10915 resultaten - Pagina 259 van 728
... 247 - 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 ...
[1] Toen Ik dat gezegd had, stonden allen van tafel op en volgden Mij naar buiten, naar de plaats waar wij al vóór het morgenmaal waren. Daar keek men in de richting van Emmaüs, een gehucht in de buurt van Jeruzalem. Vanaf Jeruzalem leidden meerdere wegen naar Emmaüs, maar alleen voor voetgangers. Een rijweg liep er echter niet heen, behalve via een grote omweg, zodat men veel sneller te voet bij het gehucht kon komen dan met een wagen. De mensen trokken op deze dag, omdat het donderdag was, massaal naar dit gehucht, want op deze dag was er in die plaats een broodmarkt, en de mensen gingen eropuit om zich daar zoals gewoonlijk voor een week van brood te voorzien. Nu was er in het gehucht vanwege de verschijnselen in de afgelopen nacht vrijwel geen brood gebakken, terwijl al die mensen daar juist vanwege het brood naartoe gingen.Hoofdstuk 63: Het volk en de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Nu zijn onze jonge mensen echter ook al wakker geworden en hebben honger: Rafaël, ga jij daarom naar hen toe en zorg dat zij eten krijgen en wat wijn, maar gemengd met twee derde water!'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De jongeren zeiden: 'Ja, goede vader, wij zouden echter allemaal als eerste bij u willen zijn, en dat zou dan een lastig gedrang voor u worden! Daarom kunt u toch beter bepalen op welke plaats of aan welke kant van onze rij wij moeten beginnen; want orde moet er immers ook in de liefde zijn, omdat wanorde ook in de liefde niet mooi zou zijn. Want de goede God in dit mooie land heeft alles zo goed geordend, dat wij uit hoogachting voor Hem ook alles op een min of meer ordelijke manier moeten doen!'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Wij gingen echter nog wat verder, en wel naar het hoogste punt van deze berg. Daar was een aardig olijvenbosje, waar zich onder de bomen een groot aantal banken en zitplaatsen bevonden, waarop allen zich neerlieten, terwijl zij Lazarus prezen om de doelmatige aanleg van zoveel gezellige rustbanken en zitplaatsen. Lazarus dankte allen voor die lovende woorden, die hem veel genoegen deden. Vanaf deze hoogte, die naar alle kanten vrij uitzicht bood, genoot men van het prachtige vergezicht. Men zag van hieruit de Jordaan en het dal daarvan, en - weliswaar heel in de verte - ook een stuk van de Dode Zee.
Hoofdstuk 65: Het gezichtsvermogen van de ziel na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Je zult ook geholpen worden, maar Ik zeg tegen jou en tegen jullie allemaal: als jullie niet aan één stuk door tekenen en wonderen zien, dan geloven jullie niet, ook al ligt de jullie voorgehouden waarheid als zodanig duidelijk voor de hand! Het volk zal echter vanwege het broodgebrek geen al te domme dingen doen, omdat het vannacht ook de verschijnselen heeft gezien. Er is bijna niemand in de stad, noch in de wijde omtrek, die niet vandaag en nog vele dagen lang vol angst zal leven, vanwege de waargenomen verschijnselen, en daarom zal ook het door jou gevreesde oproer in Emmaüs beslist niet plaatsvinden, ook al zou het volk helemaal geen brood krijgen. Maar het zal wel voldoende voorraad brood aantreffen
Hoofdstuk 63: Het volk en de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen zei Ik tegen hen: 'Mijn lieve kinderen, dat is nu niet nodig! Maar als jullie dat toch willen doen, kom dan liever één voor één naar Mij toe om Mij je liefde te laten blijken, want als Ik naar jullie toe zou gaan, dan zou er licht naijver onder jullie kunnen ontstaan, omdat je dan onder elkaar zou overleggen en zeggen: 'Maar waarom wendde de goede vader zich niet tot mij of tot deze of gene? Hij heeft de een of de ander beslist liever dan mij of mijn buurman!' Kom echter, om dat te voorkomen, zelf, alleen of met z'n tweeën naar Mij toe en geef Mij blijk van je liefde, dan zullen jullie niet kunnen zeggen: 'Kijk, die of die heeft de goede vader meer aandacht gegeven!' Want het hangt zuiver van jullie zelf af wie van jullie het eerst bij Mij wil komen.'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Dan nog een vraag: Wat voor gestalte heeft een ziel of zelfs een zuivere geest, en waarom kan een natuurlijk mens niet steeds de zielen en geesten zien? Heer, geef me alleen op deze vragen nog een verhelderend antwoord, dan zal ik U nergens meer naar vragen; want onze volkomen onwetendheid in deze zaak is het eigenlijk wat het sterven voor ons zo bitter en angstig maakt. Hebben wij mensen echter ook daarin een voldoende helder licht, dan zal het sterven ons licht vallen en zullen we ons niet angstvallig aan het dwaze lichamelijke leven vastklampen.'
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De zuivere geest is een gedachte van God, die voortkomt uit Zijn liefde en wijsheid, en die tot een waar bestaan komt door Gods wil. Omdat God echter in Zichzelf een vuur is uit Zijn liefde en wijsheid, is dat ook het geval met de in zekere zin uit God naar buiten getreden gedachte die in een zelfstandig bestaan wordt geplaatst. Zoals het vuur echter een kracht is, is zo'n gedachte uit God op zichzelf ook een kracht, die zich van zichzelf bewust is en die zelf in de dezelfde helderheid kan werken als waaruit hij voortgekomen is. Als zuivere kracht doordringt hij alles wat jij materie noemt, maar kan zelf door de materie niet doordrongen worden, omdat de materie verder niets anders is dan een uiterlijke uiting van de geest uit God.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] In dat geval ziet en hoort zij echter niets van de natuurlijke wereld die zij in haar lichaam bewoond heeft, hoewel zij zich ruimtelijk precies in diezelfde wereld bevindt. Haar bestaan is min of meer als een heldere droom, waarin de ziel in een streek of omgeving leeft die als het ware uit haar is ontstaan, en waar zij zich helemaal gedraagt en handelt alsof zij zich in een heel natuurlijke wereld bevindt, en waar zij de wereld die zij heeft verlaten niet in het minst mist.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Om je dat echter nog duidelijker te tonen, moet jij, Agricola, nu zelf een steen van de grond oprapen! - Goed, je hebt nu een heel harde natuursteen in je hand! Nu zul je zeggen: 'Kijk, deze steen is zoals hij is, absolute werkelijkheid!' Want je voelt in je hand zijn gewicht en zijn voor jou onverwoestbare hardheid en je zegt bij jezelf: 'Die bestaat werkelijk echt!' Maar ik zegje, dat het met dat werkelijk echte van jou net zo gesteld is als daarnet met mijn vleselijke lichaam en daarna met mijn nu nog steeds even geestelijke lichaam. Want de hardheid en het gewicht van de steen die je nog in je hand vasthoudt, hangt enkel en alleen af van de vasthoudendheid van onze wil. Zolang wij hem als een harde en zware steen in stand willen houden, zal hij ook blijven wat hij is.
Hoofdstuk 68: Het wezen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De engel zei: 'Omdat jouw geest daar nog niet rijp voor is en je innerlijke geest nog niet in je ziel is overgegaan! Maar iets doet je geest toch door de standvastigheid van de voor jouw ziel nog onbekende wil, en dat is de bouwen de tijdelijk instandhouding van je lichaam. Dat kan je ziel echter niet waarnemen, zoals zij ook niet waarneemt hoe haar lichaam gebouwd is, omdat haar innerlijke, zuiver van gene zijde afkomstige bouwmeester haar dat niet kan onthullen en laten zien, daar zij, zoals gezegd, nog niet rijp is.
Hoofdstuk 69: De macht van de engelen. Verhouding tussen geest en ziel. Wedergeboorte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Als ik nu echter weer een lichaam wil hebben zoals dat van jou, hoef ik dat slechts te willen en dan zal het lichaam er ook weer zijn. Zie, ik wil het, en raak jij me nu maar weer aan, dan zul je zien dat ik weer net zo stevig ben als voorheen!
Hoofdstuk 70: Over het wezen van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Rafaël zei: 'Jazeker, net als nu, maar ik wilde het niet, omdat een zuiver geestelijk, onlichamelijk bestaan eindeloos veel volmaakter is dan een bestaan dat aan een lichaam gebonden is - ook al gebeurt dat door de eigen wil. Kijk, in dit lichaam kan ik minder doen dan zonder dit lichaam! Als je mij echter een wonder ziet doen, dan is het lichaam al weg en wordt pas na de daad weer geschapen. Ik kan weliswaar ook in het lichaam alles, maar niet zo volmaakt als buiten het lichaam. -Heb je nog vragen, stel die dan, dan zal ik die beantwoorden!'
Hoofdstuk 70: Over het wezen van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Daarbij denk ik echter ook, dat jullie door deze tekenen nu wel zullen inzien waartoe een zuivere en volkomen geest met een vrije wil allemaal in staat is. Denk er een beetje over na en zeg me wat jullie ervan begrepen hebben, dan zal jullie door de Heer nog een groter licht worden gegeven! Denk nu dus goed over alles na!'
Hoofdstuk 71: Het wezen van de geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De zuivere geest op zich als stof en element is een vuur en een licht, of in zich de liefde en de wijsheid zelf Daaronder moeten jullie je echter geen stoffelijk vuur en geen zinnelijke liefde voorstellen, en dus ook geen licht zoals bijvoorbeeld dat van de aardse zon of een brandende lamp hoewel tussen beide een overeenstemming bestaat - want het vuur van de geest is puur leven en het licht daarvan zijn wijsheid.'
Hoofdstuk 71: Het wezen van de geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)