Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 264 van 728

...  252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277  ...
[6] Een van hen zei heel vriendelijk: 'Heer, wij zijn drie buitengewone magiërs en tevens kunstenaars uit Indië en zouden hier in deze stad een paar voorstellingen willen geven om ons logies te verdienen, want we zijn van plan nog verder naar het westen te trekken en daar, zo ongeveer aan het einde der aarde, het ondergaan van de zon, van de maan en van de sterren te onderzoeken. Wij hoorden echter al ver hier vandaan, dat u een van de rijkste mensen van deze grote stad bent en bovendien een buitengewoon grote vriend van alles wat uitzonderlijk en wonderbaarlijk is; omdat men ons dus hierheen verwezen heeft, hebben wij dan ook de moed opgevat om u te komen vertellen wat we van plan zijn. Zou u het goedvinden als we hier nu, alleen maar bij wijze van proef, voor u en al uw gasten een paar wonderen deden?'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] Toen raakte de magiër met zijn staf het brood aan - dat eigenlijk van te voren al een steen was, waarbij men echter gelijktijdig broodkruimels op de grond liet vallen - en zei toen: 'Geëerde heren, wilt u nu het brood onderzoeken om te zien of het nog wel brood is?!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Zo'n wonder is immers niets anders dan schandelijk bedrog en is slechter en erger dan enig ander bedrog, omdat ander gemeen bedrog ertoe leidt dat men de bedrieger veracht en hem voor het gerecht van de wereld brengt, terwijl jullie bedrog je bij de domme mensen grote eer en een goddelijk aanzien verschaft. Jullie hebben je al eens aan de mensen voorgedaan als hogere goddelijke wezens en hebben van het volk offers en aanbidding aanvaard; men heeft in jullie land zelfs een tempel voor je gebouwd en daarin jullie beeld neergezet om te vereren en te aanbidden! Ik zeg echter dat het een werk van de hel en van haar boze geesten is en dat jullie daarmee in verbinding staan, niet omdat zij jullie zouden helpen bij je bedrieglijke wonderen, maar omdat jullie op aarde doen, wat zij in de hel doen; want bij de duivels is alles leugen en bedrog.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De hoofdmagiër zei: 'O beste, mooie en zeer wijze jongeman! Wij ontkennen helemaal niet dat de zaken er bij ons helaas zo voorstaan; maar wij hebben die al zo, zoals ze zijn, aangetroffen en niet zelfingevoerd. Laat degene die het oorspronkelijk zo bedacht, ingevoerd en geregeld heeft, maar voor een ware God verantwoording afleggen voor al het onheil dat wij stichten! Ik ben als kind van een priester zo opgevoed en onderricht en kan er niets aan doen dat ik nu ben wat ik ben. Bij ons geldt vroom bedrog als een voortreffelijke deugd; want je hoeft de gewone mensen alleen maar door allerlei geheime kunsten tot een vast en sterk geloof te brengen - wat op zichzelf niet zo moeilijk is als je het maar goed aanpakt -, en kijk, dan is zo iemand volmaakt gelukkig, leeft binnen een bepaalde orde en heeft geen angst voor de lichamelijke dood, omdat hij vast en zeker gelooft in een leven na de dood! Neemt men hem dit geloof af, dan is hij ogenblikkelijk ongelukkiger dan welk verlaten dier dan ook! Eer men echter in staat zou zijn om van alle mensen pure wijsgeren te maken, zou men allang een offer zijn geworden van de woede van het volk. Voorlopig kan er dus niets anders gedaan worden dan alles zaak zo te laten gaan als het nu gaat. Moet het anders worden, dan moet een almachtige God dat doen; daar zijn wij mensen te zwak voor .
Hoofdstuk 97: De verdedigingstoespraak van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Rafaël zei: 'Ik ben niet boos op jullie, want ik weet wel hoe jullie zijn; maar dit zeg ik je, en onthoudt dat goed, dat God op Zichzelf de eeuwige waarheid en wijsheid Zelf is en Zich daarom nooit door een of andere manier van bedriegerij laat vinden en begrijpen; want God is heilig. Bedrog is echter -in wat voor vorm dan ook en om welke beweegreden het ook gepleegd wordt - op zichzelf onheilig, daarom verdoemenswaardig en een heilige God geheel onwaardig.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Wel hebben we er al een paar persoonlijk leren kennen en ook met hen gesproken; maar met al onze slimheid konden we niets van hen te weten komen. We herkenden hen echter omdat zij ons precies konden vertellen wat er sinds onze kinderjaren met ons gebeurd was, en zij zeiden ook voor de toekomst wat er nog met ons zou gebeuren, en dat was al tien jaar geleden. En kijk, alles wat zij ons voorspeld hebben is nu woordelijk uitgekomen!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Het volk is derhalve volkomen gelukkig als het zich maar aan de voorgeschreven wetten houdt. Maar als volgens ons beste weten en geweten het volk in natuurlijk en geestelijk opzicht gelukkig is en onze bedriegerijen daar juist toe bijdragen, kan een mogelijke waarachtige, grote, wijze en almachtige God dus niet boos op ons worden en zijn toorn over ons laten komen; want hij kan immers nooit willen dat de mensen op deze aarde zo ongelukkig mogelijk leven. Zou hij echter de manier niet goedkeuren waarop wij door onze slimheid en bekwaamheid het hele volk gelukkig maken - en dat voor alle tijden -, dan zal het hem toch niet onmogelijk zijn ons te kennen te geven hoe hij het Indische volk geleid en bestuurd wil hebben.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Dat wij bij tijd en wijle echter ook andere landen bereizen, heeft voor ons een meervoudig goed doel. Om goud en andere schatten te verdienen, reizen we beslist niet, omdat we onze akkers thuis met gouden ploegen bewerken! Jullie ijzer zou voor ons veel waardevoller zijn dan al ons goud. Ook worden we niet gedreven door een bepaalde drang om elders onze kunsten te vertonen; want we hebben thuis vereerders genoeg. We willen dus in vreemde landen niemand voor onze godsdienst winnen; want we reizen nooit als priesters, maar als magiërs en wijzen uit het verre morgenland. Maar wij zoeken in vreemde landen, omdat wij heimelijk bij ons zelf[ heel goed voelen wat wij missen, alleen maar datgene wat wij priesters zelf missen.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wij vermoeden wel dat er ergens een zeer wijze en almachtige God moet zijn, door wiens wil alles wat wij met onze zintuigen waarnemen, geschapen of gemaakt is. Ja, we zijn zelfs door onze oude wijzen te weten gekomen dat er zich in het verre westen dat de zon, de maan en alle sterren opneemt, een volk bevindt dat voortdurend alleen met de enige ware God in verbinding staat, Hem daardoor goed kent en ons zeker iets meer over Hem zou kunnen en willen vertellen. Wij zijn nu echter al zeer ver naar het westen doorgedrongen met ons geheime doel, maar dat gelukkigste volk van de aarde hebben we nog niet gevonden. Wij ontdekten dat wij er zelf met ons vermoeden dat er een God moet zijn en met onze trucs, zoals jij, lieftallige jongeman, ze noemde, toch altijd nog beter aan toe zijn dan alle wijzen van de vele landen waar we al doorheen getrokken zijn.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Mochten we hier in jou het lang en moeizaam gezochte gevonden hebben, dan geven we je de volledige verzekering dat we in geen enkel vreemd land nog schijnwonderen zullen doen. Mocht het bij jou echter ook het geval nog niet zijn, dan zullen we weer op onze eigen manier het voor ons verborgene, waar dan ook, verder moeten gaan zoeken, en we vinden dat niemand dan tegen ons kan zeggen dat we onjuist handelen. Verkeerd zijn we niet, maar verstandig, en het ligt in onze manier van doen dat we hetgeen wij zoeken meestal ook vinden als het mogelijkerwijs ergens te vinden is. Lieftallige, wijze jongeman, wees niet boos op ons, en veroorloof ons dat we je morgen weer, maar niet als magiërs, maar als zoekers naar God op mogen zoeken!'
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen wij echter met hen begonnen te spreken over het bestaan van een ware God, ontweken zij de vraag en gaven ons geen duidelijk antwoord. Wij drongen daarop ernstig bij hen aan en gaven hun te verstaan dat zij zich in onze macht bevonden.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wij zochten Hem reeds in alle uithoeken van de aarde die maar enigszins voor ons toegankelijk waren, wij vonden vele zeldzame dingen, maar de Verborgene hebben we tot nu toe nog niet gevonden. En toch ziet het er op de aarde, in de lucht en ook tussen de sterren uit als in een huis, waarvan de inrichting duidelijk aantoont dat het een zeer goede en wijze huisvader heeft. Als men echter naar hem vraagt en hem zelfnader zou willen leren kennen, is hij nooit aanwezig, en niemand kan er zich op laten voorstaan hem ooit gezien of gesproken te hebben. En toch moet hij ergens zijn en voor de orde in zijn huis zorgen. - En, jonge, wijze vriend, nu zijn we pas op het juiste punt beland!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Je kunt nu echter van ons denken watje maar wilt; maar dit zeg ik je nu heel openlijk en vrij zonder enige reserve - zelfs op gevaar af dat jijzelf de Verborgene zou zijn, die wij al zo lang zoeken -:Uiteindelijk is de mens die, met alle middelen die hij maar kan en wil bedenken en ondanks alle mogelijke levensmoeilijkheden die er maar op de wereld zijn, volhardend de waarheid zoekt, evenveel waard als , of misschien nog meer waard dan -een mens die het geluk heeft, de waarheid door een of ander onberekenbaar toeval te vinden, maar vervolgens hardnekkig onthoudt aan zijn arme medemensen en hen geestelijk hongerig en dorstig verder laat gaan, terwijl hij hen misschien met een paar woorden voor duizenden jaren meer dan voldoende had kunnen verzadigen. Ja, ik zegje nog meer:
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Stel dat jij ergens een grote schat verstopt hebt en dan tegen je bedienden zou zeggen: 'Ga heen en breng de verborgen schat bij mij terug! Als jullie hem vinden, zal je loon groot zijn; vinden jullie hem echter niet, terwijl ik jullie bovendien laat blinddoeken, dan zullen jullie daar eeuwig voor gestraft worden! ' O, dat zou echt een soort rechtvaardigheid zijn die je zelfs nauwelijks bij onze tijgers en hyena 's zou kunnen vinden!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Als wij echter God en Zijn waarheid met alle ijver en met alle ons ten dienste staande middelen zoeken en voortdurend luid in onszelf roepen: 'God, Schepper en Heer, waar bent U, Verborgene?', en Hij acht ons niet het geringste antwoord waardig, dan zijn er drie gevallen mogelijk: of Hij bestaat helemaal niet en alles bestaat eeuwig volgens een norm die in de natuur vanzelf toevallig gevormd en vervolgens geordend is, óf God is iemand die Zich alleen maar bekommert om eindeloos grote dingen, óf God is een wezen dat zo doof en gevoelloos is, dat de mensen voor Hem hetzelfde zijn als voor ons de mijten op een blad en de ontelbare muggen in de lucht.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  252 - 253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277  ...