10915 resultaten - Pagina 262 van 728
... 250 - 251 - 252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 ...
[1] Toen allen voldoende gegeten en gedronken hadden, kwam er een dienaar van Lazarus en zei: 'Heer des huizes, er staan buiten een aantal mensen die met u alleen willen spreken! Ik denk dat het Bethlehemieten zijn, ze zien er echter heel behoeftig en armzalig uit. Wat wilt u dat ik doe!'Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Zie, één zegt: 'De duivel heeft die zuil uit de hel omhoog geschoven; want toen hij er aan voelde was hij nog behoorlijk heet. - De zuil is nu door de zon die er op schijnt werkelijk behoorlijk warm geworden. - Dat zou gebeurd zijn omdat Nikodemus niet in alles met de Hoge Raad instemde. - Kijk, dat is nu zo'n loffelijk oordeel van één van die tempelgeleerden! Enkelen van hen, die daar nog een aantal domme dingen aan toevoegen, zijn het daar helemaal mee eens.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Er zijn echter nog een aantal zeer domme en kwaadaardige uitspraken over het ontstaan en het doel van die zuil gedaan, maar dat te vertellen zou jammer zijn van de tijd, omdat niemands ziel daar bij zou winnen. Ik wil jullie nu liever vooraf iets vertellen over de ontvangst van de Hoge Raad bij Nikodemus en wat de afgevaardigden daar zullen bereiken. Voor een beter begrip zal Ik het heel in 't kort zo vertellen alsof het al gebeurd is. Luister dus!
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Vertrouw ze niet! Het zijn geen Bethlehemieten, maar verklede tempeldienaren, die heel netjes en hoffelijk van jou willen vernemen of je soms weet waar Ik Mij ophoud. Ze zullen je de verzekering geven dat zij leerlingen van Mij willen worden als ze maar wisten waar Ik Mij ophield. Onder hun mantels hebben ze echter touwen en zwaarden om Mij te vangen en te binden en dan voor de Hoge Raad van Kajafas te slepen. Die slechte overspelige soort daar beneden heeft, nu het volk zich voor het grootste deel verspreid heeft, weer moed gevat om Mij te gronde te richten; maar Mijn tijd is nog niet gekomen. Ga jij dus nu met Rafaël naar buiten, dan zal je wel in de mond worden gelegd watje moet zeggen; Rafaël zal dan wel het zijne doen.'
Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nadat Ik dat gezegd had, stonden alle aanwezigen weer op en gingen met mij naar het hogere deel van de berg. Ook de groep slavenjongeren ging mee; hun metgezellen bleven echter liever bij elkaar en vermaakten zich met de schapen, waarvan de oorsprong al bekend is. Toen wij ons echter op de geurige hoogte bevonden en ons in goede orde geïnstalleerd hadden, zagen we op de weg naar Emmaüs de afgevaardigden van de Hoge Raad lopen, die bij de wonderzuil van de engel bleven staan en haar van alle kanten met verbazing bekeken, want zij konden zich niet voorstellen hoe zo'n schitterende zuil daar terechtgekomen kon zijn. Het kostte zeker een aantal maanden om zo'n zuil daarheen te brengen en op te stellen, en ze hadden deze weg een paar dagen geleden nog afgelegd en toen was er van deze zuil nog helemaal niets te zien geweest. Nikodemus zou hun dat echter wel het best kunnen uitleggen, omdat de zuil helemaal op zijn grond stond.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Want gaat het om iets dat zuiver van goddelijke aard is, dan is ons verzet daartegen vruchteloos; blijkt het echter toch iets menselijks van deze aarde te zijn, dan zal het ook vanzelf weer verdwijnen. Mocht de man echter mettertijd politiek gevaarlijk voor de Romeinen worden, dan zullen de scherpzinnige Romeinen hem wel gauw oppakken. Maar tot nu toe is hij in politiek opzicht nog nergens gevaarlijk gebleken, en naar mijn beste weten staat hij bij de Romeinen hoog aangeschreven en mogen zij hem erg graag. Zolang dat het geval is, zou het van ons heel onverstandig zijn wanneer wij, zeker altijd tevergeefs, de machtige Romeinen vóór zouden willen zijn.
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[26] Wij hebben echter zijn plan doorzien en weten heel goed dat hij zich mettertijd koning der joden wil maken, wat ons land dan in staat van oorlog zou brengen; want de machtige Romeinen zouden dan beslist niet barmhartig met ons omgaan. Om dat te voorkomen hebben wij daarom het besluit genomen die man met alle middelen op te sporen en hem dan aan het strenge gericht van de Romeinen over te leveren. Mocht hij werkelijk de Messias zijn, dan zal hij als God beslist niet te doden zijn en dan kunnen en zullen wij ook in hem geloven; wordt hij echter gedood, dan ligt het toch duidelijk voor de hand dat hij slechts een tovenaar is, die zich door zijn toverkunsten een troon wil bezorgen in het joodse land.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Maar om deze gevaarlijke man te pakken te kunnen krijgen, moetje weten waar hij zich bevindt. Voor dit doel zonden wij na de raadsbijeenkomst meteen twintig van onze sterkste en sluwste gerechtsdienaren naar Lazarus, die zich zover wij weten in de feestweek altijd op zijn Olijfberg bevindt. En wij zonden de gerechtsdienaren naar Lazarus omdat wij te weten waren gekomen dat hij zeker wist waar de tovenaar uit Nazareth zich bevond. De gerechtsdienaren zouden ons meteen bericht hebben moeten sturen over wat zij door hun list van Lazarus te weten zijn gekomen, en dat hadden ze binnen een uur kunnen doen. Maar geen van de gerechtsdienaren kwam tot nu toe terug, en daarom zijn wij naar jou gekomen, omdat we dachten dat Lazarus de gerechtsdienaren misschien naar jou gestuurd kon hebben in de mening dat jij als hoofd van de burgers van Jeruzalem zoiets door je vele opzieners het eerste zou weten. Wij zien hier echter dat dat niet zo is.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Jullie zijn echter allang geen mensen meer, maar pure mensenlarven die zich van ijzeren wapens moeten bedienen om zich tegen een vijand van buitenaf te verdedigen, en toch hun grootste vijand, de zinnelijke hartstochten van hun lichaam, niet kunnen overwinnen, opdat de geest in hen wakker, vrij en machtig kan worden.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Jullie denken nu in je grote levensblindheid dat ik, een teruggetrokken levende Egyptische wijze, jullie dat zo maar vertelom mijn aanzien bij jullie te verhogen; maar ik zeg het omdat jullie je heel erg vergissen. Om echter te laten zien dat ik de volle waarheid heb gesproken, en dat een echt mens door de wil van zijn innerlijke geestelijke mens tot meer in staat is, zal ik jullie nu, opdat jullie je op de terugweg met diepere gedachten bezig kunnen houden, enige proeven van de ware levenskracht van een waar mens laten zien.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Vervolgens opende hij de vis, haalde de ingewanden eruit en legde hem op een stenen plaat, die beslist erg heet moest zijn, omdat de tamelijk grote vis binnen enkele ogenblikken door en door gebraden was, wat wij merkten toen de man ons de vis liet proeven en we hem heel goed gebraden en erg lekker vonden.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Ik kan echter ook te allen tijde met alle geesten omgaan en door hen zelf steeds wijzer en wijzer worden, en dat is mijn dérde gezelschap.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Maar omdat de wil van een waar mens op deze aarde een voor jullie onbegrijpelijke macht en een ver om zich heen werkende kracht heeft, kan ik als dat nodig mocht zijn, tegenover een kwade wereldse vijand van ons ware mensen, mij ook nog een vierde gezelschap verschaffen, dat ik jullie zelfs kan laten zien, echter met de verzekering dat jullie, omdat je nu onder mijn bescherming staat, daarvoor niet bang behoeven te zijn; want jullie zal geen haar gekrenkt worden. Kijk, ik wil het en daar komt het al!'
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Binnen enkele ogenblikken waren we door een hele kudde leeuwen en panters omringd, waartegen vele honderden dappere soldaten zich nooit hadden kunnen verdedigen. Schrik en ontzetting overviel ons; maar de man gaf een bevel aan de dieren, en ze verdwenen allen weer, en de man zei: 'Als het nodig mocht zijn, zou ik nog grotere kudden van deze strijders op kunnen roepen. Nu hebben jullie echter voldoende gezien en ervaren hoe een waar mens heer is over de hele natuur en haar krachten, en dus laat ik jullie nu in vrede terugkeren naar waar jullie vandaan zijn gekomen!'
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): '(Toen zeiden de Romeinen): 'Toen we weer in Rome terugkwamen, kwam die stad ons echt als een woestijn voor, en toen wij hoorden dat er bij jullie joden ook dergelijke mensen moeten zijn, die hetzelfde onderwijzen en tot hetzelfde instaat zijn als de vreemde man in Opper-Egypte, hebben wij Rome verlaten en ons hier gevestigd om hier, ver van de grote wereld, meer voor onze innerlijke mens te kunnen zorgen; maar in de tempel, die jullie ons zo aangeprezen hebben, hebben we het echt niet gevonden, maar wel enkele keren bij de man waarover jullie merkwaardigerwijze in twijfel verkeren, die echter meer tot stand brengt dan alles wat wij ooit gezien hebben! En zo iemand willen jullie opsporen?! O, wees honderdduizend maal blij dat hij jullie niet opspoort, want als hij daar eenmaal mee begint dan zijn jullie voor nu en altijd verloren!
Hoofdstuk 90: De Romein waarschuwt de tempeldienaren voor de macht van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)