10915 resultaten - Pagina 269 van 728
... 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 ...
[9] Ik zei: 'Ik heb jullie immers gisteren al gezegd dat Ik vandaag bij Nikodemus in Emmaüs wil zijn en om Mij alleen bekende redenen ook moet zijn. Maar de weg daarheen is voor ons grote gezelschap wat bezwaarlijk; het zal verstandig zijn om daar langs verschillende wegen in groepen van hoogstens tien personen naartoe te gaan. Als we allemaal tegelijk in een grote stoet op weg gaan, zal dat al gauw aan de tempeldienaren overgebriefd worden en dan wordt Mij verhinderd vandaag te doen wat Ik moet doen. Ik zal daarom met Mijn leerlingen, echter alleen met deze drie, vooruitgaan, en wel langs een heel ongebruikelijke weg, om beslist niet door de tempeldienaren opgemerkt te worden; verdelen jullie je in groepen zoals Ik gezegd heb en ga er via verschillende wegen heen; na verloop van twee uur zijn we allemaal in het huis van Nikodemus.Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik herhaal het nog één keer voor jullie allemaal en zeg: Wees slim als slangen, maar inje hart toch zacht als duiven; want daar beneden huist een waar slangen en addergebroed, en dat moet met soortgelijke middelen in toom gehouden worden! Versta en begrijp dat allen goed en houd daar rekening mee, dan beleven jullie vandaag een zegenrijke dag tot grote zegen voor jullie zielen! Ik vertrek nu echter meteen. Petrus, Jacobus en Johannes gaan met Mij mee. Mijn dienaar Rafaël en Lazarus begeleiden onze slavenkinderen. Als jullie drie Indiërs nu ook tegelijk met Mij mee willen gaan, dan kunnen jullie nu vertrekken!'
Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen wij Jeruzalem achter ons hadden gelaten en bijna bij de zuil waren gekomen die door Rafaël daar neergezet was, kwamen we twee arme mensen tegen die naar Jeruzalem gingen om daar om een aalmoes te bedelen. Van deze twee was de een blind, de ander kon zien en leidde de blinde. Beiden zagen er echter erg meelijwekkend uit en vroegen ons of wij hun soms een aalmoes wilden geven; want zij waren erg arm en waren er ellendig aan toe.
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De blinde zei: 'Dat bij God alle dingen mogelijk zijn, weten en geloven wij beiden; maar God doet nu geen wonderen meer, omdat de mensen te slecht en boosaardig zijn geworden, te beginnen bij de hogepriester tot aan ons toe. Want Gods geboden heeft men verworpen en daarvoor in de plaats andere gegeven, die slecht en miserabel zijn; als de wetten echter slecht zijn, dan worden ook de mensen die zich aan de slechte wetten moeten houden, slecht, want zoals de leer is, is ook het geloof en zijn de inzichten van de mensen. De mensen hebben zodoende God verworpen en vereren nu weer het gouden kalf, en daarom heeft God hen ook verworpen en zal Hij weldra een boos gericht over hen laten komen; want mijn gids, die kan zien, heeft mij de tekenen in de nacht van eergisteren beschreven, en die duiden werkelijk op niets goeds voor de mensen die God volledig de rug hebben toegekeerd. En zo ziet u, vriendelijke man, want naar uw stem te oordelen bent u dat, dat God nu in deze kwade tijd heel zeker geen wonderen meer zal doen en dat ook niet kan en wil!'
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik zei met een vriendelijk ernstige stem: 'O beste vrouw, nog van alles en heel veel zelfs! Ik wil je wel helpen als je je leven betert en niet meer zondigt, - doe je dat echter niet, dan help Ik je ook niet! Ook al zou je nog honderdmaal harder schreeuwen dan je dit keer geschreeuwd hebt, Ik zou je toch nooit meer aanhoren! Begrijp goed wat Ik je nu ga zeggen!
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, je draagt een bundel op je rug! Wat zit daar in verborgen? Wel, daarin bewaar je een prachtige jurk van Perzische zijde, die je een pond zuiver zilver heeft gekost toen je nog vermogend was! Als je in een herberg komt leg je de tweeling te slapen, daarna trek je je mooie jurk aan, dan zie je er uit als een heel aantrekkelijke en goed gevormde vrouw en probeer je je als vreemdelinge aan iemand te verkopen. Zodra dan de nieuwe dag aanbreekt, zie je er weer net zo uit als nu, en roep je naar alle mensen om een aalmoes. Zeg nu zelf of dat voor God en de mensen ooit juist kan zijn! Ik veroordeel je daar echter nog niet om, maar Ik vraag je naar je eigen mening. Spreek! Wat heb je Mij daarop te zeggen?'
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Toen bedankte zij voor de les; vervolgens gaven onze Agricola en ook de drie magiërs haar een aalmoes en zij ging verder naar Jeruzalem. Wij gingen echter ook verder en kwamen dicht bij de muren van Emmaüs.
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Wij zijn immers hierheen gekomen om jullie de hulp te bieden waarnaar jullie zo hevig verlangen! Onthoud echter goed: Wie God liefheeft en wie Hij voor grote dingen bestemd heeft in het rijk van de geesten, die beproeft Hij ook sterker en zwaarder dan een ander mens, die Hij slechts voor kleine dingen bestemd heeft.
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Maar Ik zei tegen hen: 'Mijn beste kinderen, eet en drink nu maar zonder zorgen en heb goede moed; want God heeft jullie zwaar beproefd, en jullie hebben zonder morren in volle overgave aan Gods wil alles gedragen wat over jullie is gekomen. God heeft jullie echter ook nu, toen jullie nood het hoogtepunt bereikte, op wonderbare wijze snel geholpen, en deze hulp zal bij jullie blijven, niet alleen tijdelijk tot aan het eind van jullie aardse leven, maar ook daarna voor eeuwig! Waarom jullie op deze aarde zo zwaar door God beproefd zijn, zal jullie pas duidelijk worden in het andere leven.'
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Helemaal verbluft zei de ene herder: 'Onze heer is een steenrijke burger van Jeruzalem en heet Barabe; verder is hij niets.'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De oudste jongen ging echter naar die ene goedhartige herder en zei: 'Wat u in de hut zult vinden is van u!'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar Agricola en nu ook de andere reeds aanwezige Romeinen zeiden: 'Het lijkt er wel op, - maar het ligt toch heel anders! Vraag nu echter nergens naar; want jullie zullen over alles nog op de juiste tijd ingelicht worden!'
Hoofdstuk 137: De nieuwsgierige burgers van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Kijk, de hele wereld, ja zelfs het lichaam van de mens en al het lichamelijke is voor de ziel en de geest een misleiding en dus ook een leugen; maar zonder die wereld zou geen enkele ziel tot de volle waarheid van het leven kunnen komen! Maar dieper beschouwd is ook de lichamelijke wereld weer geen bedrog en geen leugen, maar eveneens volle waarheid; deze ligt echter niet bloot, maar is binnenin verborgen en kan door overeenstemmende beelden (analogieën) gevonden worden.
Hoofdstuk 137: De nieuwsgierige burgers van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Agricola zei: 'Dat is heel jammer voor jullie! Kijk, woordvoerder, dit gezin is nu opeens meer dan koninklijk geholpen en hun weldoeners zouden eveneens voor altijd geholpen zijn geweest! Maar omdat jullie even hard en gevoelloos waren als jullie werkgever, hoeven jullie ook van ons geen beloning te verwachten. Zeg overigens ook tegen jullie werkgever , dat ik als één van de belangrijkste, rijkste en machtigste Romeinen uit Rome, voor hem, als hij dit arme gezin beter verzorgd had, hier in plaats van een nieuwe hut een koninklijk paleis had laten bouwen en hem tevens nog tienduizend morgen land geschonken zou hebben! Laat hij nu maar in ruil voor zijn barmhartigheid het loon met jullie delen, dat jullie nu gekregen hebben. Schaam je, jullie joden, die jezelf 'kinderen van God' noemt, dat wij heidenen jullie in barmhartigheid hemelhoog overtreffen! Hoe heet die fraaie heer van jullie eigenlijk, en wat is hij?'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen Nikodemus de nieuwsgierige burgers van Emmaüs op die manier verjaagd had, kwam hij terug en zei: 'Nu kunnen we ons hier wel vrijer bewegen; want deze nieuwsgierigen blijven nu de hele dag weg, en niemand zal zich, zelfs niet op een afstand, meer laten zien. Of ik echter helemaal juist gehandeld heb, door hen meer door een slimme list dan door de zuivere waarheid voor de hele dag verwijderd te hebben, wel, dat is natuurlijk een heel andere vraag! Maar ik denk bij mijzelf: als je door een middel, dat beslist niet slecht is, iets goeds kunt bereiken, dan moetje het zonder bezwaar maar aanwenden; want hoe vaak moeten verstandige en wijze ouders hun eigen kinderen niet door allerlei listen en smoesjes leiding geven, willen zij ware mensen van hen maken! Met de volkomen zuivere, naakte waarheid zou men met de kinderen niet ver komen!'
Hoofdstuk 137: De nieuwsgierige burgers van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)