echter iets heel prettigs tegen de nu vrije ziel gezegd hebben, omdat haar gezicht daarna zo blij werd.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Merkwaardig was het dat de ziel van de zojuist gestorven vrouw meteen na het verlaten van het lichaam wél nog helemaal in het Hebreeuws haar vreugde over het zien van de mooie omgeving te kennen gaf, maar zich, toen zij zich in zekere zin meer geconcentreerd en verdicht had. bediende van een taal die volgens mijn geringe kennis nu op de hele aarde en onder al haar stervelingen hoogstwaarschijnlijk nergens voorkomt.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Ik richtte mij daarom weer tot mijn lichtgrijze geest en vroeg hem: 'Waarover gaat het, wat die vijf die zojuist in jullie rijk zijn aangekomen, nu met elkaar bespreken en welke taal is dat?'
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] MATHAËL zegt: "O Heer. U, Alwijze, hoe zou het nu mogelijk kunnen zijn dat ik dat niet volkomen begrijp? U heeft mij dit verschijnsel immers overduidelijk uitgelegd! Maar nu zou ik - Heer, vergeef mij mijn weetgierigheid - toch ook nog willen weten in welke taal die vijf zielen met elkaar gesproken hebben! Zelf ken ik toch ook verschillende talen; maar desondanks verstond ik geen woord v wat zij met elkaar gesproken hebben. Bestaat er in deze wereld nog een daarmee overeenkomende taal?"
Hoofdstuk 129: Het scheidingsproces van de ziel van het lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] MATHAËL zegt: "O Heer, alleen omdat U het zo liefdevol vraagt, zal ik nog een aantal gevallen beschrijven zoals ik die met de ogen van mijn ziel heb gezien!"
Hoofdstuk 129: Het scheidingsproces van de ziel van het lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] MATHAËL gaat verder: "Zo heel vaag vermoedde ik dat al we, omdat ik mij je gezicht uit die tijd nog vrij goed herinner, en het is alleen maar in het voordeel van mijn verhaal dat jij in jouw hoge functie een sprekend en waarachtig getuige daarvan bent! Wees dus zo goed verder naar mij te luisteren!.
Hoofdstuk 130: Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ik heb samen met mijn vader deze kerels ongeveer vijfmaal bezocht, zag hen echter aan het eind steeds dampen en roken als een half verkoold en nog gloeiend houtblok, en die damp en rook verspreidde in ieder geval voor mijn neus een onverdraaglijke stank, die waarschijnlijk op deze wereld met niets te vergelijken is! Hoe langer hun wachttijd duurde en hoe dichter hun verschrikkelijke dag nabij kwam des te doordringender werd de damp, rook en stank. Het is te begrijpen dat de kleur van de zeven duivels nog meer verschoot dan die van een kameleon.
Hoofdstuk 130: Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  245 - 246 - 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270  ...