10915 resultaten - Pagina 268 van 728
... 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 ...
[12] De tijd kwam echter dat de koning, nadat hij het nieuwe rijk in bezit genomen had, terugkwam. Toen hij zich weer in zijn burcht bevond, liet hij al gauw dezelfde knechten bij zich roepen die hij bij zijn vertrek het geld had toevertrouwd, om te zien wat ieder daarmee verdiend had.Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Ik Zelf zeg daarop nu tegen jullie allemaal: Wie heeft, zal er nog meer bij gegeven worden, zodat hij dan overvloedig heeft; wie echter niet heeft, van hem zal wat hij had ook nog afgenomen worden. Degenen die echter niet wilden dat de koning over hen zou heersen, hebben gezondigd, en daarvoor zullen zij gewurgd worden met alle nacht en duisternis van het gericht en de dood van de ziel!
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Zie je, m'n vriend, zo staan de zaken er bij Mij voor, en dat zal niet veranderen! Aan degene die heeft, zal nog veel meer gegeven worden, zodat hij overvloedig heeft! Van degene die echter niet heeft, zal ook het weinige dat hem toevertrouwd is, afgenomen worden, en het wordt gegeven aan degene die al veel heeft.
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Maar de vele geroepenen, die niet naar de stem van de knechten wilden luisteren en niet wilden dat de Heer van het licht en van het leven over hen zou heersen en alles tot leven zou brengen, die zullen gewurgd worden door de duisternis in hun eigen hart; de luie knecht zal echter lang kunnen wachten, eer hem weer een pond wordt toevertrouwd.
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wie een hem verleend talent zo vlijtig mogelijk ontwikkelt, heeft dan ook een werkelijke schat, waar hem nog steeds meer bijgegeven wordt; wie het echter niet ontwikkelt en zich niet los wil scheuren uit zijn traagheid, heeft het alleen aan zichzelf te wijten dat hij tenslotte met zijn in het zweetdoek bewaarde pond nog dommer wordt dan degenen, die niet wilden dat de koning van het licht over hen zou heersen.
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] De magiër zei: 'Ja dat, o Heer, heb ik nu goed begrepen, en Uw gelijkenis is daardoor volledig in het licht komen te staan, terwijl hij puur als beeld moeilijk te begrijpen was. Wie dus een speciaal talent in zichzelf onderkent, moet het met alle vlijt ontwikkelen en wel door en uit zichzelf. Heeft hij dat gedaan, dan zal hij het verdere wel van de koning van het licht ontvangen en zo een echte leraar kunnen worden van vele mensen, die U geroepenen hebt genoemd. Want wie voor zichzelf al een waar leraar was, zal het dan ook gemakkelijk voor veel anderen worden; wie echter al traag was voor zichzelf, zal het zoveel te meer voor anderen zijn, en hij zal ook niets hebben wat hij eventueel aan zijn medemensen zou kunnen leren, en het is dus zeer waar en juist, dat aan degene die heeft er nog veel bij gegeven wordt, zodat hij dan in overvloed heeft. Maar wie niet heeft, zal ook nog wat hij had, ontnomen worden. Dat is mij nu helemaal duidelijk, -maar toch zit er nog iets in wat mij nog niet zo goed duidelijk wil worden, en daarom neem ik de vrijheid tegenover U, o Heer, uit te spreken wat voor mij nog onbegrijpelijk is.
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Als alle mensen even ijverig waren en ook dezelfde talenten zouden hebben, dan zouden zij elkaar al gauw helemaal niet meer nodig hebben; daarom hebben reeds kinderen van ‚‚n en hetzelfde ouderpaar verschillende talenten en verschillende begaafdheden. De opvoeder moet deze echter goed kunnen beoordelen en de kinderen dan ook in overeenstemming met hun talenten en begaafdheden onderricht geven, dan zullen zij allemaal naar het juiste doel geleid worden.
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wie echter God ook wel erkent, Hem boven alles acht en liefheeft en ook zijn naaste als zichzelf, maar daarbij toch ook de wereld acht en vreest, en niet openlijk voor Mijn naam durft uit te komen, omdat dat in werelds opzicht nadelig voor hem zou kunnen zijn, die doet Gods rijk geen geweld aan en zal het op deze wereld ook niet volledig ontvangen, en aan gene zijde nog veel strijd te strijden hebben eer hij voleindigd is.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Wie nu weet en gelooft dat Ik de beloofde Messias ben, moet ook doen wat Ik leer, geleerd heb en verder nog leren zal, anders is hij Mij niet waardig en zal Ik hem bij de ontwikkeling van zijn innerlijke leven niet bijzonder behulpzaam zijn. Ik ben het leven van de ziel, door Mijn geest in haar, die liefde tot God heet. Wie dus God boven alles liefheeft en daarom ook altijd Zijn wil doet, diens ziel is vervuld van Mijn geest en dat is de voleinding en het eeuwige leven van de ziel.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Als iemand Mij echter kent, maar desondanks toch de wereld vreest en bij zichzelf zegt: 'Al ik erken de Messias geheel en al en geloof heimelijk alles wat Hij leert, en handel er ook naar; maar omdat de wereld nu eenmaal zo is en men daarmee toch moet leven, laat ik uiterlijk voor de wereld niets merken van wat ik heimelijk in mijzelf belijd, opdat niemand kwaad over mij kan spreken!', die belijdt Mijn wezen en naam niet echt, en heeft de ware en volkomen levensechte liefde tot God nog niet en op die manier zal hem in dit aardse leven de volheid van Gods rijk nauwelijks ten deel vallen; want de volheid van Gods rijk bestaat immers juist uit de hoogste liefde tot God, en die heeft geen vrees of angst voor de wereld.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wie Mij voor de wereld belijdt, wanneer dat nodig is, die zal ook Ik bekennen voor de Vader in de hemel; wie Mij echter niet voor de wereld belijdt wanneer het nodig is, die zal ook Ik niet belijden voor de Vader in de hemel. ,
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Een van hen zei tegen de redetwistenden: 'Luister! Wie zegt dat hij de woorden en lessen van de Meester het best heeft begrepen, heeft Hem het minst begrepen; want in Zijn woorden kwam ook naar voren, dat zich niet de één boven de ander moet verheffen, maar in alles deemoedig en bescheiden moet zijn. Wie echter tegen zijn broeder zegt: 'Kijk, dat begrijp jij niet!' of dat heb je verkeerd begrepen!', die verheft zich immers boven zijn broeder, en dat is tegen de leer van de Heer en laat zien dat juist hij de leer slecht of helemaal niet heeft begrepen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik was hem echter voor en zei: 'Ik weet wel wat jullie bezwaart en wat je zou willen weten! Dat zouden jullie nu nog niet begrijpen, omdat je ziel nog niet vrij genoeg is van de materie van je lichaam; als zij echter meer één wordt met de geest van Mijn liefde in je, zal je eigen geest je wel de plaats aangeven van dat rijk, waarin je ziel dan eeuwig in haar hoogste vrijheid zal leven, en als heer en meester kan handelen. Maar je lichaam kan dat nu nog niet begrijpen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Waar ben Ik nu Zelf? Wel, in de uit Mijzelf geschapen wereld! Zodra jij echter de ware innerlijke levensvolmaaktheid bereikt zult hebben en het lichaam, zijnde Mijn gericht of de jouw opgelegde vorm waarin je je innerlijk leven moest ontwikkelen, je wordt afgenomen, dan zul je net als Ik alles uit jezelf kunnen scheppen en dan zul je net als Ik leven en bestaan in de wereld en op de plaats die jij voor jezelf en uit jezelf zult scheppen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Want Ikzelf moet eerst volledig in Mij, in God, de Vader van Eeuwigheid, zijn, om jullie dan Mijn geest te kunnen zenden en geven. Pas als die zal komen, zal hij jullie inwijden in alle waarheden, die voor jullie nu nog onbegrijpelijk zijn; en jullie zullen daarna hetzelfde en nog grotere dingen doen dan Ik nu Zelf doe. Hoe dat echter mogelijk is, zal Mijn geest, die jullie zielen zal verlichten, jullie dan leren.
Hoofdstuk 129: Het arbeidsveld van de apostelen en de kinderen Gods aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)