Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 261 van 1112

...  249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274  ...
[13] JULlUS zegt: 'Ik wil nu geen woord meer horen! Daar bevindt zich de verhevene! Vooruit dus met jullie, valse Romeinen, - daar gaan we verder!'
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Toen CYRENIUS deze brief heel nauwlettend met een ernstig gezicht gelezen had, richtte hij zich tot Mij met een meewarig vriendelijke blik en zei: 'Maar Heer, is dat ook nog mogelijk, dat men U tegenover mij op zo'n schandelijke manier verdacht maakt?! Wat zegt U hiervan? Want U weet natuurlijk wat erin staat!'
Hoofdstuk 146: Ontmaskering van de valse aanklagers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Al gauw ontdekten de zonen van Marcus een schip, dat nog op behoorlijke afstand heen en weer laveerde, alsof de kapitein niet wist of hij zich wel op de goede plaats bevond; dat had ook een heel natuurlijke reden, omdat er aan de oever van de zee van Galilea sinds de vorige dag heel veel enorm was veranderd. De geweldige rots in zee, een belangrijk herkenningsteken, bestond niet meer; een hoge rots en een machtig grote boom op de berg met de slangen hadden de negers, zoals bekend, nagenoeg uit de weg geruimd; daarbij kwam nog het prachtige nieuwe huls, de tuin en de mooie haven met de vijf nieuwe schepen die van vlaggen waren voorzien, -en zo wist de loods die het schip naar Caesarea Philippi had moeten loodsen, niet waar hij zich eigenlijk bevond en laveerde daarom al geruime tijd op en af en heen en weer, om erachter te komen, waar hij zich bevond.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] De centurio met zijn ongeveer acht ondergeschikte krijgsknechten en twee heel echte, goed doorvoede en door en door verstokte aarts-Farizeeën, gingen toen naar Cyrenius, en overhandigden hem daar een brief die door Herodes ondertekend was. In deze brief stond alleen maar, dat er in heel Coelesyrië en een groot deel van Galilea en Samaria een zeer omvangrijke samenzwering tegen alle Romeinen ontdekt was. Aan het hoofd hiervan stond de beruchte profeet Jezus uit Nazareth als belangrijkste gangmaker die in een geheim verbond met de altijd hoogst geheimzinnig doende Essenen allerlei voor het volk onbegrijpelijke wonderen verrichtte om dit te verblinden, en die zich daardoor een soort goddelijk profetische schijn gaf en zelfs de verdoemenswaardige driestheid had om zich aan het volk als een ware zoon van God te presenteren.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Meteen riep Cyrenius Raphaël en Roclus bij zich; de afgezanten van Herodes leken Roclus maar al te goed te kennen; want ze keerden meteen hun gezicht van hem af
Hoofdstuk 146: Ontmaskering van de valse aanklagers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] {Herodes:) 'Verder is door meerdere getuigen uit verschillende streken betrouwbaar en naar waarheid, eensluidend verklaard dat deze heilloze volksopruier zelfs de allerhoogste Romeinse staatsdienaren met de grootste vriendelijkheid benaderd heeft, samen met zijn reeds heel bekwame schare zogenaamde leerlingen. Maar het geheime gerucht gaat .dat de vermetele dit alleen maar doet om hen op een dag allemaal plotseling om het leven te brengen, waarna hij zich dan zelf zal verheffen tot koning van.alle joden. Nadat dit nu door het besluit van de hoge goden aan mij, die ter zake kundig is, verraden werd, is het mijn plicht u hierop te wijzen en ik hoop, dat u de juiste maatregelen weet te treffen en doet, wat u doen moet! Met de meeste hoogachting, Herodes, Viervorst -- nu in Jeruzalem.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Dan roept ROCLUS Zinka bij zich en zegt: 'Als geen ander op de wereld ken jij het handschrift van je gebieder. Zeg me, is dat zijn handtekening?"
Hoofdstuk 147: Onderhandeling met de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] ROCLUS zegt daarop: 'Wel, jij wijze, godgeleerde en allerwaarachtigste Farizeeër in de naam van Mozes en Aäron, hoe voel je je nu? Je zou nu zeker wel liever thuis zitten aan een rijke maaltijd, dan hier onder zulke luisterrijke voortekenen!Ja,ja, het is nu eenmaal niet anders: Als een mens niet tevreden is met hetgeen God hem geschonken heeft, dan moet hij zich wel schikken naar het lot en zijn streken!
Hoofdstuk 147: Onderhandeling met de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Ja, ja, de snode profeet uit Nazareth kan jullie goedkeuring absoluut niet wegdragen, omdat Hij door zijn heiligste waarheidsleer flink afbreuk dreigt te doen aan jullie zaak! Dat is het! Maar dat is nu eenmaal zo en het zal eeuwig nooit anders worden, ook niet wanneer het Hem ooit zou behagen om jullie het genoegen te gunnen dat Hij zich gewoon door jullie zou laten doden, althans pro forma, want Hij , die van eeuwigheid het leven Zelf is, kan onmogelijk ooit gedood worden! Ik heb nu gesproken; nu ben jij aan de beurt! Wat heb je hierop te zeggen?"
Hoofdstuk 147: Onderhandeling met de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ongeveer duizend jaar geleden ontving Mozes op de berg Sinaï wetten uit de vurige hand van God, en daarna nog een groot aantal staatkundige levensvoorschriften. De eerste van deze wetten is heel belangrijk, namelijk: 'Gij zult alleen aan Mij, uw enige en enig ware God, geloven en geen vreemde goden naast Mij aanbidden en vereren; want Ik alleen ben uw God en uw Heer! ' De profeet (uit Nazareth) zegt echter, dat hij en niemand anders een ware zoon van God, en zelfs God Zelf, is, en hij beroept zich daarbij op de uitspraken van de profeten, die hij geheel willekeurig op zichzelf betrekt, en op zijn daden die daarvan getuigen.
Hoofdstuk 148: De Farizeeën bekennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Als dat zo ongestraft door kan gaan, is het over enkele jaren geheel afgelopen met de aantoonbaar goddelijke inrichting in Jeruzalem! Wat dan ? Wat voor figuur zullen wij, die door God in dit ambt zijn geroepen, tegenover het volk slaan en waar moeten wij dan voortaan van leven, want God heeft ons wettelijk voorgeschreven dat wij nooit een akker noch een wijnberg mochten bezitten? Enerzijds hebben wij de van ons afgevallen Samaritanen, de Sadduceeën en de half heidenen, anderzijds de Essenen die nu al bijna de helft van het volk voor zich gewonnen hebben, -en nu komt ook de Galileeër er nog bij! Dat wordt ons uiteindelijk toch wel een beetje te veel!
Hoofdstuk 148: De Farizeeën bekennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Hier aan tafel zitten mijn beide dochters, die mij door verdorven slavenhandelaren geroofd werden. Ze vielen tijdens een overtocht over zee door een storm in het water en dreven, door die onmensen gekneveld, volkomen dood rond op de uitgestrekte oppervlakte van de zee. Eergisteren, tijdens een visvangst waar wij allen bij waren, werden ze gevonden en hierheen gebracht. Het woord van jullie vijand gaf hen -Hem alleen al mijn eer! - zo, zoals jullie ze daar zien, het leven terug!
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Waar de volkomen vergankelijkheid van alle bestaan thuis is, reiken leugen en waarheid elkaar allervriendelijkst de hand. Met dat vaststaande en ware vooruitzicht maakt het niets meer uit onder welke narrenkap men het leven op deze aarde geleid heeft. Zolang men echter leeft, moet men toch vanwege het eigen aardse welbevinden met zorg alles zo veel mogelijk van zich afhouden wat dat kleine beetje leven bitter en onaangenaam kan maken; al het andere is fantasie en drogbeeld. Wie het leven voor iets hogers aanziet, bedriegt zichzelf alleen maar.
Hoofdstuk 151: De tempelmoraal van de Farizeeër. Mozes' wonderen door de Farizeeër belicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Laat hij maar zieken genezen zoveel hij wil, en tot vermaak van de mensen ook bergen verplaatsen en andere buitengewoon grootse dingen verrichten; maar tegen de tempel en zijn heilige geheimen moet hij niet tekeer gaan! Maar hij doet dat steeds meer, en ondergraaft volledig het geloof en het vertrouwen van het volk in de tempel, nu met name dat van de Galileeërs, zodat deze ons al heel vaak de tiende niet meer willen geven en ons bovendien nog uitmaken voor de grootste en geraffineerdste mensen volksverlakkers! Als wij dat zijn, dan zou jehova ons dat door de mond van een echte profeet moeten laten weten, niet door een tovenaar uit Galilea, die zich uitgeeft voor een van de grootste profeten, ja zelfs voor een zoon van de Allerhoogste, terwijl er toch geschreven staat dat er uit Galilea, waar te veel heidenen wonen, nooit een profeet kan opstaan, en des te minder een zoon van God, komend uit de hemelen!
Hoofdstuk 148: De Farizeeën bekennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] CYRENIUS zegt: 'Dat doe ik in het geheel niet; want dit keer heb je de volle waarheid gesproken, die anders niet licht aan de mond van een Farizeeër ontsnapt, en dat stemt me echt blij! Overigens moet ik, wat die door jou zo gevaarlijk genoemde profeet of zelfs zoon van God betreft, in de eerste plaats opmerken dat Hij bij jullie door boze tongen in opspraak gebracht moet zijn, en ten tweede openlijk bekennen dat ik de hoogst Achtenswaardige heel goed ken en je de verzekering kan geven, dat Hij een hoogst onschadelijk mens is, die zich alle moeite getroost Zijn medemensen tot heil te zijn, zelfs Zijn allerergste vijanden, die jullie kennelijk zijn, ondanks dat Hem al jullie listige bedriegerijen, waar noch een Mozes noch een Aäron ooit van gedroomd heeft, Hem maar al te bekend zijn.
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  249 - 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274  ...