Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 267 van 728

...  255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280  ...
[6] Daar waren de twee anderen het mee eens, en de magiër kwam weer naar Mij toe en zei: 'O beste, wijze man, omdat ik uit uw woorden begrepen heb dat u zeer wijs bent, kon ik de innerlijke drang van mijn hart niet langer weerstaan, u met nog een vraag lastig te vallen; want u zei immers dat de liefde weer liefde opwekt en ik maak daaruit op dat u ons liefheeft' en uw liefde voor ons heeft dan ook zeker onze innige liefde voor u opgewekt, omdat wij u anders niet zo konden liefhebben als wij u liefhebben! Als u ons echter liefheeft zoals ook wij u liefhebben, zult u niet boos op ons worden, als ik u nog met een kleine vraag lastig val?!'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Vraag echter dingen die een echt mens waardig zijn! Want een mens is bezorgd en bekommert zich vaak om heel veel; maar er is maar één ding dat hij nodig heeft, en dat ene is de waarheid. Als de mens alles zou bezitten en de waarheid ontbrak hem, dan zou hij toch nog het armste wezen van de wereld zijn.
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Wij zijn denkers en zoekers en wij voelen ons erg ellendig omdat we de waarheid niet kunnen vinden. Omdat we hier echter door de jonge, wijze en werkelijk goddelijk machtige mens de waarheid op het spoor zijn gekomen, en u er ons ook op hebt gewezen, dat wij ons alleen maar zorgen moeten maken over -en ons moeten bekommeren om de waarheid, en dat wij alles zouden bezitten als we de waarheid zouden bezitten, stellen we toch nog éénmaal de vraag en zeggen zoals eerder: Wat is de waarheid, waar is ze en waar vinden we haar?'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Een tweede magiër zei: 'Verstandig inkleden zou juist zijn, als we dat ook maar konden! Wat willen wij dan met al ons blinde verstand? Lang voordat wij iets verstandigs bedacht hebben, weten deze wijzen er al van. Ik vind echter dat het voor ons nu het verstandigst zou zijn, als wij genoegen namen met wat we tot nu toe te horen hebben gekregen, en het verdere aan hun welwillendheid overlaten; want met dwang zullen we niet zo veel van hen te horen krijgen. En bovendien zie ik nu zelf al heel duidelijk in, dat wij nog lang niet rijp zijn voor hogere en diepere waarheden over het enige en enig ware Goddelijke Wezen en over het innerlijke geestelijke leven van de mens.
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] De andere twee zeiden: 'Dat vinden wij ook; we moeten echter niets meer vragen, maar bij een geschikte gelegenheid verzoeken of zij ons willen aangeven wat we moeten doen om de zuivere waarheid te leren kennen!'
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De magiër zei: 'Dat u een buitengewoon wijs man bent, is nu wel helemaal tot ons doorgedrongen; want zo'n alwetende en alziende eigenschap hebben we slechts éénmaal in Opper-Indië bij een Birmaan aangetroffen, die ons echter niet wilde vertellen hoe een mens aan die gave komt. We vroegen hem daar wel zeer nadrukkelijk naar; maar hij gaf ons ten antwoord: 'Jullie zijn daar niet rijp voor en weten niets van een innerlijk leven in de mens. Maar reis in de richting waar de Orion ondergaat en de andere sterren die hem in steeds dezelfde eeuwige orde begeleiden, daar zullen jullie jezelf beter leren kennen!' Maar dat was dan ook alles wat wij van de wijze man te weten konden komen.
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zie echter een even groot aantal witte, ernstige, mooie wezens toesnellen, en de monsters vluchten voor hen. Wie zijn dan die witte menselijke gedaanten die naar die allergruwelijkste plaats snellen?'
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] De wind, die nu voor je gevoel heel koel uit het noorden waait, is echter niets anders dan een groot aantal witte geesten, waarvoor de woeste, kwade vuurgeesten, die uit het meer komen, vluchten. Als je nu voldoende gezien hebt, kom dan weer terug in je natuurlijke waaktoestand!'
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Wanneer zij daar een zekere vastheid in heeft bereikt, kan zij in een nog betere toestand overgaan, die zij echter niet als loon mag zien voor haar verbetering, maar als een heel natuurlijk gevolg van haar innerlijke orde. Want als een op deze wijze heel ongemerkt beter geworden ziel zou merken, dat haar verbeterde toestand haar door Mij als loon voor haar innerlijke moeite werd gegeven, zoals het naar waarheid ook is, dan zou de oude zelfzucht al gauw weer in haar ontwaken. Zij zou daarom nog meer haar best gaan doen om beter en lichter te worden, maar alleen maar om snel nog meer beloond te worden, maar niet om terwille van het goede, reiner en beter te worden.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] God heeft het nooit laten ontbreken aan grote en kleine openbaringen, maar heeft toch nooit een mens gedwongen zich daaraan te houden. Gezegend is echter degene, die zich eraan houdt en zijn leven daarnaar richt!
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Dat was echter geen gericht dat direct uit Gods wil voortkwam, maar een gericht dat werd toegelaten, dat ten gevolge van de inwendige structuur van de aarde zo moest plaatsvinden; want als je van een hoge rotswand naar beneden springt, te pletter valt en dood bent, is dat ook een gericht dat je overkomt, maar niet door de wil van God, maar omdat de aarde zodanig is ingericht dat alles wat zwaar is wel omlaag móet vallen wat de mens uit zijn verstand heel goed kan weten.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Men kan U echter alleen maar bezitten, door Uw wil te kennen en ernaar te handelen. Want nooit kan een geschapen, eindig mens Uw wezen hebben, omdat U in Uzelf van eeuwigheid tot eeuwigheid God bent; maar Uw heilige, hem geopenbaarde wil kan een mens bezitten en er met al zijn krachten naar handelen. Als de mens dat doet, heeft hij Uzelf in zich, dan herkent hij U, heeft U lief en aanbidt U .
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Bedenk het volgende: Een profeet wordt nergens minder geëerd dan in zijn vaderland! Jullie staan bij jullie landgenoten bekend als mensen met enigszins overdreven denkbeelden. Zij hebben jullie daarom ook zulke verre reizen laten maken, omdat jullie hun vaak wat te veel op hun geweten hebben gewerkt. Als jullie nu met een juist licht naar huis zouden komen, zouden jullie weinig weerklank bij hen vinden en bij het buitengewoon dom geworden volk nog veel minder. Daarom is het voor jullie zieleheil beter om bij jullie eenmaal genomen besluit te blijven. Zend je dienaren naar je land om in jullie naam jullie zaken af te handelen en dan weer terug te keren! Bekommer je er verder niet om; want jullie land is voor Mijn licht nog bijna tweeduizend jaar te jong, dat wil zeggen, te blind en te dom. Jullie zullen echter in het westen mensen aantreffen die meer ingenomen zullen zijn met Mijn licht dan jullie volk thuis; aan hen kunnen jullie meedelen wat je hier ontvangen hebt!
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Om te zorgen dat de mensen echter mensen en geen dieren zijn, is alles heel verschillend onder hen verdeeld. De een heeft dit en de ander dat, en daarom moet de een dus naar de ander toekomen om voor hem in het een of ander een leraar of een helper te zijn.
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Als de geroepenen echter gelovig aannemen wat hun geleerd is, dan zijn zij er even goed en vaak nog beter aan toe dan de uitverkorenen; want een uitverkorene die het levende licht in zich draagt maar zich er niet precies aan houdt, zal later strenger ter verantwoording worden geroepen over zijn slecht gebruikte talenten, dan degene die alleen maar geroepen is en die enkel moet horen, geloven en er gewillig naar moet handelen.'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280  ...