Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 270 van 1037

...  258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283  ...
[2] Maar IK zei: 'Laat dat maar, want Ik weet immers alles al, en Ik heb terwijl jij buiten was ook de leerlingen verteld wat er allemaal is gebeurd, en ook alvast alles wat de meegestuurde Leviet zojuist aan zijn meerderen heeft verteld over Bethanië, -niet wat hij van jou moest vertellen, maar iets heel anders, wat er veel toe bijdraagt dat Ik Mij vandaag in de tempel gemakkelijker kan bewegen! Het kwam dus heel goed uit dat het vanmorgen vroeg gebeurde. Nu maken we ons ook meteen gereed om op te trekken naar Jeruzalem; want vandaag op de derde en laatste dag van het feest, wanneer het altijd het meest schittert en het meeste volk aantrekt, zal Ik nogmaals in de tempeloptreden en het volk onderricht geven.'
Hoofdstuk 169: De verwijzing van de Heer naar Zijn kruisdood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Ettelijke vrienden van de Farizeeën werden echter door de Farizeeën aangezet om Mij te grijpen; want de tempeldienaren konden niet meer verdragen dat zelfs de beteren onder het volk Mij tot Christus begonnen uit te roepen. Er kwamen er toen een paar naar Mij toe om Mij te grijpen; maar in Mijn buurt verloren zij de moed en geen van hen dorst een hand naar Mij uit te steken. (Joh. 7, 44) Behalve aan hun vrienden gaven de Farizeeën eveneens hun knechten opdracht Mij op te pakken en bij hen te brengen; maar ook die bleven bij Mij staan, en luisterden naar de manier waarop Ik het volk de geboden van God en de geboden der liefde uitlegde, zoals Ik die op andere plaatsen al vaak heb uitgelegd, zodat Ik die reeds vaak gegeven uitleg hier niet extra hoef te vermelden. De knechten zagen echter ook de grote volksmenigte die in Mij geloofde, en dorsten Mij ook daarom niet te grijpen.
Hoofdstuk 170: De Heer onderricht in de tempel (Ev.Joh. 7,37-49) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Kijk, vrienden, omdat wij deze wet niet kunnen opheffen, en er tevens door de besnijdings en registratieverslagen van Augustus onweerlegbaar vaststaat dat deze volksleraar geen geboren Galileeër is, heeft het volk naar waarheid ook helemaal geen reden deze man niet voor een echte profeet te houden!'
Hoofdstuk 171: De Farizeeën en Nicodémus (Ev.Joh. 7, 50-53) De Heer op de Olijfberg (Ev. Joh. hfdst.8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Daarop wisten zij niets meer in te brengen, verlieten stilletjes de tempel en het feest, en ieder van hen ging heel rustig naar huis. (Joh. 7,53)
Hoofdstuk 171: De Farizeeën en Nicodémus (Ev.Joh. 7, 50-53) De Heer op de Olijfberg (Ev. Joh. hfdst.8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] En VELEN zeiden: 'Meester, wij danken U voor deze goddelijke drank; want wij hebben al heel lang naar die waarheid verlangd, en U heeft ons grote verlangen nu echt zodanig gestild dat wij in eeuwigheid niet meer zo'n verlangen zullen hebben zoals tot op dit moment! U bent waarlijk Davids nakomeling en de beloofde Gezalfde van God!'
Hoofdstuk 171: De Farizeeën en Nicodémus (Ev.Joh. 7, 50-53) De Heer op de Olijfberg (Ev. Joh. hfdst.8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen we buiten waren vroegen DE LEERLINGEN EN LAZARUS zich af: 'Wat gaan we nu doen? Zullen we naar Bethanië teruggaan of zullen we iets anders ondernemen in Jeruzalem?'
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Terwijl voor in de tempel tussen de knechten, Farizeeën en Nicodemus deze onderhandelingen plaatsvonden, die hier uitgebreid zonder enige weglating, zowel van het gebeurde als van het gesprokene, woordelijk weergegeven zijn, gaf Ik het volk zonder enige verdere moeilijkheid onderricht, en liet het ook in begrijpelijke taal de nietswaardige en volledig onwettige huichelachtigheid en bedriegerij van de tempeldienaren zien. En er was er dan ook niet één, die Mij tegenwierp dat Ik onjuiste dingen over de tempeldienaren aan het daglicht bracht, en allen vroegen Mij ook nog de volgende dag na het feest weer naar de tempel te komen en hen met de opwekkende, eenvoudig begrijpelijke, waarheid te verkwikken.
Hoofdstuk 171: De Farizeeën en Nicodémus (Ev.Joh. 7, 50-53) De Heer op de Olijfberg (Ev. Joh. hfdst.8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Lazarus vroeg Mij naar Mijn mening.
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] En IK zei tegen hem: 'jij kunt doen en laten wat je wilt, maar Ik kan vandaag niet naar Bethanië gaan, want de tempeldienaren hebben langs de weg naar Bethanië spionnen uitgezet om te weten te komen of Ik Mij misschien bij jou ophoud. En als zij dat te weten zouden komen, zouden zij je vervolgens nog meer narigheid bezorgen. Ik heb Mij daarom voorgenomen deze dag en ook de nacht op de Olijfberg in de kleine en nog steeds erg armzalige herberg door te brengen.'
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Wij namen er echter de tijd voor en beklommen heel op ons gemak onze Olijfberg, die zo heette omdat zijn rotsvrije vlakke delen dicht met olijfbomen beplant waren. Het grootste deel van deze olierijke berg bezat onze Lazarus; het kleinere naar de stad gelegen en meest rotsachtige deel was echter eigendom van een Griek, die zich heel weinig aan dit bezit gelegen liet liggen en de jaarlijkse olieoogst altijd voor enkele zilverlingen aan Lazarus overliet, en die was zodoende ook voor de helft bezitter van het aan de kant van de stad gelegen deel van de Olijfberg.
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] De Olijfberg was niet zo'n hoge berg, maar had toch een paar plaatsen die tamelijk steil waren, en men had daarom toch bijna een half uur nodig om helemaal op het hoogste punt te komen. De tempel stond ook op een tamelijke hoogte en was zelfeen zeer hoog bouwwerk, maar vanaf de top van de Olijfberg moest men zijn blikken toch behoorlijk naar beneden richten om de hoge koepel van de tempel te kunnen zien. Kortom, in de omgeving van Jeruzalem was de Olijfberg wel de hoogste berg.
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] LAZARUS zei: 'Dat is prachtig, want de helft van de Olijfberg en de herberg zijn immers ook mijn eigendom! O, daar zullen we het goed naar onze zin hebben! De herberg werd driejaar geleden nog erg druk bezocht, maar sinds mijn strubbelingen met de tempel is het bezoek sterk teruggelopen omdat de Farizeeën verklaarden dat het een zonde is voor iedere jood als hij mijn herberg op de Olijfberg bezoekt. De oorzaak schijnt simpelweg alleen daarin te liggen, dat ik ook deze bezitting van mij onder de Romeinse jurisdictie gesteld heb toen de tempeldienaren er alle moeite voor deden mij met hun praatjes mijn bezit afhandig te maken. Ik heb daardoor hun plannen gedwarsboomd, wat hen natuurlijk vreselijk ergerde. Maar omdat deze bezitting nu ook onder Romeins opperbestuur staat, verklaren de tempeldienaren haar voor absoluut onrein, en iedere Jood die de herberg bezoekt, is voor een vol jaar verontreinigd. Kijk, dat is de eigenlijke reden waarom mijn herberg op de Olijfberg nu veel minder bezocht wordt dan vroeger; alleen Romeinen en Grieken komen daar vaak. Maar desalniettemin is de herberg toch met van alles goed voorzien, en wij zullen daar niets te kort komen. juist vanuit de herberg heeft men een prachtig uitzicht over vrijwel heel Jeruzalem en de wijde omtrek, en ik ben ervan overtuigd dat het U boven heel goed zal bevallen.'
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Binnen een uur waren wij met de maaltijd klaar, stonden van tafel op en gingen meteen naar buiten; want er was vooral bij het avondlicht naar het oosten toe een heel mooi uitzicht, en dat kwam ons bij onze beschouwingen heel goed van pas.
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Toen wij zo naar de grote, uitgestrekte stad met haar vele paleizen keken, zei LAZARUS: 'Wat heeft deze stad toch een lieflijke uitstraling! En wat een schande voor dat deel van de mensen die alle anderen een goed voorbeeld moesten geven!
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Kijken jullie allemaal maar eens goed naar die grote stad! Heus, geen steen zal op de andere gelaten worden! Maar alle blinden en alle zwangere vrouwen zullen smeken dat het gericht toch maar niet op een sabbat zal losbarsten, omdat zij denken datje op een sabbat niet kan en mag vluchten; want dan komt er geen jood levend vanaf.
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283  ...