17481 resultaten - Pagina 268 van 1166
... 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 ...
[8] 'Maar mijn wijnberg, die ik had, heb ik niet beschermd! ' Dat wil zoveel zeggen als: 'Mijn eeuwige, goddelijke, ontoegankelijke hoogte en diepte heb Ik buiten de bescherming geplaatst!', -waarvan hopelijk voor iedereen Uw hoogst toegankelijke tegenwoordigheid hier toch het sprekendste getuigenis geeft. Uw hoogste en ontoegankelijkste en stralendste hemelen heeft U verlaten om hier in de diepste deemoed, dus zwart voor de kinderen van deze aarde, te verschijnen en de goede armen in Uw kamer te leiden, in de goede hut van Kedar. -0 Heer, zeg mij nu, of ik de twee verzen, die U er nog bij wenste, ook goed beoordeeld heb!"Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] SIMON gaat verder: "Als Salomo, of zijn met alle wijsheid gevulde ziel, gelegenheid gehad zouden hebben hier in ons midden te zijn, dan zou het zesde vers zeker niet geschreven zijn, want in het zesde vers zegt Salomo: 'U, die mijn ziel liefheeft, vertel mij waar U vertoeft, waar U 's middags rust, zodat ik niet hoef te zoeken bij de kudden van U w metgezellen! ' Want Salomo, en door hem de ziel van zijn volk, zou U zeker hebben gevonden terwijl U Uw schapen 's morgens, 's middags, 's avonds en ook om middernacht aan het hoeden was; dus steeds bezig en niet alleen 's middags rustend!
Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] SIMON zegt: "U zij eeuwig mijn volle liefde en mijn innigste dank, omdat U, o Heer, mij, een jonge knaap, in Uw genade en liefde waardig achtte hier voor hen die U liefhebben die verborgen geheimen te ontsluieren, die, sinds zij geschreven zijn tot op heden, nog niemand heeft ontsluierd! Mijn ziel verheugt zich uitermate over deze genade. Dat wil echter niet zeggen dat zij daarom hoogmoedig is; integendeel, ik wordt alleen maar steeds deemoediger hoe meer ik Uw alles en mijn totale niets inzie en begrijp. Maar U, o Heer, weet wel dat ik steeds moeite heb met mijn gevoel voor humor, en de heerlijke wijn wakkert die neiging nog meer aan en daarom kan ik hier bij het gevraagde zesde vers niet nalaten, hoe ernstig het ook is, enige humor toe te voegen."
Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] GABI gaat staan, maakt een diepe buiging en zegt dan met een bibberstemmetje, dat zelfs de Romeinen, die anders heel ernstig waren, een beetje deed glimlachen: "O Heer en Meester! Ik ben nooit op roem uit geweest, want daar heb ik nooit voor gevoeld, en daarom zoek ik ook hier des te minder roem en ik wil eigenlijk mijn hele leven lang al geen roem, en omdat ik geen roem zoek en wil, zeg ik liever niets en houd mijn mond! Ik ben nu dan ook al klaar met wat ik te zeggen heb!"
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Ik wilde niet alleen bij mijn collega's, maar ook bij alle andere mensen, doorgaan voor een wijs man, zeer onderlegd in de Schrift, en daarom had ik uit de hele Schrift juist dat als lievelingsstudie gekozen, waarvan ik de overtuiging had dat het door de hele schare schriftgeleerden, net zo min als door mijzelf, begrepen werd. Ik was echter erg slim en deed voor de schijn heel verstandig, ernstig en wijs.
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Nu wilde ik weliswaar niemand meer bedriegen, maar ik wilde mij nu ook weer niet onnodig blootgeven als iemand die voordien getracht had om de mensen te bedriegen teneinde, eerlijk gezegd, ooit een echte Farizeeër te worden, wat gezien mijn nu pas sinds drie dagen opgegeven streven, beslist niet gering was; want hoe sluwer en geraffineerder een Farizeeër is, in des te groter aanzien staat hij nu bij de tempel.
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Mocht ik mij nu in tegenwoordigheid van de Heer enigszins ongepast gedragen hebben, dan vraag ik eerst aan U, o Heer en Meester, zoals ook aan al Uw vrienden groot en klein, uit het diepst van mijn hart om vergeving! Want ik wilde door mijn aanvankelijke zwijgen immers niemand nadeel berokkenen, maar alleen maar een beetje mijn oude schande verbergen. Dat kon er echter hier voor Uw heilig, alziend oog niet mee door en daarom heb ik dan laten zien hoe ik was en hoe ik nu ben. Daarmee ben ik echter ook met wat ik ten nadele van mijzelf te zeggen heb helemaal klaar en meer weet ik niet."
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] GABI zegt: "Omdat mij de vraag gesteld werd waarom ik, ondanks dat ik het ook niet begrijp, een liefhebber ben van het Hooglied van Salomo, wil ik de reden van deze liefhebberij van mij hier welopenlijk vertellen, hoewel ik tenslotte zelf naar waarheid moet bekennen dat ik daarvoor eigenlijk helemaal geen reden had, dat wil zeggen, ik bedoel geen goede reden, als ik over een reden spreek. Want iets wat dom en in wezen slecht is, kan nooit gezien worden als de eigenlijke reden voor een bepaald gedrag, omdat iets wat slecht is uit puur zand bestaat, dat nooit kan dienen als stevige grond voor een huis, geestelijk of natuurlijk genomen. Wel, wat was dan de eigenlijke, oorspronkelijke reden voor mijn liefhebberij met betrekking tot het 'hooglied van Salomo'? Niets anders dan, zoals ik het nu zie, verborgen grote domheid en ijdelheid!
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Heer, wat ik hier verteld heb, is geen ijdele fantasie van mijn verbeeldingskracht, maar de volle waarheid! Iedere echte Farizeeër denkt bij zichzelf zo over de goddelijke openbaring, die altijd des te belangrijker is naarmate zij onbegrijpelijker is. Salomo' s Hooglied past hier precies in en ook de profeten en Mozes bevatten veel bruikbaars! En dat was dan ook een reden temeer dat ik mij zo heel speciaal op het Hooglied heb toegelegd.
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Ik ben nu weer uitgesproken en geloof voldoende bewezen te hebben dat mijn vroegere overtuigingen onmogelijk anders konden zijn; want zoals het onderricht is, zo is de mens en zo ook zijn wil en zijn daden! Dat ik nu met de diepste verachting terug kan kijken op dat echt helse onderricht, spreekt wel vanzelf! Ik verwacht nu echter ook van U, o Heer, dat U tengevolge van Uw liefde en wijsheid, mijn gedachten en daden die ik hier getrouwen waarachtig heb 'verteld, genadig door de vingers zult zien en zult vergeven!"
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Wat zou het gevolg zijn als Ik Mij aan een vrouw zou vergrijpen en daaruit een vrucht in haar schoot zou ontstaan? Als deze mannelijk zou zijn, zou dat dan ook een God zijn? En als deze vrouwelijk zou zijn, wat dan? Zou het de Mozaïsche wet aantasten als Ik Mij vergrepen had? Zou dat Mijn goddelijke mens niet ongeschikt maken voor het behouden van de goddelijke Geest? Of zou Ik persoonlijk wel of niet tot zo'n daad in staat zijn? Maar hoe kon Ik de mensen voor deze daad geschikt gemaakt hebben zonder daar Zelf toe in staat te zijn?
Hoofdstuk 175: Simons gedachte over de Heer als mens van het mannelijk geslacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ik zou je nog heel veel van die uitwassen kunnen beschrijven waaruit zo'n woud van twijfels bestaat, en ook in welk ander struikgewas en onkruid dit kan degenereren. Maar omdat het zaadje nu bij jou vernietigd is, ben je rein en van een verdere groei van het onkruid kan geen sprake meer zijn; en omdat je nu helemaal gereinigd bent, ben je ook helemaal geschikt om een van Mijn belangrijkste leerlingen te zijn.
Hoofdstuk 175: Simons gedachte over de Heer als mens van het mannelijk geslacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Vaak vroeg men mij, als men mij met een bedrieglijk opgewekt gezicht zag lezen in het Hooglied, of ik dan werkelijk de onontwarbare mystiek van het lied begreep. Mijn antwoord luidde heel kort: 'Welke dwaas leest dan voortdurend dingen die hij onmogelijk kan begrijpen? Als ik de verheven mystiek van het lied niet begreep, zou ik toch wel een dwaas zijn het te lezen, en zou het gelezene, als ik het evenals jullie niet zou begrijpen, mijn innerlijk beroeren?! , en drong bij mij aan, men bezwoer het mij, ja men bedreigde mij om toch in leder geval mijn inzicht aan de hogepriester mee te delen. Maar dat hielp allemaal niets, want ik was goed in het verzinnen van allerlei uitvluchten en verontschuldigingen en ik was daarom door niets te bewegen iets van mijn geheimen te verraden, wat des te gemakkelijker was omdat ik er ook geen had.
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Alleen Simon, als mijn intiemste vriend, wist, maar alleen ten dele, hoe het er met mijn Salomo's wijsheid uitzag. Hij hield mij dat vaak voor en toonde mij aan, dat ik met het Hooglied van Salomo óf mijzelf óf de wereld voor de gek hield. 'Want', zei hij mij vaak, 'denk je soms dat jij terwijl jouw overige kennis en ervaring in alles beperkt is, het Hooglied zult begrijpen omdat je het zo moeizaam uit je hoofd hebt geleerd? ! ' Maar ik probeerde het hem toch half te laten geloven door te zeggen dat ik juist een voorliefde had voor de diepste, onduidelijkste en meest duistere geheimen, omdat ik mij voorstelde dat daar iets ontzettend belangrijks achter school. Uiteindelijk nam Simon dat toch van mij aan, maar dat was een geweldige vergissing van hem. Want innerlijk was ik een vijand van de wijsheid van Salomo, die hem uiteindelijk tot afgodendienaar had gemaakt.
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Uw oog doorziet in één ogenblik de gehele geestelijke en materiële schepping. De geheimste gedachten van de engelen kent U zo goed, alsof U deze Zelf gedacht had, en wat wij armzalige stervelingen nog zo verborgen denken, ziet U helderder dan wij deze stralende zon zien, ook al straalt zij nog zo heerlijk. U kent alles wat de zee in haar diepste diepten verborgen houdt, U kent het aantal zandkorrels in de zee, dat van de sterren en wat zij bevatten en dragen en U kent het getal van het gras op de aarde, dat van de kruiden, de struiken, de bomen en van de geesten in de gehele eindeloze ruimte beter dan ik het getal één! Omdat ik dat niet alleen heel vast geloof, maar ook heel zeker weet, kan het toch niet moeilijk zijn nu te zeggen: Heer, deze mening heb ik diep in mijn hart over U, voor zover ik U nu gedurende deze drie dagen heb leren kennen! Ik zou nauwelijks weten wat ik anders nog zou kunnen zeggen!"
Hoofdstuk 174: Simons mening over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)