Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 260 van 1490

...  248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273  ...
[12] Voorlopig moet Oubratouvishar, die duidelijk de meest wijze onder jullie is, ze in bewaring nemen; en als hij eens deze aarde zal verlaten, moet hij bepalen wie daarna waardig is om deze onmetelijke schat in bewaring te nemen. Wee de onwaardige die ze eventueel uit hebzucht zou willen bemachtigen!
Hoofdstuk 207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Toen verliet de engel hen, en Cyrenius vroeg Mij of deze beschrijving van Egypte die eigenlijk helemaal puur historisch was, binnen de sfeer van Mijn gesproken evangelie ook noodzakelijk was.
Hoofdstuk 207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] En IK zei tegen hem: "Heel noodzakelijk! Want over een aantal eeuwen zullen er allerlei onderzoekers opstaan en dit land zeer nauwkeurig doorzoeken, en zij zullen nog veel zaken vinden die nu door Raphaël genoemd zijn. Dat zal hen zeer verwarren, zoals het jullie en in die tijd jullie nakomelingen ook zeer zou verwarren; maar door deze volledig ware onthulling weten jullie ook hier alles van. In latere tijd zal Ik echter weer mannen opwekken die voor de zoekende en onderzoekende mensen deze oude raadsels nogmaals zullen onthullen. - Maar nu zullen wij zelf naar hen toegaan en hun het ware hemelse evangelie geven."
Hoofdstuk 207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Weliswaar hebben wij ook niets waarop wij ons tegenover U, o Heer, zouden kunnen beroemen, maar wij weten wel dat wij alleen maar mensen zijn, en dat wij allen werken zijn van één en dezelfde Schepper en ons daarom ook nooit kunnen inbeelden, dat de een wat voor zou hebben op de ander, alsof hij in alle ernst een soort heersende halfgod zou zijn. Iets dergelijks zagen wij bij de blanken, waar er een zich verbeeldde heerser te zijn en alle anderen zich tot op de grond voor hem moesten buigen, terwijl degenen die dat niet deden meteen met stokken werden geslagen. Heer, deze deugd van de blanken beviel ons helemaal niet, en dat straffen geeft blijk van heel weinig wijsheid!
Hoofdstuk 208: Verschillende zeden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Deze huisorde van ons is de blanken, voor zover wij ze helaas hebben leren kennen, geheel vreemd en sommigen hebben onsrecht in ons gezicht gezegd, dat het een tegen alle cultuur ingaande dwaasheid is. Maar hoe zit het dan met het feit dat alle dieren en zelfs de elementen aan onze gezamenlijke wil gehoorzamen, terwijl de blanken ondanks al hun ontwikkelde verstand een kudde leeuwen niet durven te benaderen?! Wee de vermetelste zwaardvechter! Laat hij het maar eens proberen; één enkele leeuw zal hem wel duidelijk maken, dat hij baas is over de vechter en niet omgekeerd!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Daarom lijkt bij ons zwarten tot op heden nog die orde te bestaan, die bij de mensen, van welke huidskleur dan ook, volgens de wil van de Schepper vanaf het oerbegin zeker bestond en had moeten bestaan; want als het eerste mensenpaar op deze aarde geplaatst zou zijn in de slechte orde van de tegenwoordige blanke mensen, dan zou ik wel eens willen weten hoe het zich tegen de aanvallen van allerlei wilde en verscheurende dieren verdedigd zou hebben!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Want voordat het eerste mensenpaar deze aarde betrad, wemelde het van allerlei verscheurende en woeste dieren, zoals de wijze overste in Memphis ons heel duidelijk heeft beschreven. Als het eerste mensenpaar dus volgens de leer van de overste zo zwak geweest zou zijn in al hun levenselementen zoals nu de huidige blanken, hoe vaak zouden zij dan niet door hele kudden uiterst wilde beesten verscheurd en opgevreten moeten zijn?! Zij zouden slechts in stevige, ijzeren kleding en van de scherpste wapens voorzien, als buitengewoon sterke reuen zo ongeveer als die, welke vóór Shivinz Egypte geteisterd hebben, uit de lucht op deze aarde hebben moeten komen, als zij het met natuurlijke kracht tegen deze beesten zouden hebben willen opnemen, -en zelfs dan zouden zij nog genoeg moeite gehad hebben om een strijd met de reusachtige monsters tot een go d einde te brengen!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Maar als de oermensen van deze aarde in al hun levenselementen op ons leken, hadden zij natuurlijk geen wapens nodig en waren zij met de kracht van hun gemoed heer en meester over de hele dieren -, planten en elementenwereld!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ik ben eigenlijk en voornamelijk in deze wereld gekomen om de geheel ontaarde mensheid, die Mijn oorspronkelijke orde geheel verlaten heeft, weer door lessen, voorbeelden en daden in die oertoestand terug te brengen waarin de eerste mensen zich bevonden, die ware heersers over alle andere schepsels waren.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Deze mensen met die lichte huidskleur hebben daarom heel hard Mijn lessen en Mijn daden nodig om te beseffen wie Degene is die hun leert en wat Hij wil. Jullie bevinden je echter nog in de heerlijke oertoestand. Jullie levensschool begint met de juiste middelen ook op de juiste plaats. Jullie beginnen de mens pas daar als mens te vormen, waar hij het eerst en voor alles gevormd moet worden, en dat moeten de blanken in het vervolg ook, want Ik wijs hun daartoe nu de weg.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Maar het zal nog veel moeite, lessen en daden en tijd kosten voor deze blanken zover zullen komen als jullie nu zijn. Zij zijn de verdwaalden, de verkeerden en verlorenen die op de juiste weg gebracht moeten worden; zij zijn ziek en hebben daarom een dokter nodig die hen genezen kan.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Daarom zullen jullie nu deze mensen iets laten zien van wat jullie kunnen als echte oermensen, om daarmee deze vele blinde broeders van jullie die nog zeer verkeerd zijn, een les te geven! Er zijn er al enkelen bij die zeer dicht bij de voltooiing staan, maar als mens is geen van hen zo ver als ook maar de minste onder jullie! -Willen jullie dat voor Mij doen?"
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Dat doen zij om steeds alle lichaamsdelen goed nat te houden, om door de gloeiende Kamb'sim ('Waarheen vlieg ik') niet verbrand en gebraden of verast te worden; want de Kamb'sim (ookwel Kam beshim = 'Waar vlieg ik nu heen?') is wel de veruit heetste wind van de woestijnen van Nubië en Abessinië. De Samum ('voor de pek' = de wind om aardpek te laten smelten) is lang niet zo heet als de Kamb' sim. Nog minder heet is de Giroukou (de over de weiden heen waaiend zuidoostenwind), die in Memphis reeds in de zeer grijze oudheid zo genoemd is, omdat hij over de weiden Giri komt die vanuit deze stad gezien in die richting liggen. Maar beide winden, de Kamb' sim niet meegerekend, waren zo warm at de mensen zich ervoor in de vochtige holen terugtrokken.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar nu zitten zij op het water en zullen ons in deze houding laten zien hoe zij vis vangen! Kijk, door hun grote wilskracht drijven zij de vis uit de wijde omtrek naar zich toe! Met de hand pakken zijde vis uit het water en leggen deze naar behoefte op hun opengevouwen schorten, die zij altijd om hun lendenen dragen, en in zittende houding varen zij daarmee snel naar de oever. Hun zeil en hun roeispanen bestaan alleen uit hun wil; zodra zij op het water een wat snellere beweging willen maken, willen zij dat met hun rotsvaste geloof, dat geen twijfel kent, - en alles gaat zoals zij het willen!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Heel heimelijk schoot deze taal de Romeinen wel wat in het verkeerde keelgat, maar zij slikten het, zoals men zegt, met veel goede wil.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273  ...