Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 260 van 1112

...  248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273  ...
[6] Mijn mening, weliswaar slechts op menselijke wijze doordacht, is deze: leder mens moet doen wat hem volgens zijn beste weten, besef en geweten met recht het beste lijkt, iedereen moet vreedzaam en vergevingsgezind zijn en naar beste krachten goed doen voor de arme, lijdende mensheld, dan moet zijn handelen toch ook door een God als juist en goed en in orde bevonden worden. Geen enkele God kan toch van een mens, die onmiskenbaar Zijn schepsel en Zijn werk is, meer verlangen dan waartoe hij in staat is met de vermogens die Hij Zelf in deze mens heeft gelegd! Of is het mogelijk dat een hoogst wijze God nog meer van Zijn werk kan eisen, dan wat Hij er in heeft gelegd? Ik denk dat dat niet zo gemakkelijk gaat en ongeveer hetzelfde zou zijn als wanneer iemand in alle ernst tien emmers water zou willen gieten uit een vat of een zak, waar maar één emmer ingaat. Daarom vraag ik U, o Heer en Meester, dat U duidelijker bent wat dit punt betreft; want zoals ik U tot nu toe begrepen denk te hebben, is er volgens Uw leer op deze aarde voor een mens helemaal geen bestaan denkbaar dat enigszins verstandig is!
Hoofdstuk 138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Ja, de waarheid, de heilige waarheid moeten de mensen zich eigen maken. ze moeten het huis waarin ze wonen en volgens Uw belofte eigenlijk eeuwig zullen wonen, met de bijbehorende orde en gerechtigheid precies leren kennen. Maar de naakte waarheld, al is die nog zo zuiver, komt mij tenminste voor als een weliswaar zeer heilzaam, maar verder buitengewoon bitter medicijn, dat ieder die maar enigszins een gevoelige smaak heeft, meteen weer uitspuwt als hij het proeft. Maar wat doet men? Men omhult het bittere medicijn met iets zoets en aangenaams en dan zal de zieke dit gemakkelijk slikken en zonder rillingen in zijn maag krijgen, waar het dan al gauw heilzaam zal beginnen te werken! En dat, zo ben Ik van mening, zou ook met het meedelen van de waarheid moeten gebeuren! Men moet deze, vooral in het begin, nooit anders dan verhuld geven en daarna pas stukje bij beetje onthullen! Dan zal volgens mij een goede uitwerking zeker niet uitblijven. Geeft men haar echter meteen onverbloemd en naakt, dan zal men meestal meer schade veroorzaken dan werkelijk nut.
Hoofdstuk 138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Het gaat me er hier niet om dat ik onze natuurlijke wonderen goedpraat, en ik ben er zelf geheel en al van overtuigd dat we daarmee te ver zijn gegaan; maar ik kan er altijd naar eer en geweten aan toevoegen dat wij daar zelf nooit iemand schade mee hebben berokkend, maar naar onze weloverwogen mening gewoonlijk steeds dubbel nut mee hebben bezorgd. Ten eerste hebben wij daarmee de tranen van vaak zeer treurige ouders gedroogd, wat toch zeker niets slechts is en kan zijn, en ten tweede hebben we hiermee kinderen van straatarme ouders op de beste manier voor hun hele aardse leven verzorgd en hun de mogelijkheid verschaft om in huizen van rijke mensen overeenkomstig de betere zeden van de huidige wereldorde ook een betere opvoeding te krijgen, terwijl ze anders in de grootste armoede zonder enige vorming echte mensachtige dieren zouden zijn geworden; en daarvan zijn er in deze tijd voorbeelden te over. Er komt geen engel uit de lichte hemelen naar beneden om zich, wat opvoeding betreft, over deze arme half dier, half mens zijnde kinderen te ontfermen; en wanneer wij, toch duidelijk betere en beschaafdere mensen, naar beste weten, inzicht en geweten iets voor hen doen op een mallier die mogelijk is, dan lopen we gevaar om voor God te zondigen en door Hem tot bedriegers van de mensen verklaard te worden!
Hoofdstuk 138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Roclus verbaasde zich dan ook niet weinig, toen hij van zijn metgezellen precies hetzelfde vernam wat hij hun als iets geheel nieuws en hoogst belangrijks wilde meedelen - en dat op Mijn verzoek - om daardoor te laten zien dat Ik als de Heer hem heel bijzondere opdrachten had gegeven ter vervulling van het zo hoogst belangrijke ambt. Als hoofd van het instituut wilde hij zijn ondergeschikten nu toch wel een beetje laten zien dat hij hierover met Mij Zelf heel veel buitengewone dingen had afgesproken, die hij hun nu allemaal wilde meedelen.
Hoofdstuk 141: Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen in verlegenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] RAPHAËL, die zich onder het gezelschap bevond, zei: 'Vriend, dat zal ik je meteen duidelijk maken; Luister even kort naar me! Kijk, dit zijn weliswaar je allernaaste staatsbeambten in, laten we zeggen, jouw instituut! De Heer Zelf kon jou overeenkomstig de volle waarheid geen andere titel geven dan je van staatswege hebt en ook kunt hebben, omdat jouw aanzienlijke geldmiddelen je daartoe het recht verlenen. Maar de Heer wil, dat alle mensen elkaar als broeders omarmen en alleen Hem als de ware Heer en Meester erkennen.
Hoofdstuk 141: Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen in verlegenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Die echter volgens Gods wil leven, zullen ook inzien waarom God het ene of het andere kind van hen laat sterven, en zij zullen zich voortaan zelf kunnen laten onderwijzen door Zijn geest. Daar zal niemand iets tegenin kunnen brengen!'
Hoofdstuk 141: Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen in verlegenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] ROCLUS zegt: 'Neen, Heer en Meester van eeuwigheid, er is nu niets meer wat me bedrukt en mijn hart is vol vreugde! Want nu ben ik met mijn instituut helemaal veilig, en die zwartrokken kunnen zich verheugen over de last die wij hen zullen bezorgen!"
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] En wat verder het onderwijzen van Mijn Gods en levensleer betreft wil Ik jullie het volgende nog in 't bijzonder zeggen: Pas je in uiterlijk opzicht aan iedereen aan, om te zorgen dat ze zich bij jullie thuis voelen en ze voor Mijn rijk gewonnen kunnen worden! Wees jood met de joden, heiden met de heidenen, lach met degenen die lachen en huil met hen die huilen, wees zwak en vol geduld met de zwakken en laat de sterken zien dat ook jullie sterk zijn, opdat het besef van hun kracht hen niet opblaast en hoogmoedig maakt! Nu, Mijn beste vriend, dat zal toch voldoende voor je zijn om te weten wat Gods allerhoogste wijsheid, die ook jullie zuivere verstand heeft geschapen, van jullie verwacht!
Hoofdstuk 139: De rechtvaardiging van verstand en slimheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Een waarheid, al is deze nog zo verhuld, is en blijft als zodanig niettemin eeuwig waarheid en zal zich later ook zo manifesteren. Vriend, een waarheid kun je naar gelang de omstandigheden omhullen en omkleden zoals je maar wilt en kunt; dat hangt helemaal af van het bevattingsvermogen van degene, aan wie de waarheid gepredikt wordt. Kinderen worden met melk en honing en zelfs zacht brood gevoed, terwijl men een man wel een steviger kost kan aanbieden. Dat is dan allemaal heel goed, als het binnenste maar waarheid is; op het noodzakelijk omhulsel wordt weinig of helemaal niet gelet. Het zou ook echt heel onwijs zijn en indruisen tegen ieder gezond verstand, als iemand Mijn hulp nodig had en Ik wel wist dat hij eerlijk was, maar hem niet aan zou kijken omdat hij een Perzische mantel aan had! Een waarheid verhullen als dat nodig is, is geen zonde; maar een duidelijke leugen en duidelijk bedrog in het kleed van de waarheid verpakken, is zonde en wordt door Mij voor eeuwig verworpen!
Hoofdstuk 139: De rechtvaardiging van verstand en slimheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] .IEMAND ANDERS :van het gezelschap zegt op zijn beurt: 'Ja, daar heb je gelijk in; maar weet je, daar hebben wij allen niets aan! Als iemand eenmaal in het water ligt en om hulp roept, dan kan men er niet op letten of hij er door een ongelukkig toeval of door eigen moedwillige domheid in is gevallen, -degene bij wie het water eenmaal in de mond begint te stromen, denkt er echt met meer aan, wat hem eigenlijk in het water terecht heeft doen komen, maar 'Help! Help!' is zijn angstgeschreeuw. Of men hem kan helpen of niet, is natuurlijk een andere zaak en hangt enkel van de bekwaamheid af van degenen, tot wie de ongelukkige om hulp heeft geroepen. Zo denk ik erover!'
Hoofdstuk 142: Roclus' voorstellen voor de hervorming van het instituut der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] De mensen zullen daar zeker verbaasd van opkijken, en sommigen zullen denken dat jullie dat ambt slecht uitgevoerd hebben, en dat jullie hebben gezondigd. Weer anderen zullen denken, dat ze te weinig geofferd hebben. En nog anderen die wat verstandiger zijn, zullen zeggen: 'Die geven heel gemakkelijk dat ambt weer terug aan de grote, onbekende God; want ze hebben het zich slechts eigenmachtig aangematigd om het blinde volk daardoor des te gemakkelijker in toom te houden, -en de goden die hun deze macht zogenaamd verleend hebben, waren de machthebbers van Rome! Maar nu is er zeker een echte god heimelijk opgetreden, die hen bedreigd heeft, en daarom leggen ze nu zonder moeite een godenambt weer terug rn de schoot van de grote, enig ware God, dat zij in werkelijkheid nooit als een door God aan hen toevertrouwd ambt hebben bezeten. Daar ze nu echter zo eerlijk zijn om dit openlijk te bekennen, is het te verwachten dat ze nog meer openlijk zullen bekennen, wat heel goed zal zijn omdat we daardoor achter menige waarheid zullen komen. De wind die hen daartoe heeft aangezet, moet onmiskenbaar een goede wind zijn!' Zo zullen de meer verstandige mensen denken en daarbij heimelijk in hun vuistje lachen.
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Hierbij maakt hij een buiging en haast zich blij naar zijn metgezellen, bij wie intussen de nieuwsgierigheid over de goede of misschien kwade aard van het antwoord al behoorlijk begon te kwellen.
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Want alle beroepsmagiërs en alle priesters, ongeacht tot welke godsdienst ze behoren, haten Hem, en nog het meest de priesters van de tempel in Jeruzalem. Omdat juist het priesterdom echter een altijd erg begunstigde groep mensen op deze aarde was en te veel privileges genoot, zal dit zich waarschijnlijk nooit laten uitroeien; en het zal zelfs niet eens meer zo lang duren, dat zelfs brokstukken van deze nu nieuwste godsdienstige leer door allerlei bedriegers en leeglopers opgepakt zullen worden, en hieruit zal een priesterdom ontstaan waarmee vergeleken de tempel nauwelijks een vaag schimmenspel is.
Hoofdstuk 144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdom vervolg zal zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Er stak echter een sterke oostenwind op, die het schip met onweerstaanbare kracht precies naar onze oever dreef. Binnen enkele ogenblikken konden de zonen van de oude Marcus met hun scherpe ogen al heel goed zien, dat er Romeinen en een paar Farizeeën aan boord van het schip waren. Ze gingen meteen naar Cyrenius en deelden het hem mee. Toen Cyrenius dit hoorde gaf hij meteen het bevel aan Julius om het schip, dat allengs steeds sneller de oever naderde, scherp in het oog te houden. Toen Julius dit hoorde was hij binnen de kortste keren pijlsnel met vijftig bewapende mannen aan de oever en wachtte het schip op, dat ook niet lang meer op zich liet wachten.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Toen degenen die aan boord waren de Romeinen in het oog kregen, staken ze meteen een witte vlag uit ten teken, dat ze geen vijanden waren en dat men hen ongehinderd aan wal zou laten gaan. Maar toen Julius twee hem niet onbekende aarts-Farizeeën onder de Romeinen waarnam, stuurde hij meteen een bode naar Mij en Cyrenius met de vraag, wat hij met degenen die hier aangekomen waren, moest doen. Land of water? De mensen kwamen hem zeer verdacht voor. Het leek wel, alsof ook de Romeinen alleen maar vermomde Farizeeën waren of toch in ieder geval mensen van Herodes.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273  ...