15542 resultaten - Pagina 259 van 1037
... 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 ...
[19] Toen kwam DE HOOFDMAN stralend van vriendelijkheid naar Mij toe en zei: 'O, onbegrijpelijke, boven al onze afgoden verheven heiland! Wat ben ik u nu schuldig? Hoe kan ik u daarvoor het juiste loon geven? Wat verlangt u nu van mij?'Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] IK zei: 'Met niets van deze aarde kun je Mij belonen, want Ik neem van niemand betaling aan. Maar Ik zal je door Mijn leerlingen hier een nieuwe leer over God en het leven van de zielook na de dood geven; neem die aan en leef er met je hele huis naar. Mocht je echter meer van Mij willen weten, ga dan binnenkort eens naar Chotinodora, daar zul je wel uitvoeriger ingelicht worden. Morgen blijf ik echter ook nog hier, dus we zullen hier nog nader met elkaar kennis maken.'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Deze priesters moeten naar Chotinodora gaan naar hun opperpriester; daar zullen zij wel te horen krijgen wat ze verder moeten doen. De tijd van het oude, inhoudsloze afgodendom en het domme bijgeloof enerzijds en het totale niet-geloven anderzijds, is voorbij; van nu af aan zullen de mensen volgens de volledige, overtuigende waarheid aan de enige, enig ware, levende en voor iedereen vindbare en begrijpelijke God beginnen te geloven, en zij zullen zichzelf in dat geloof vinden en de onsterflijkheid van hun ziel erkennen en haar eeuwige, zalige bestemming. Zodra deze tijd van het innerlijke licht en leven echter is aangebroken, is het uit met jullie domme bij elkaar gefantaseerde veelgodendom.
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Nu treedt de God op voor wie de Atheners ook een tempel gebouwd hebben, namelijk die voor de hun onbekende god, echter zonder afgodsbeeld, maar met op een altaar de boeken van de oude wijzen van Egypte. En als de mensen eenmaal per jaar in deze tempel bijeenkwamen, werden wijze woorden uit deze boeken voor hen voorgelezen, en daar werden de mensen dan het meest gesticht, terwijl zij voor de andere afgoden weinig respect toonden. Maar nu deze enig ware God optreedt, moeten voor Zijn geest alle nietswaardige, valse bedrog en leugengoden het veld ruimen. Ga naar jullie tempel en je zult daar geen afgodsbeeld meer vinden!'
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE HOOFDMAN zei: 'Het volk heb ik in mijn macht, en ik weet wat ik bij een mogelijke opstand te doen heb. Het volk zal eerst in alle rust en kalmte uitgelegd worden wat dat allemaal te betekenen heeft. Als de mensen dat naar alle waarschijnlijkheid erg goed op zullen nemen, omdat ze nu met jullie doen en laten echt niet meer tevreden waren, dan is dat al iets goeds. Mochten enkelen zich daarbij, misschien door jullie opgestookt, ontevreden reageren, dan heb ik ook wel weer middelen genoeg bij de hand om hen tot rust en tevredenheid te brengen. Laatje er echter niet toe verleiden om iemand op te stoken, want mijn ernst kennen jullie!
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] DE HOOFDMAN zei: 'Daarvoor heeft deze Heiland jullie al het juiste advies gegeven. Ga naar Chotinodora! Daar zullen de opperpriesters jullie wel goed instrueren; handel daarnaar en dan zal alles zeker goed gaan! Ga daar vandaag nog heen, laat je daar onderwijzen, -kom daarna terug en leer het volk de waarheid!'
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei nu zachtjes tegen de hoofdman: 'Omdat jij volgens dit alles een man naar Mijn hart bent, moet jij voor kleding zorgen voor deze tien mensen die zo armelijk gekleed zijn! Ik heb ze aangenomen en zij gaan nu als leerlingen met Mij mee.'
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Eerst gaan we nu een poosje naar buiten, daar zal meteen iets gebeuren waardoor Ik jullie wat beter met de jullie nog onbekende God zal kunnen laten kennis maken, en dat is beslist meer waard dan duizend van zulke romantische gebeurtenissen in een mens z'n leven, waaraan op deze aarde waarlijk geen gebrek is.
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Ik heb dat reeds lang voorzien, en Ik kende jullie en al jullie levensomstandigheden op deze aarde; maar Ik wist ook, dat Mijn woord bij jullie in goede aarde zou vallen, en Ik kwam daarom naar jullie toe om jullie allen troost te brengen. De allergrootste troost voor jullie moet echter zijn, dat in Mij het rijk van de jullie nog onbekende God tot jullie is gekomen, en daarmee het eeuwige leven van jullie zielen!
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] IK zei: 'Als Ik daartoe niet in staat zou zijn, zou er ook in eeuwigheid geen wezen meer toe in staat zijn, en zonder dat vermogen van Mij zou er ook geen leven meer in de hele, eindeloze wereldruimte denkbaar zijn; maar omdat Ik dat allemaal wel kan, bestaat en leeft alles in de eindeloze wereldruimte en veredelt het zich, door veelvuldige bestaansveranderingen, van mug tot mens en van zonnestofje tot zon. Maar nu gaan we naar buiten en om te zien wat we zullen tegenkomen!'
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen stond iedereen op en ging met Mij naar buiten.
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] De hoofdman bracht ons langs de rivier op een kleine, schaars met palmen begroeide heuvel, vanwaar men een bijzonder mooi uitzicht over de verre omtrek ~had en de kronkelende rivier bijna tot de omgeving van Serrhe kon overzien. Daar gingen we in het gras zitten en genoten een tijdlang van het werkelijk prachtige uitzicht, en de hoofdman vertelde allerlei gebeurtenissen die zich hier en daar voorgedaan hadden, en iedereen luisterde aandachtig naar hem, want hij was een goed spreker en beheerste de Griekse taal, die iedereen in het gezelschap verstond omdat deze taal vrijwel in geheel Voor-Aziƫ het meest gebruikt werd.
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Mocht echter de grote, enig ware God, die u, beste vriend, ons beter wilt leren kennen, zo'n patroon zijn, bespaar ons allen dan een nadere kennismaking met Hem, en nog meer een eeuwig leven onder Zijn heerschappij, want dat zou wel mijn laatste en ergste wens zijn! Dan zou uzelf als god mij aeonenmaal liever zijn! Ja, ik geloof dat dergelijke ervaringen tenslotte ook de anders zo wijze Diogenes genoodzaakt hebben alles te ontvluchten en te verachten wat ook maar enigszins naar een almachtige god rook.
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Heer en wonderbare grote meester in uw geheime kunst, als u ons daarover een bevredigende uitleg kunt geven, zult u ons een grote weldaad bewijzen! Ikzelf zou nu liever naar huis gaan; want er kan hier best nog zo'n gruwelijk natuurgebeuren plaatsvinden, en dat zou mij dagenlang ontstemmen en ongelukkig maken.'
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Het is volkomen waar dat op deze aarde al het leven voortdurend aan allerlei vijanden is blootgesteld en steeds strijdvaardig moet klaarstaan om zich als leven te handhaven. Maar deze strijd betreft alleen de door de almachtige wil van God gerichte materie, die altijd dan het meest te lijden heeft, als haar innerlijke, geestelijke wezen, dat wij ziel noemen, zich losmaakt van de nietswaardige materie en naar een hogere levensfase overgaat.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)