Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 264 van 1166

...  252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277  ...
[5] Mijn vader liet haar na een paar uur de bouillon nog een keer geven, en de weduwe begon zich daarop zo goed te voelen dat zij de vierde dag nauwelijks nog in bed te houden was. Maar op mijn vaders strenge voorschrift moest zij in ieder geval nog de halve vijfde dag, sinds onze aanwezigheid daar, in bed blijven, waarna zij toen heel monter en volkomen gezond het bed verliet. Zij bedacht mijn vader zeer rijkelijk en vergat ook mij niet.
Hoofdstuk 155: Slangengif als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Toen wij vertrokken vroeg zij mijn vader in vertrouwen of hij de Griekse dokter had gekend en of deze haar soms ook van haar ziekte af had kunnen helpen.
Hoofdstuk 155: Slangengif als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Maar mijn vader zei: 'Die miserabele kwakzalver heb ik heel goed gekend; die heeft echt nooit iemand geholpen - behalve het graf in!'
Hoofdstuk 155: Slangengif als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Met deze opmerking was de lieftallige weduwe volkomen tevreden en zij liet ons beiden met veel sympathie gaan. Zorgvuldig aan het gezicht onttrokken pakte mijn vader nu de in leem bewaarde overige slangen in en bond ze op de rug van de kameel, samen met andere zaken van grote waarde; wij bestegen ook onze dromedarissen en trokken zo welgemoed naar huis terug.
Hoofdstuk 155: Slangengif als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Met de bijzonder vreemdsoortige, meegenomen medicijn heeft mijn vader later nog veel wegkwijnende zieken geholpen en daardoor heel veel geld en een grote reputatie verworven. Natuurlijk was hij daarom niet erg geliefd bij de tempeldienaren en evenmin bij de Essenen; maar de Romeinen hadden des te meer respect voor hem, verleenden hem alle mogelijke bescherming, hemelden zijn kunst en wetenschap op en gaven hem de erenaam' Aesculapius junior'. Zodra de voorraad slangen bij mijn vader echter op was, liet hij meteen weer een aanzienlijke zending van de Horeb komen en genas daarmee de weg kwijnenden, waarvan werkelijk niemand gestorven is."
Hoofdstuk 155: Slangengif als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen de slangen per kameel overgebracht waren, werden zij, voor zover men ervan nodig had, van het leem ontdaan en vervolgens in een degelijke pot op het vuur gezet en gedurende drie uur gekookt, zonder dat de weduwe, die het bed hield, daar iets van te weten kwam. Vanaf het moment dat er mensen naar de Horeb werden gestuurd, tot aan het koken verstreken er vier dagen, gedurende welke tijd mijn vader de weduwe overdag meermalen moed insprak en haar reeds binnen vijf dagen algehele genezing beloofde. Daardoor herstelde de weduwe zichtbaar van dag tot dag en op de vierde dag wilde zij het bed reeds verlaten. Maar mijn vader wilde haar in verband met de bereiding van de slangenbouillon niet uit bed laten gaan, want als zij iets gezien zou hebben, zou er van volledige genezing waarschijnlijk geen sprake zijn geweest. Nu zag zij niets van dat alles, en toen vader haar de bouillon aangaf om te drinken, dronk zij deze met zichtbaar welbehagen tot de laatste druppel op en zei daarna, dat deze bouillonachtige medicijn haar zeer goed had gesmaakt.
Hoofdstuk 155: Slangengif als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (Mathaël:) "Sinds de genezing van deze weduwe gingen er ruim een paar jaar voorbij, zonder dat wij iets van haar gehoord hadden. Op een dag vroeg in de ochtend, juist op een sabbat, arriveerde er een bode van onze weduwe, die mijn vader verzocht zo snel mogelijk te komen, want de genoemde weduwe was samen met haar dochter onverwacht zo erg ziek geworden dat niemand van haar buren, die erg om haar treurden, nog aan haar herstel durfde denken.
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dat wij, ondanks de sabbat, na dit bericht spoedig op onze dromedarissen zaten, hoeft nauwelijks vermeld te worden, en dat mijn vader niet vergat om een behoorlijke hoeveelheid van het merkwaardige geneesmiddel mee te nemen, spreekt ook vanzelf, want hij verkeerde in de natuurlijke veronderstelling dat deze weduwe weer teruggevallen was in haar ziekte, zoals dat bij zulke ziekten niet zelden gebeurt, en iedere dokter weet dat een terugval in een oude ziekte veel hardnekkiger is dan wanneer de ziekte voor het eerst optreedt.
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Na enige uren bereikten wij het bekende huis. Maar reeds op een loopafstand van een half uur ontdekte ik dat het hele huis in een vrij dichte, blauwe nevel gehuld was; en hoe dichter wij bij het welbekende huis kwamen des te duidelijker ontdekte ik in de blauwe nevel de reeds bekende, rondzwemmende beesten. 'Stop', zei ik tegen mijn vader, toen wij nog zo'n zestig passen van het huis verwijderd waren, 'we gaan voor ons eigen bestwil geen stap meer verder, als we niet beiden meteen aan de dood ten offer willen vallen; want diezelfde kwade, blauwe nevel met zijn onheilspellende inwoners omhult nu het gehele huis!'
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Mijn vader schrok geweldig en hield abrupt stil. Hij zond de bode naar het huis van de beide zieken om te gaan kijken hoe het daar met hen ging. De bode liep meteen vlug naar het huis en vond de beiden reeds geheel bewusteloos en in een onverbiddelijke doodsstrijd.
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De bode dankte hartelijk voor deze raad en wilde mijn vader zeer rijk belonen; maar vader nam niets aan en maakte aanstalten de dromedarissen en de pakkameel om te draaien, iets wat bij deze dieren niet zo gemakkelijk gaat, vooral als zij moe en hongerig zijn geworden. Hoewel voor mijn vader dit omkeren van onze dragers altijd een bron van ergernis was, kwam het ons ditmaal goed van pas. Want zouden onze dieren snel gedaan hebben wat wij wilden, dan zouden wij beiden en speciaal ik, een zeer gedenkwaardig schouwspel hebben gemist.
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Heel vreemd vond ik het dat een behoorlijk sterke, vroege avondwind de losjes hangende ballon niet in het minst bewoog. Terwijl ik echter vol verbazing dit verschijnsel in ogenschouw nam en het in het Romeins aan mijn vader beschreef, zag ik tenslotte steeds meer exemplaren van grotere dieren zoals ratten, muizen, konijnen, kippen, duiven, eenden, ganzen, lammeren, geiten, hazen, reeën, herten en nog een heleboel andere dieren in de grote bal rondzwermen.
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Ik bezwoer mijn vader echter dat ik hem nu, net als altijd, alleen dat vertelde wat ik duidelijk waarnam, geen woord meer en ook geen woord minder. Toen zei vader niets meer en lette bijzonder goed op elk van mijn woorden.
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Toen ik dat meteen waarheidsgetrouw aan mijn vader vertelde, zei hij: ' Ja, dat lijkt er dan toch op dat het de zielen van de beide gestorven vrouwen moeten zijn! Houd alles goed in de gaten en vertel mij watje ook maar ziet, want heus, zo 'n vreemde overlijdensgeschiedenis heb je me nog nooit verteld! ,
Hoofdstuk 157: Ontwikkeling van de zielsvormen van de twee gestorven vrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Op die wijze vertelde ik mijn vader meteen wat ik zag. Nadat het hooi was opgegeten, verdween de man van het dak; maar al gauw kwam er een ander, die er heel anders uitzag dan de eerste, met twee emmers water, die de beide koeien het zich daarin bevindende water voorhield om het te drinken, en de koeien dronken het tot de laatste druppel op.
Hoofdstuk 157: Ontwikkeling van de zielsvormen van de twee gestorven vrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277  ...