Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 265 van 1112

...  253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278  ...
[7] Ja, als zo'n nieuwe grootmeester met niet al te veel moeite de ogen opent van het volk, dat toch al vaak wantrouwend is geworden ten aanzien van zijn priesters, dan is het met de oude priesters zo goed als gebeurd en kunnen ze zich alleen nog maar een tijd handhaven door allerlei politieke machtsgrepen en -trucs; maar in de harten van het volk zijn ze zo goed als geheel gestorven. Dat hangt ons nu ook boven het hoofd. De grootmeester is reeds begonnen met zijn voor ons treurige werkzaamheden en duizenden mensen keren ons voor altijd de rug toe. Dat dit ons, boven wier hoofd de storm is opgestoken, niet onverschillig kan laten, zul je zeker begrijpen en ook, dat wij ons in moeten spannen om nog te redden, wat te redden valt. En daarom zou het werkelijk vreemd van jou zijn, als jij, anders zo'n goedmoedige man, boos op ons zou worden omdat wij met jou enkele zeer onthullende woorden gewisseld hebben, omdat het ons toch ook helemaal vrijgestaan zou hebben, je zo erg mogelijk om de tuin te leiden'
Hoofdstuk 164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK richtte Mij weer vriendelijk tot Petrus en zei: 'Ik heb je niet in het minst gekleineerd door je in scherpe bewoordingen het menselijke van je te laten zien! Alles wat er op deze wereld aan menselijks is aan de mens zoals zijn vlees en de verschillende behoeften hiervan om puur aardse redenen -, bevindt zich in het gericht en is daarom hel en satan, die het toonbeeld is van alle gericht, alle dood, alle nacht en alle zinsbedrog; want al het schijnbare leven van de materie is slechts een drogleven en de waarde ervan is zoveel als niets.
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zeg tegen de visser: 'Aziona, je hebt toch een nieuwe kruik in je woning; laat hem met water vullen en hierheen brengen!"
Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] AZIONA is, nu Ik hem zo aanspreek, zeer verbaasd en zegt heel verwonderd: 'Mijn naam kon u wel ergens gehoord hebben, - maar hoe weet u nu dat ik een nieuwe kruik bezit, die werkelijk mijn grootste rijkdom is? Dat weten mijn buren niet eens, en u, een totaal vreemde, weet het? Alstublieft, dat hoort voor mij toch wel in het rijk der fabels thuis! Heeft soms een van mijn kinderen heimelijk verraden dat ik die kruik heb? De kruik op zich is verder niet belangrijk, -hij is van steen, zoals er bij ons in dit land talloze zijn; maar dat u weet dat er in mijn woning goed opgeborgen een kruik staat, dat is heel bijzonder!'
Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Nu gaat Aziona snel en brengt de kruik vol fris water. De kruik was er een van de grootste soort en bevatte ruim een kwart emmer water, zodat het zwaar was om hem naar de mond te brengen. Toen de gevulde kruik voor ons stond op een stenen plaat, zegende Ik het water en het veranderde in wijn.
Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Hoe zou er ook geloof te vinden moeten zijn bij mensen van de grofst materiële soort, wier innerlijk zieleoog reeds lang aan de ergste staar lijdt?! Het geloof is immers het oog van de ziel, waardoor zij de geestelijke beelden in zich opneemt en pas langzaam maar zeker in haar geest over hun waarde en zin begint te oordelen, op dezelfde manier waarop ook het lichamelijke oog de beelden van de buitenwereld eerst opneemt en zich in eerste instantie geen oordeel kan vormen over de waarde en de zin van het geziene, wat vaak pas lange tijd daarna gebeurt door de ontwaakte goddelijke geest in het hart van de ziel. Maar iemand die totaal blind is, wiens oog tot dichte duistere materie is geworden, ontvangt geen beelden van de buitenwereld, levert derhalve aan zijn ziel niets ter beoordeling en kan geen oordeel over de waarde en de zin van kleuren geven, weet niets van schaduwen licht en nog minder van de vorm van de dingen.
Hoofdstuk 165: Marcus spreekt over geloof en ongeloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Het is met ons Farizeeën gedaan en we zullen voortaan niets anders meer te doen hebben dan in het graf te gaan liggen en daar als een dier te creperen! Wat moeten wij met ons oude bedrog, terwijl hier van alle kanten zulke waarheden zich boven ons als bergen beginnen op te stapelen? Als het wild in de bossen zullen we worden opgejaagd en vervolgd, en we zullen te gronde gaan in het slijk van onze nacht en duisternis! Maar ja, het is nu eenmaal zo en wij kunnen er niets aan doen dat op deze lieve aarde dagen en nachten elkaar steeds aflossen. Zoals de dag de nacht verteert, zo verteert de nacht ook weer de dag, en nu eens volgt op een lange nacht een heel korte en koude dag, -en dan weer omgekeerd. Op de winter volgt de zomer, en daarop weer de winter; op deze lieve aarde is alles aan een voortdurende wisseling onderworpen. Wie vandaag lacht, kan morgen treuren, wenen en weeklagen!
Hoofdstuk 166: De bekering van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Alle slechte daden die ooit door mensen op deze aarde zijn begaan, zijn voortgekomen uit de hebzucht van afzonderlijke mensen. Gierigheid is de vader van bijna alle zonden die men maar kan bedenken. Want eerst spaart men zich op inhalige wijze op alle mogelijke manieren, al zijn die nog zo slecht en verwerpelijk, waartoe men ook bedrog, diefstal en roof moet rekenen, een groot vermogen bij elkaar. Als men eenmaal rijk is, wordt men hoogmoedig en heerszuchtig; dan gaat men zich verschansen en beveiligen, huurt dienaren en knechten die iedereen moeten verdrijven die onuitgenodigd de woning van een groot en belangrijk geworden gierigaard nadert. Vervolgens koopt de rijke een hele landstreek bij elkaar, wordt hier een echte heerser, perst zijn onderdanen vaak alle bezit af en gedraagt zich als een echte tiran.
Hoofdstuk 168: Over gierigheid en spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] EBAHL, de vader van Jarah, komt naar Mij toe en zegt: 'Er is nu vast niets meer waarover wij U nog vragen zouden kunnen stellen; want we hebben hier zoveel waarheden gehoord en wonderbaarlijke dingen meegemaakt gedurende deze zeven dagen, dat wanneer we die over zevenduizend jaar zouden verdelen, er in ieder jaar een flink aantal zou zijn en de mensheid dan ook ieder jaar genoeg zou hebben om zich te verbazen en daarover na te denken. We zijn nu buitengewoon rijk geworden aan waardevolle schatten voor de geest; het komt er nu alleen nog op aan om d.~ze schatten ook daadwerkelijk in ons leven te gebruiken, -want anders Zijn ze waardeloos voor onze zielen, om wier heil het in dit leven enkel en alleen gaat. Alleen rijst hier de vraag: Zullen wij, omdat we eigenlijk toch maar zwakke mensen zijn, hiervoor steeds voldoende wilskracht bezitten? Wat moeten we doen als we in de loop der tijd door allerlei gebreken overvallen worden, waarvoor zelfs de meest goedwillende mensen vaak niet gespaard worden?"
Hoofdstuk 169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid van het huis van Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] IK dronk eruit, reikte hem aan Mijn leerlingen en toen deze gedronken hadden, reikte Ik de kruik ook aan Aziona en zei: 'Drink ook jij hieruit opdat ook jij proeft hoe goed het water is datje in je nieuwe kruik hierheen hebt gebracht!'
Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] JOHANNES zegt: 'Wanneer wij een zeer waarheidslievend man voor ons hebben, die ons verschillende dingen zegt waarvan wij voor die tijd nooit iets gehoord en geweten hebben, en wij nemen zijn woorden als volledig waar aan en twijfelen niet aan de waarheid van al zijn woorden, dan geloven wij die waarachtige man; en omdat hetgeen wij geloven zeker de volste waarheid is, zullen wij ook hetgeen wij geloven in ons werk overdragen, en dat is dan het daadwerkelijke geloof vol wonderen, waarvoor geen ding onmogelijk is wat zich in de sfeer van zijn in zichzelf uitgesproken waarheid bevindt, dat altijd realiseerbaar moet zijn. -Weet je nu wat geloof is?"
Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wij leven hier weliswaar zo armzalig als maar mogelijk is, -onze voeding bestaat slechts uit geitenmelk, vis en water; want verder is er niets in deze woestijn -; maar we zijn er mee tevreden in onze allerpuurste natuurtoestand. Deze sluit de door ons overalopgedane ervaringen niet uit. Op vele en verre plaatsen in de wereld zijn wij geweest; want wij waren zangers en magiërs, en ik heb in Athene het apothekersvak geleerd om bepaalde geheime stoffen te bereiden, door middel waarvan men voor de vele leken een groot aantal wonderen tot stand heeft kunnen brengen.
Hoofdstuk 175: De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Maar JOHANNES zei: 'ik verbaas me over je welbespraaktheid en je levensopvattingen, die voor een deel waarlijk niet verwerpelijk zijn; maar wat betreft je mening dat dit leven helemaal geen waarde heeft en enkel een spel is van de grote natuur, - werkelijk, daarin vergis je je zeer! Heb je dan nooit iets over een God gehoord, die hemel en aarde en alles wat zich daarop bevindt uit Zichzelf heeft geschapen? Men ontdekt toch immers gemakkelijk een bepaalde ordening in alles wat bestaat: de doelmatigheid van de ledematen van een dier en meer nog van een mens! Hoe fijn berekend zijn het oog en het oor!
Hoofdstuk 176: Johannes onthult het leven van Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Ruim twee uur gaans onder het nu aanwezige kuuroord van Marcus, bevond zich de grote baai die door de vissers ook wel het 'Witte Meer' werd genoemd; hier voer men heen. Dit was het ondiepste gedeelte van de zee en daarom een beetje moeilijk te bevaren met een groter schip omdat men daar de diepere vaargeulen goed moest kennen om niet op een zandbank te blijven steken. Maar ons schip ging toch de baai in en liep nergens vast, waarover zelfs de twaalf apostelen zeer verbaasd waren, omdat niemand de roeiriemen of de stuurriemen bediende. Het schip werd dus door een onzichtbare macht geleid en zeer goed bestuurd, zoals alle apostelen, die verstand hadden van varen, erkenden.
Hoofdstuk 172: De Heer met zijn leerlingen in het vissersdorp bij Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] DE GASTHEER loopt snel met vrouwen reeds volwassen kinderen naar zijn hut, komt al gauw vol vreugde en dankbaarheid terug en zegt verheugd: 'Wie van jullie heeft dat heimelijk voor mij gedaan? Mijn voorraadkamer is toch zo voortreffelijk voorzien, dat wij allen daar een heel jaar van kunnen eten! Ja, nu kunnen jullie hier wel een heel jaar blijven zonder dat de grote voorraad uitgeput raakt! Waar hebben ik en mijn familieleden onze ogen dan gehad, dat niemand gemerkt heeft hoe jullie mijn provisiekamer met al dat voedsel hebben gevuld?! Ja, nu zullen we geen vis eten die alleen maar in ongezouten water is gekookt, want we hebben nu zout in overvloed! Maar nu aan het goede werk!'
Hoofdstuk 173: De stoïcijnse levenshouding van de bewoners van het vissersdorp - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278  ...