Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 268 van 1490

...  256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281  ...
[9] Mijn Cyrenius, nu heb Ik jou en jullie allen heel duidelijk laten zien wat een ziel in het hiernamaals te wachten staat door haar verwereldlijking aan deze zijde, omdat zij buiten Mijn orde, die nu eenmaal alles omvat, beslist niet te helpen is, -tenzij men haar bestaan geheel zou opheffen en er een ander voor in de plaats zou stellen, waarmee de ziel echter ook beslist niet geholpen zou zijn!
Hoofdstuk 238: Ontwikkelingsmoeilijkheden van een wereldse ziel aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar mensen waarbij zelfs deze liefde in hun hart niet wat warmte doet ontstaan, blijven zeer zelfzuchtige en stoïcijnse, kleinzielige mensen, die zich verder geen haarbreedte boven hun stereotiep besmeerde hersenplaatjes verheffen en in niets anders rond woelen dan alleen in hun hersenschaduwbeelden, waarvan het aantal niet groot kan zijn, en wat er is, is duister, zwart en voor het gezichtsvermogen van de ziel volkomen onzichtbaar.
Hoofdstuk 239: De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] IK zeg: "Wie er de eigenlijke oorzaak van is, hoef je je niet af te vragen! Want er ligt veel verborgen in de raad van God wat de mensen op deze aarde niet volledig tot op de bodem behoeven te weten! Als de mens maar weet en beseft wat voor hem noodzakelijk is om vóór alles binnen Mijn orde te doen! Als hij datgene doet waarvoor hij de instructieve wetten gekregen heeft, die hem uit de hemelen gegeven zijn, dan zal alles bij hem volkomen in orde zijn; al het andere echter zal ieder mens die God boven alles en zijn naaste als zichzelf liefheeft en daardoor in de geest wedergeboren wordt, helemaal ondervinden.
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Die dienen nergens toe; ze vormen een regelrechte woestijn in de hersenen en wekken in de ziel alleen maar het vervelende gevoel op van een oneindig niet-weten en niet-kennen. En als je bij zo'n ziel meteen wilt beginnen om over hogere, bovenaardse dingen en toestanden te spreken, dan zal deze je al gauw vragen om daarover te zwijgen; want als zij daar dieper over na zou denken, zou zij zonder meer gek worden. Er is daarom met zulke mensen niet te praten omdat zij datgene, waarvan jij nu de ware oorzaak kunt inzienonmogelijk kunnen inzien of zelfs maar begrijpen. Zij zullen heel natuurlijke, aardse dingen nauwelijks of haast nooit volledig begrijpen, Iaat staan geestelijke en hemelse.
Hoofdstuk 240: De hersenen van een wereldse geleerde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar dan komt ook MATHAËL nog eens naar voren en zegt: "Heer, U, ons leven, U, onze liefde, omdat U vragen toegestaan hebt, vraag ik in naam van mijn schoonvader, mijn lieve vrouwen in naam van mijn vier metgezellen of U een klein onduidelijk punt in deze zaak aan ons uit zou willen leggen! Het is in zekere zin een juridische kwestie en ik geloof dat ieder mens, zodra hij tot verstand gekomen is, zich in deze ten opzichte van U heel bescheiden op moet stellen. Want een mens is toch oorspronkelijk niet zijn eigen, maar alleen Uw werk, wat alle hemelen mij in eeuwigheid niet kunnen betwisten!
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Daarom lijkt mij gezien Uw liefde en almacht, de weg, vooral in het hiernamaals bij de leiding van de geesten of eigenlijk de zielen die erg bedorven zijn, toch wat te tijdrovend en te hard! Het is wel waar dat U ons ook in dit opzicht reeds heel veel gezegd, getoond en uitgelegd hebt ter rechtvaardiging van Uw eenmaal van eeuwigheid bepaalde en vastgestelde, goddelijke orde, maar los van dat alles dringt zich toch nog deze ware juridische vraag aan mij op:
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Meteen komt echterook OUBRATOUVISHAR naar Mij toe en zegt: "Heer, Heer, wisten de blanke broeders dan vooraf niet wat U hun zo wijs hebt uitgelegd? Bij ons, daarvoor zij U alle lof, weten zelfs onze kinderen dat, want ze kunnen zichzelf allemaal inwendig bekijken en het doet hun altijd veel plezier als zij ons over hun mooie tuin, die zij in zichzelf zo nu en dan bekijken, iets kunnen vertellen. Maar wat hebben deze blanke broeders dan gedaan, dat zij niet meer in staat zijn tot zulke belangrijke beschouwingen? Als zij die buitengewoon belangrijke vermogens niet meer hebben, zijn zij eigenlijk geen echte mensen meer, maar grote apen, zoals die bij ons voorkomen, het enige dat ze meer hebben is dat ze kunnen praten!
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Wij hebben ons allen erg verbaasd toen U bij deze hersenen met verklaringen aankwam, die ons toch haast bekender zijn dan onze woonhutten thuis. Weliswaar zijn wij niet thuis in de gehele organische bouw van ons lichaam, maar onze hersenen kennen wij uit en te na. Wel zijn er bij ons nog heel veel plaatjes leeg, omdat wij niets hebben om ze allemaal vol te tekenen, maar die waarop getekend is, staan er precies zo bij als die bij het goede brein, waarvan U nu hebt uitgelegd en meer dan duidelijk hebt verklaard dat zij geheel binnen Uw orde zijn. Maar ik zou werkelijk willen weten, waarom het deze mensen dan niet mogelijk is datgene in zichzelf waar te nemen, wat ons zwarthuiden toch altijd al uitermate zichtbaar is! Wat hebben zij dan eigenlijk op hun geweten? Wie heeft die ramp veroorzaakt? Iemand moet toch eens de kwalijke aanstoot daartoe gegeven hebben, maar wie, waarom en bij welke gelegenheid?"
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Iets dergelijks ontdekte ik nu bij de mens. Deze zwarten zijn nog in het volle bezit van de oermenselijke eigenschappen, -tot op deze dag hebben wij, blanken, daar geen enkel vermoeden van gehad! Ja, waarom dan niet? Men zegt: omdat wij geestelijk verkommerd zijn, en dat weer, omdat de hersenen van de mens reeds in de moederschoot bedorven werden en later nog meer door een heel verkeerde opvoeding! Daarom moet ik hier openlijk de door Oubratouvishar gestelde vraag ondersteunen, en ik zeg dan ook: Ja, ja, de mensheid is slecht en totaal bedorven; maar wie is de oorzaak van dat bederf en wie heeft haar bedorven? Tengevolge van dat bederf kunnen de mensen alleen maar iets heel verkeerds willen, en daarom kunnen ze nooit beter, maar alleen steeds slechter en ellendiger worden!"
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (MATHAËL:) "Wel, op deze wereld heeft menigeen het nog aardig goed! Men schept zich ergens zo goed men maar kan en wil een paradijsje. Natuurlijk moeten daarvoor duizenden anderen meer lijden, omdat zij beslist niet zo goed de kunst verstaan zich een paradijsje te creëren als die ene slimme! Zij lijden daardoor schade aan hun ziel door afgunst en boosheid -en die bezitter van dat paradijsje - door pure wellust en overvloed! De eerstgenoemden zijn verdoemd door nood en ellende - en de rijke vanwege zijn luxe leven!
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Daarin, o Heer, bestaat dus mijn bezwaar, dat hopelijk heel goed gemotiveerd is, en misschien een zwak punt is in mijn hart! Ik stelde U deze vraag, omdat U ons Zelf allemaal uitgenodigd heeft vragen te stellen over onbegrepen zaken! Als U dat zou willen, zou U mij dan met Uw genade willen voorlichten?"
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Het spreekt immers vanzelf, dat God, als de hoogste en zuiverste liefde, die van eeuwigheid onveranderlijk dezelfde is, nooit op een of andere wijze liefdeloos kan zijn, en dat Zij alle Haar ten dienste staande middelen zoveel mogelijk zal aanwenden om een ziel, hoe ziek die ook is, te genezen. Maar de eigen karakteristieke persoonlijkheid van de ziel kan Zij niet aantasten, Zij moet deze haar zelfstandigheid laten en de ziel in dusdanige toestanden terecht laten komen, dat die haar, als al het andere tot niets leidt, door een soort les op het goede spoor brengen!
Hoofdstuk 243: De noodzakelijkheid van aardse beproevingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] In een extreem geval kan deze weg natuurlijk alleen maar een bijzonder langdurige worden, maar dan draagt niemand anders daaraan schuld dan de te star en eigenzinnig geworden ziel, die dat natuurlijk meestal alleen maar werd tengevolge van datgene wat Ik jullie over haar onvolmaaktheid eerder heb verteld en uitgelegd.
Hoofdstuk 243: De noodzakelijkheid van aardse beproevingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als Ik hier echter met alle kracht Mijn invloed Iaat gelden, dan zul je deze beide linker hersenhopen niet meer zien; want zij zullen direct in die vuurtongetjes opgelost worden, die je nog wel kent, en zij zullen zich verspreiden tot Mij~ wil ze pakt en daaruit een nieuw wezen vormt. Maar hoe staat het dan met dit huidige wezen?!
Hoofdstuk 243: De noodzakelijkheid van aardse beproevingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar laten we het niet hebben over de verhoudingen die hier aan déze kant heersen, want die zijn de vrucht van de verdorvenheid van de ziel, die we nu grondig kennen, maar laten wij ons eens richten op de meer dan ijzingwekkende gevolgen in het toekomstige, grote hiernamaals! De haren rijzen te berge alleen al bij een serieuze gedachte aan de meer dan afgrijselijk erbarmelijke toestand waarin zo'n verdorven ziel terechtkomt! Welke vloek is kleurrijk genoeg om dat door een menselijke mond te laten beschrijven?! Slechts de grootste kwellingen van het vuur, dat in de ziel zelf woedt, kunnen haar door middel van een onbeschrijfelijk gevoelige les in een wat draaglijker toestand brengen, waarvoor altijd meteen zoiets als een eeuwigheid, in de tijd gezien, nodig is! Hoe ontzettend veel zielen zullen dus vanaf nu, over myriaden jaren pas goed in de diepste en ijzingwekkendste ellende terechtkomen, om het pas weer na nogmaals myriaden aardse jaren maar net een haartje vrijer en zodoende draaglijker te krijgen!
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281  ...