Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 268 van 1112

...  256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281  ...
[5] Dat het lichaam daarna geen rol meer speelt en ook niet meer kan spelen, is gemakkelijk zonder verdere uitleg te begrijpen! Want de voeding die een mens dagelijks tot zich neemt maakt immers ook gedurende bepaalde tijd een periodiek voedingsdeel van het menselijk lichaam uit, waaruit het reeds consistente lichaam en hieruit dan ook de ziel hun substantieel specifieke voeding en aanvulling halen. Maar als het periodieke voedingslichaam het zijne heeft gedaan, wordt dit als verder onbruikbaar, uit het met de ziel nog nauw verbonden consistente lichaam verwijderd. Als het als een zeer grof materieel deel van het lichaam in het consistente en met de ziel reeds nauwer verwante lichaam zou blijven, zou dit zonder meer leiden tot de onvermijdelijke dood van het meer consistente lichaam.
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] In het eerste en natuurlijk gelukkigste geval heeft de goddelijke mensengeest met de ziel reeds zijn doel bereikt en heeft dan eeuwig geen stoffelijk middel meer nodig, omdat hij hiermee eenmaal zijn doel reeds voor eeuwig heeft bereikt. Als in het andere geval de alziende en alvoelende geest merkt, dat zijn door hem tevoorschijn geroepen en uit de materie gevormde ziel zich in de loop der tijd weer naar het element begint te neigen waaruit zij oorspronkelijk werd genomen, -dan wordt zij door haar oergoddelijke geest uit het lichaam getrokken, ook al gaat dit met de grootste pijnen gepaard en wordt zij aan gene zijde, dus in het rijk der zielen, door haar geest ontwikkeld, maar altijd zo ongemerkt mogelijk; want iedere onvrije en gerichte vorming van een ziel zou nog slechter zijn dan helemaal geen.
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Voor mijn part laat ik mij wel een tienduizend jaar durend leven onder zeer gunstige levensomstandigheden welgevallen, maar dan wel in mijn lichaam op deze aarde; want hier is niemand ooit uitgeleerd zodat hij kan zeggen: 'Nu bestaat er op de hele aarde niets meer wat mij niet volledig bekend is!' Maar plaats nu eens een hoogst volmaakte, met jouw hoogst wonderbaarlijke alwetendheid begaafde geest op deze aarde! Met één enkele scherpe blik heeft hij meteen alle geheimen van alle toekomstige en ook voorbije tijden door! En wat dan, als hij strikt op deze aarde zou moeten blijven? Hij zou zich nu met de domheden van de mensen moeten vermaken en met zijn macht de tijd moeten verdrijven door met allerlei spektakelstukken de volkeren door elkaar te jagen, -anders zou hij zich immers onvoorstelbaar wanhopig vervelen!
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Daarom is het volgens mij veel logischer en meer in overeenstemming met het zuivere verstand om slechts een tijdelijk bestaan na dit leven aan te nemen dan een eeuwig dat zich noch met het levensgevoel noch met de ruimte in een gunstige verhouding laat plaatsen. Voor ons althans heeft, in het juiste licht bezien, het uiteindelijke teloorgaan van een tijdelijk levend wezen nog altijd ruimschoots de voorkeur boven iedere vorm van voortbestaan, al is het nog zo gunstig, en een innerlijk gevoel zegt mij altijd: Ondanks alle, zelfs de hoogste, menselijke wijsheid is en blijft de dood van het lichaam toch het laatste van alle dingen! -Wat zeg jij, edele en wonderbaarlijke vriend, hier nu op?"
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] JOHANNES zegt: 'Ja, mijn beste vrienden, dat is natuurlijk geheel afhankelijk van het standpunt van waaruit men eigenlijk het leven, en dan met name het leven van de geest, beschouwt, en of men daarbij de juiste kennis van zichzelf heeft en daardoor een juiste en ware kennis van God en Zijn talloos vele wonderwerken en scheppingen, die reeds op het eindeloze gebied van de materie zulke dingen voor jullie bevatten, dat er aan jullie hoogst verwonderde beschouwing daarvan in een aeon van jaren nooit een einde zou komen, laat staan van de puur geestelijke scheppingen, waarvan men kan zeggen: Tot nog toe is het nog niemand in de zin gekomen om ook maar te vermoeden en enigszins aan te voelen, wat voor zaligheden God heeft bestemd voor degenen die Hem waarachtig kennen en Hem dan ook boven alles liefhebben en uit liefde voor Hem ook waar dat mogelijk is, met raad en daad hun medemensen. Hoe kan er ooit sprake zijn van verveling, zodra de zo volmaakt mogelijke geest begint in te zien, dat hij nog maar aan het begin staat van de onthulling van de talloze wonderen van de eeuwige macht en wijsheid en de hoogste liefde van God de Heer en Vader van eeuwigheid? 0, welke gedachten maken zich toch van jullie meester door jullie grote beperktheid in ieder dieper inzicht in het leven!
Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En de derde vraag luidt: Hoe zit het met die zielen, die op aarde in hun lichaam weliswaar heel wat wereldse beschaving en intelligentie hebben verworven, maar dan eigenwillig en geheel eigenmachtig tot ware monsters van de betere menselijke samenleving worden? Waarom hebben hun geesten, die hen in dit bestaan hebben gebracht en die toch van God evenveel wijsheid hebben gekregen als jij, dat toegelaten; en waarom bekommerden zij zich niet meer om die door hen tevoorschijn geroepen zielen die één moeten worden met hen? Of maakt het voor een pure geest niets uit welke trap van ontwikkeling een ziel in deze wereld en in haar lichaam krijgt?
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Want als ik bijvoorbeeld ook in het leven geroepen ben door zo'n oergeest uit God die zich helemaal niet meer om mij wil bekommeren, dan dient hij immers nergens toe; en als ik mij dan als ziel helemaal zelf voor hem moet ontwikkelen zonder dat hij er merkbaar aan meehelpt, dan kan zo'n lauwe geest ook wel gedurende de hele eeuwigheid uit mijn buurt blijven! -Wel, vriend, wat voor goed en wijs antwoord heb je hierop?"
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] PETRUS zegt heimelijk tegen Mij: 'Heer, hier zou mijn wijsheid toch geen antwoord meer op weten! Ik houd mijn hart vast, hoe Johannes zich hieruit zal redden!"
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Je hoeft alleen maar naar de zon te kijken, die deze aarde de dag geeft! Wat weten jullie van dit heerlijke hemellichaam? Niets! Jullie weten zelfs niet eens iets van haar orde en haar verhouding tot deze aarde! Jullie denken en geloven alleen datgene, wat jullie met je zintuigen waarnemen; maar het is heel anders. Niet deze aarde staat als in een eeuwig centrum, en de zon beweegt zich nooit en te nimmer om haar heen, ook al lijkt dat zo, maar de zon vormt voor de aarde, de maan en de andere jullie bekende planeten het centrum, en deze aarde met haar maan, alsook alle overige planeten, bewegen zich in verschillende perioden om de zon. De dagelijkse op en ondergang van de zon wordt veroorzaakt door de bijna 25 uur durende draaiing van de aarde om haar polaire as.
Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Jullie kunnen het nu van mij aannemen, omdat jullie weten dat ik hierover naar waarheid een zeer diepgaande kennis kan hebben. En omdat we het nu reeds over de zon hebben gehad zeg ik jullie, dat deze duizend maal duizend keer groter is dan deze aarde. En welke nooit door jullie vermoede wonderen bedekken haar uitgestrekte bodem! Talloze van de meest wonderbaarlijke schepselen van God wandelen daar in de grootste harmonie op hun zeer weidse lichtvelden en verheugen zich in hun zalige bestaan! Hun schoonheid is al dermate groot, dat jullie een menselijke gedaante van daar afkomstig, hier op aarde een eeuwigheid lang zouden kunnen bekijken en bewonderen zonder dat jullie er ooit genoeg van zouden kunnen krijgen! Wat ik jullie vertel is algemene en hoogste waarheid en niet in het minst overdreven.
Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Kijk, vriend, hier zijn nog een paar dingen die in tegenspraak zijn met wat je eerder zei en die wijzelf met de beste wil niet onder één noemer kunnen brengen! Want ofwel is het tot stand komen van zo'n levens eenwording een hoogst ernstige aangelegenheid, waar het wel en wee gedurende de hele eeuwigheid dus van afhangt -en dan kan het onmogelijk zo zijn dat het de machtige geest van gene zijde niets uitmaakt of zijn ziel, die door zijn macht en intelligentie uit God gevormd of uit de materie ontwikkeld is, zelf een even volmaakt geestelijk wezen wordt als hijzelf of een waar monster -, ofwel het tot stand komen van deze eenwording is geen hoogst en zelfs heilig ernstige aangelegenheid, maar zomaar een willekeurig spel. Dan hebben wij ondanks jouw nog zo diepe wijsheid ontegenzeggelijk gelijk, als we beweren dat in de grote natuurwereld alles slechts een ijdel spel van haar krachten is, en dat wij enkel als een voorbijgaande grap van de grote natuur het leven hebben gekregen, en dat dit met de dood voor altijd ophoudt, ongeacht wat ergens onsterfelijke volmaakte geesten doen, die zich om de hele natuur nooit bekommeren!
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Veel zielen, meestal van andere hemellichamen, kunnen de aanblik van deze magere en minst mooie wereld helemaal met verdragen. Gewoonlijk ziet men dan dat hun zintuigen zeer zwak ontwikkeld zijn. Ze houden het hier vaak wellangere tijd uit en doen het een en ander, maar gewoonlijk slechts weinig volgens de mening van de werkelijke mensen van deze aarde; na zo'n leven, dat voor hen in Ieder geval een diepe betekenis heeft en dat gewoonlijk ook niet te lang duurt, keren ze vaak na enkele tientallen jaren, door de mensen van deze aarde natuurlijk niet gekend, weer terug naar hun plaats van herkomst -met vaak een heel goed resultaat vanwege de grote moeite die ze zich getroostten; en daar bereiken ze dan zeker wat ze de eerste keer zochten.
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[16] Sommigen van deze vreemde zielen trekken vaak zelfs door vele andere hemellichamen, tot ze zich tenslotte, door hun geesten geleld, op deze aarde wagen. Sommigen komen van zonnewerelden. Een aantal van hen is al gauw zeer volmaakt; maar anderen ontsteken ook vaak in grote toorn over alles wat er maar op deze aarde voorkomt. Zij worden voor deze aarde vaak zeer kwaadaardige individuen, die roven, moorden en stelen wat ze maar kunnen. Ook hebben ze gewoonlijk geen liefde voor de mensen op deze aarde en proberen hen alleen maar op alle mogelijke manieren schade toe te brengen. Zij ontlopen hier maar zelden de verdiende straf voor hun overtredingen van de aardse burgerlijke voorschriften. Ze keren ook wel vaak naar hun oude plaats van herkomst terug, waar het hun dan ook niet bijzonder goed gaat; want hun geest begint met hen dan vaak een ontzettend harde en pijnlijke tucht, die naarmate een ziel als zodanig trotser, verharder en zelfzuchtig eigenzinniger is, vaak vreselijk lang duurt.
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] HIRAM zegt: 'Dat is nu helemaal in orde en wij hebben nu niets meer tegen je in te brengen; want nu geloven wij jou, omdat jij zeker alleen weet en duidelijk genoeg kunt begrijpen, dat het zo is en niet anders. Wij kunnen dat natuurlijk noch inzien noch begrijpen, omdat wij niets weten van die talloos vele vreemde hemellichamen en nog minder van het wezen van hun hoogst raadselachtige bewoners, hoe ze zijn, hoe ze eruit zien, en welke geest hen bezield. Maar ik ben wel van mening dat althans een paar betere mensen van deze aarde hierover bericht van boven zouden moeten krijgen nog tijdens hun aardse leven, om zich dan tegen zulke mensen te kunnen keren en wapenen!"
Hoofdstuk 189: De vraag over de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Hierop wilde ook Thomas Judas Iskariot nog enkele woorden in het oor fluisteren; maar Ik keek Thomas aan en hij hield zich stil en bleef geduldig.
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281  ...