17481 resultaten - Pagina 269 van 1166
... 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 ...
[11] Een mens kan immers zoveel denken; ja, hij heeft zelfs eigenlijk niet eens een greep op die gedachten! Een gedachte wordt ergens vandaan in mijn hart geblazen en blijft dan vaak enige tijd hangen; tenslotte vervaagt hij en dan herinner ik me hem vrijwel nooit meer. En zo kan deze geringe gedachte van twijfel ook wel ergens vandaan mijn hart binnengevlogen zijn, en ik heb hem gedacht maar ook meteen weer verworpen, omdat ik immers duizenden overtuigende bewijzen daartegen in hoofd en hart draag. Bovendien vond ik het wat ongepast deze gedachte hardop uit te spreken. Als U, o Heer, daar echter beslist op staat, dan wil ik hem ook wel graag uitspreken. -Beste, trouwe vrienden van de Heer, neem echter van mij aan dat ik hem nu al helemaal verworpen heb!Hoofdstuk 174: Simons mening over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Die gedachte is echter de volgende: Omdat ik nu al sinds mijn aanwezigheid hier steeds het buitengewoon lieflijke en zeer vrouwelijke meisje aan de zijde van de Heer zie, kwam werkelijk helemaal vanzelf de belachelijke gedachte bij mij op, of de Heer soms ook op een vrouw verliefd zou kunnen zijn, tenminste zo lang Hij op deze aarde ook in een fysiek lichaam rondwandelt! Maar wat zou je in dat geval dan moeten denken van Zijn volkomen zuivere geestelijke bestaan? God kan weliswaar al Zijn schepselen heel zuiver liefhebben, maar of Hij heel speciaal een zeer aantrekkelijk, mooi meisje nu op aarde ook seksueel kan liefhebben, -die vraag was voor mijn verstand wat moeilijk met ja of nee te beantwoorden, hoewel ik mij in mijn hart toeriep: 'Bij U kan iedere liefde alleen maar in de hoogste graad zuiver zijn, ook een, die wij als mensen onder elkaar volkomen onzuiver zouden noemen! ,
Hoofdstuk 174: Simons mening over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Overigens zul je nu wel beseffen hoe en waarom dit meisje in al haar liefde zo bijzonder aan Mij gehecht is. Want in die mate waarin dit meisje Mij liefheeft, heeft niemand van jullie Mij lief; want jullie liefde is meer een verbazing over Mijn wijsheid en Mijn voor jullie onbegrijpelijke wonderen. Maar dit meisje houdt van Mij puur om Mijzelf, nu zij eenmaal weet wie in Mij schuilt. En dat is meer waard dan Mij als God te bewonderen, want het moet toch voor iedereen duidelijk zijn, dat bij God alle dingen mogelijk zijn. Ook dat is wel goed, maar het andere is beter
Hoofdstuk 175: Simons gedachte over de Heer als mens van het mannelijk geslacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar IK sta nu open zeg tegen Simon: "Kom bij Mij, Mijn geliefde broeder, en omarm Mij niet meer als je Schepper maar als je Broeder, opdat je de eerste bent die één is geworden met Mij!"
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] SIMON zegt berouwvol: "O, U die te heilig bent! Deze genade is de zondige Simon eeuwig niet waard!" Dan huilt hij weer. Daarom ga Ik naar hem toe en druk hem nogmaals broederlijk aan Mijn hart.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Na een poosje toen Simon zich hersteld had van zijn ontroering en Ik ook kalmerend op zijn gemoed had ingewerkt, zei SIMON: "Mijn Heer en mijn God! Waar heb ik het dan aan te danken dat U nu opeens zo genadig en barmhartig voor mij bent? Weet dat ik een zondig mens ben, want mijn vlees is erg zwak. Mooie en aantrekkelijke meisjes maken op mij een geweldige indruk, en van tijd tot tijd komen er altijd onzedelijke gedachten in mij op. En heel vaak stem ik met een soort lust en plezier in met deze gedachten, ook al is het niet metterdaad bij gebrek aan gelegenheid, dan toch wel in mijn gemoed dat bij mij tijdens zulke bronstperiodes erg gewillig is.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als Ik de maag niet de begeerte naar voedsel gegeven zou hebben, zou iemand dan ooit voedsel tot zich nemen? Op welke andere wijze zouden de natuurlijke, specifieke geesten dan over kunnen gaan in het bloed en in de andere lichaamssappen, en vandaar in de zenuwether en, daardoor gelouterd, in de zielsubstantie? In de primitieve fase zou dat natuurlijk wel door de kracht van Mijn wil kunnen, maar hoe zou het dan staan met het vermogen om eeuwig te bestaan? Dat zou alleen maar mogelijk zijn door een hard, blijvend gericht; maar wat zou er dan terechtkomen van de zelfstandigheid en later van de geestelijke levensvrijheid?!
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Daarna heb ik dan ook wel weer heel heldere ogenblikken en verstandige opvattingen en beschouwingen met betrekking tot dit onderwerp, maar wat heeft dat voor zin? Als ik meteen daarop weer een mooi meisje zie, zijn al die heldere ogenblikken, al die verstandige opvattingen en beschouwingen in een zucht weer verdwenen, en de oude zondebok staat weer met al zijn zinnelijkheid klaar. Ik doe daarbij en daarna wel niets, maar dit nietsdoen is toch geen echt nietsdoen, maar alleen maar een nietsdoen bijgebrek aan gelegenheid. De vrees voor aardse straf en schande weerhoudt iemand, maar de eigen vrije wil bij lange na niet, want die heeft bij zulke gelegenheden alleen maar erg veel zin en zou er bij een gunstige gelegenheid zeker niet afwijzend tegenover staan! Ik ken mijn ellendige lichaam helaas maar al te goed en daarom ben ik een zondig mens en zo'n grote genade van U nooit waard."
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kijk, wordt er ook maar één punt in Mijn eenmaal vastgestelde orde gewijzigd, -dan is het voor eeuwig uit met een volkomen vrij en zelfstandig leven. Ben Ik niet Degene, Die de ogen het vermogen om te zien, de oren het vermogen om te horen heeft ingeademd, en de tong het vermogen om te spreken en te proeven, en de neus het reukvermogen heeft gegeven?!
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Nu kan het nooit meer duister voor je worden en daarom moet je een vurig voorvechter worden voor Mijn geestelijke rijk op deze aarde! Door jou zullen de heidenen in Perzië veellicht krijgen! Eet en drink nu weer; want je hebt nog honger en dorst, en je hebt je vis nog niet eens voor de helft opgegeten en je beker ook nog niet leeg! Tast daarom maar flink toe, Mijn jonge broeder Simon!"
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Dat de macht die ik van de Heer gekregen heb, mij toestaat om dit lichaam ogenblikkelijk te doen oplossen en het weer samen te stellen, komt door mijn tot nog toe hoogste levensvolmaaktheid; maar ik ben niet alleen in staat mijn eigen lichaam door de kracht van mijn wil ogenblikkelijk op te lossen, maar ook het jouwe, en op hetzelfde moment ook de gehele aarde.
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Denk je soms dat je mijn werkelijke oerlichtgedaante zou kunnen verdragen als ik mij als zodanig aan je zou willen laten zien?! Weet dan dat de gloed van het licht van mijn oerwezen krachtig genoeg is om een ontelbaar aantal centrale oerzonnen te vernietigen, laat staan jou en deze hele aarde! Om echter te voorkomen dat dat door mijn aanwezigheid zou gebeuren, moet ik volgens de almachtige wil van de Heer dit schijnlichaam vormen, om mijn eigenlijke wezen zodanig te omhullen dat iedere verstoring van de orde binnen het gericht van de materie vermeden wordt. Maar de materie moet eerst door mijn innerlijke levensvuur geprepareerd worden om als beschermend omhulsel te kunnen dienen! En daarom ben ik genoodzaakt meer voedsel uit de materie tot mij te nemen dan iemand van jullie.
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Dat wisten jullie weliswaar niet en dat konden jullie ook niet weten; maar jullie konden wel reeds weten, dat een van ons niet door de Heer in deze zichtbare vorm ontboden wordt om tot jullie ergernis als veelvraat of grappenmaker of sneltovenaar op te treden, maar om in vele opzichten nuttig voor jullie te zijn, en om jullie een tastbaar bewijs te geven van de aanwezigheid en de macht van de engelen Gods! Als jullie dat echter beseffen, hoe kunnen jullie dan spitse opmerkingen maken over mijn eten?"
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] CORNELIUS zegt: "Beste, voortreffelijke bode van de Heer uit de hemelen, wees daarom alsjeblieft niet boos op mij; want je ziet toch wel dat wij geestelijk niets dan nauwelijks pasgeboren wiegenkinderen zijn en meer een droomleven leven dan een geheel bewust! Eet in het vervolg zoveel je maar wilt; van ons allen zal niemand het ooit meer in zijn hoofd halen daar, hoe zacht ook, een aanmerking over te bedenken, laat staan uit te spreken. Maar tevens bedanken wij je hiermee voor de buitengewone les die je ons in je terechte verontwaardiging over onze hardnekkige domheid hebt gegeven. Als wij zoals nu de oorzaak weten, zullen wij over het gevolg beslist nooit een verkeerd oordeel vellen! Maar als wij de oorzaak niet weten, hoe kunnen wij dan met het gevolg bekend zijn? Daarom nogmaals mijn heel bijzondere dank voor de grote en belangrijke les die je ons nu gaf!"
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] IK zeg: "Mijn vriend, je geheugen laatje weerbehoorlijk in de steek! Een aantal dagen geleden heb ik jullie toch uit en te na verteld wat engelen zijn en hoe zij denken, willen en handelen, en nu vraag je daar alweer naar! Als zij slechts vormen zijn die door Mijn wil bestuurd worden, wat hebben zij dan van zichzelf? Wat kunnen zij zelf denken terwijl zij toch slechts een uitvloeisel van Mijn wil en een vergaarbak van Mijn gedachten, ideeën en plannen zijn?
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)