10915 resultaten - Pagina 260 van 728
... 248 - 249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 ...
[5] De ether is echter nog lang niet iets zuiver geestelijks, maar hij komt innerlijk meer overeen met de substantie van de ziel, maar slechts in zoverre als hij een ruimtelijk medium is waardoor talloze oerkrachten uit God bij elkaar komen, zich met elkaar verbinden en tenslotte samenwerken.Hoofdstuk 72: Het wezen van de ether - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Dus achter de substantie van de ether is het voor jouw zintuigen niet zichtbare geestelijke vuur een eeuwig heersende kracht, die van God uitgaand, eeuwig de oneindige ruimte vult en aan één stuk door werkt en schept. God Zelf echter is de eeuwige Oergeest en de eeuwige Oermens in Zijn centrum en vult de eeuwig uit Hem voortkomende oneindigheid met Zijn verheven gedachten en ideeën, die van Zijn liefde vervuld tot een aan Hem gelijk levensvuur worden, en door Zijn wijsheid tot geordende vormen en door Zijn wil tot van elkaar afgescheiden en op zichzelf bestaande wezens worden, waarin het vermogen gelegd wordt zichzelf als zodanig eeuwig voort te planten, verder te ontwikkelen en zich mettertijd op de ladder van Gods eeuwige orde te verenigen en op te klimmen tot een evenbeeld van God.'
Hoofdstuk 72: Het wezen van de ether - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Goed, zeg ik, wanneer het echter in de zomer niet regent -zoals dat in Rome vrijwel altijd het geval is -dan moeten je knechten de tuin met de gieter bevochtigen. Heb je dan voor iedere soort vrucht soms ook een eigen soort water? Je zegt weer: 'Nee, ook dat niet, ik laat alle planten, struiken en bomen slechts begieten met één en dezelfde soort water, dat door de waterleidingen in de tuin wordt gebracht!' Weer goed, zeg ik! Dus ook slechts één en dezelfde soort zoet water, omdat zeewater niet erg geschikt is om planten op het vasteland in leven te houden.
Hoofdstuk 73: Het zuiver geestelijke in de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Desondanks wil ik je echter toch een paar tekenen als voorbeeld geven, waardoor je nog iets duidelijker zult zien, dat alleen in de geest alle oerstof en alle realiteit te vinden is. Jullie Romeinen hebben ook een spreuk, die we hier heel goed kunnen aanhalen. Kijk, jullie spreuk luidt als volgt: Quod a principio non valet, aut valere nequit, etiam in successu non aliquid valere potest; ex nihilo nihil erit* (Wat vanaf het begin geen kracht heeft of hebben kan, kan ook later niets tot stand brengen; uit niets komt niets voort.) Daaruit volgt menselijk geredeneerd heel duidelijk dat het zuiver geestelijke een reëel iets moet zijn; want als het volgens de materiële voorstellingen van de mensen een of ander niets zou zijn dat zich onmogelijk van zichzelf bewust kan zijn, hoe zou het dan ooit in eeuwigheid iets kunnen worden dat zich van zichzelf bewust is?!
Hoofdstuk 75: De geest, de meest innerlijke kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Agricola zei: 'Kijk, nu is het mij al weer aanmerkelijk duidelijker, en ik herinner me nu een paar zinnen van de oude wijze Plato. Die onderzocht lange tijd het geestelijk wezen van God en kreeg tenslotte een visioen als in een heldere droom. Hem werd te kennen gegeven dat hij Gods geestelijke wezen zou zien. Toen kwam het hem voor alsof alles om hem heen vuur en licht werd. Het leek of hijzelf helemaal oploste, zonder daarbij echter zijn volle bewustzijn te verliezen. Maar in dit vuur voelde hij geen brandende hitte, maar enkel een machtige, hoogst verrukkelijk weldadige liefdes en levenswarmte, en een stem als de zuiverste harmonie van een welluidende eoluslier sprak uit de vuur en lichtzee tegen hem: 'Zie en voel het geestelijke wezen van God, en voel en zie jezelf in Hem en door Hem!' En Plato zag toen zijn gedaante als mens, en zag om zich heen nog talloze gedaanten zoals hijzelf. In die gedaanten ontdekte hij nog in minuscuul kleine figuurtjes, die allemaal leefden, ontelbaar vele andere vormen, die in totaal echter één enkele menselijke vorm uitmaakten. En zie, jouw uitleg lijkt veel op het droomgezicht van de grote wijsgeer, die overal in ontwikkelde kringen erg bekend is!
Hoofdstuk 76: De bevrijding van het materiële - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Aanvankelijk hoorde het volk hem heel rustig aan, maar zodra hij weer over strenge boete en grote offers begon te spreken, werd het volk al gauw onwillig en zei: 'Jullie schuiven jullie eigen grove zonden steeds af op ons, armoedig volk, en wij moeten dan als het nodig is altijd voor jullie de zondebokken zijn! Hoeveel offers hebben we al niet aan de tempel gebracht! Wat voor gruwelijke boetedoeningen hebben we al niet gedaan, waarvan jullie zeiden dat Jehova daardoor Zijn volk met vriendelijke ogen genadig zou aanzien! In deze nacht hebben wij echter Zijn vriendelijkheid maar al te goed gezien, en daaruit bleek heel duidelijk dat alle offers die wij aan de tempel hebben gebracht en al onze bloedige boetedoeningen nergens goed voor waren. Het is nu geen ogenschijnlijke, maar een duidelijke waarheid voor ons, dat alle offers die wij gebracht hebben en al onze boetedoeningen onzinnig waren, want zij overschreden alle Mozaïsche wetten en wakkerden Gods rechtvaardige toorn alleen maar aan in plaats van die te verzachten. En de schuld daarvan ligt veel minder bij ons dan bij jullie priesters, die in deze tijd dankzij jullie te grote priesterlijke heerszucht ons al tot heel veel schande en gruweldaden hebben aangezet door te zeggen: 'Als jullie dit of dat doen, kom je op slag in de hemel! ' En daarom zijn alleen jullie degenen die de toorn van God hebben opgewekt, en niet wij, die ons helaas steeds trouw hielden aan dat wat jullie ons geleerd hebben, en die altijd gedaan hebben wat jullie van ons verlangden. Brengen jullie maar liever grote offers, en doe ware boete voor de vele zonden die jullie aan ons en aan de vele door God gezonden profeten begaan hebben, dan zal God ons wel weer aannemen. En dat is de mening van het volk!'
Hoofdstuk 78: De waard uit het dal doet verslag over de gebeurtenissen in de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Het arme, gewone werkende volk ziet dat echter wel bij de rijken en denkt bij zichzelf: ' Ah, als jullie rijken, die de middelen hebben om veelte kunnen ervaren en te weten, noch aan Mozes, noch aan de profeten en dus ook niet aan God geloven, waarom moeten wij armen dan voor jullie plezier geloven in datgene waar jullie rijken niets in zien?!'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Hoe het later met het volk onder de volgende koningen tot aan de Babylonische gevangenschap ging, weten we uit de boeken der kronieken. Men zou echter denken dat de weer bevrijde joden na de veertig jaar durende gevangenschap volledig veranderd zouden zijn; maar nee, ze moesten weer koningen en, net als de heidenen, priesters en hogepriesters hebben!
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] God heeft Zich echter ook ditmaal over Zijn volk ontfermd en ons volgens de profetie een Messias gezonden in de persoon van de wijze man uit Nazareth, die ik al vanaf de tijd van Simeon ken, omdat ook Simeon Hem in de tempel herkende, Hem besneed en Hem de naam Jezus gaf Ik kan en mag jullie dit alleen in deze buitengewone noodtoestand zeggen, en wat ik als hoogbejaarde grijsaard jullie nu zeg, is hoge en heilige waarheid. Maar deze overmatig heerszuchtige, verstokte tempeldienaren vervolgen iedereen met de grootste wraakzucht die zoiets op een ander moment uit zou spreken.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De waard):Toen deze zeergeleerde heer het grote redenaarsgestoelte beklommen had, begon hij met een heel ernstig gezicht en ernstige stem als volgt te spreken: 'God sprak alleen maar met Mozes en Aäron. Nergens staat geschreven dat God ooit direct tot het volk heeft gesproken, want het volk was altijd te onheilig voor Hem, hetgeen het, toen het nog door de wonderstaf van Mozes geleid werd, bewees door voor zichzelf uit het meegenomen goud een gouden kalf te gieten en dat te aanbidden. Daarom heeft God dan ook niet meer gesproken met het volk, dat zich voor Hem onheilig had gemaakt, maar alleen middels de door Hem gewekte profeten en door ons priesters. Houd er dus goed rekening mee dat de stem van het volk nooit een soort goddelijke stem kan zijn; en als je dat nu van jezelf beweert, bega je daarmee een grote en uiterst vloekwaardige zonde voor God en voor ons, Zijn ware priesters. Wij priesters hebben echter begrip voor jullie grote domheid en zwakte, en vergeven jullie die zonde; of deze echter ook door God vergeven wordt, is een andere vraag.'
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Deze toespraak was voor het volk al voldoende, en een grote forse man, zo te zien iemand uit Bethlehem, stapte naar voren en zei in naam van het volk tegen de schriftgeleerde: 'Dat God met Mozes en Aäron gesproken heeft, weten wij net zo goed als jij, ingebeelde schriftgeleerde; maar wij weten ook dat God in het begin alleen maar tegen het volk heeft gesproken. Omdat het volk echter erg bang werd voor de al te donderende stem van God, vroeg het of God Zijn allerheiligste wil alleen aan Mozes wilde meedelen, dan zouden zij die opvolgen ook al hoorden zij zelf Zijn geweldige stem niet. Toen ging het volk ver weg naar de andere kant van het dal van de Sinaï. En pas daarna kreeg Mozes alleen de wetten van God. - Maar laten we daar over ophouden, want ik wil jou, ingebeelde schriftgeleerde nu meteen op iets anders opmerkzaam maken!
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Maar later was er in het westen, zoals de wijze Nikodemus mij zoëven verteld heeft nog een derde teken van zeer troostrijke aard te zien, echter alleen door hen, die de Messias hebben aangenomen, in Hem geloven en naar Zijn leer, die goddelijk wijs is, handelen. Maar daarover kan jullie Nikodemus later meer vertellen, omdat hij ook het genoemde derde verschijnsel zelf gezien heeft.'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De waard): 'Ergens achter een gordijn hoorde echter zo'n echte aartsfarizeeër het krachtige pleidooi voor het geloof in de Heiland uit Nazareth ten overstaan van het volk. Hij kwam tevoorschijn, besteeg het kleine gestoelte en zei: 'Ik zeg jullie vanuit mijn absolute macht als hogepriester, wie in de Heiland uit Nazareth gelooft, en zegt dat hij de beloofde Messias is, is door de tempel vervloekt!'
Hoofdstuk 82: De kalmerende toespraak van Nicodémus tot het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Meteen na dit voorval verscheen er een Romeins afgezant van de landvoogd, beklom een gestoelte dat voor wereldlijke sprekers en verkondigers bestemd was, en zei: 'De landvoogd laat jullie in naam van de wet waarschuwen je van alle gewelddadigheden te onthouden; maar spreken kunnen jullie zoveel je maar wilt! Jullie moeten bedenken dat deze tempel ter ere van God gebouwd is, en dat ieder onbehoorlijk gedrag daar vermeden dient te worden! Als iemand echter door een domme tempelpriester of dienaar onrecht wordt aangedaan, dan hoeft hij maar naar ons toe te komen en zal hem volledig recht gedaan worden!'
Hoofdstuk 82: De kalmerende toespraak van Nicodémus tot het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Hij had deze schandelijke uitspraak echter nog maar nauwelijks gedaan, of zijn gestoelte was al door het volk omringd, en al het volk schreeuwde tegen hem: 'En wij zeggen: Wie niet gelooft dat de Heiland uit Nazareth onfeilbaar de beloofde Messias is, die is door ons vervloekt! En als zo'n miserabele slechterik van een opperfarizeeër, die de ware Messias eerder zou moeten herkennen dan het volk, in zijn blinde heerszucht zo'n oordeel tegen ons waagt uit te spreken, dan wordt hij zevenmaal door ons vervloekt en heeft hij de dood verdiend! Ellendige, zag je vannacht de tekenen niet? Konden ook die niet door je ruige vacht heendringen? Nou wacht maar, vuige opperfarizeeër, we zullen je te dichte vacht wel dunner en doordringbaarder maken! Je bent ons mooi tegen het lijf gelopen; want op jou, ellendeling, hebben we het allang voorzien!'
Hoofdstuk 82: De kalmerende toespraak van Nicodémus tot het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)