17481 resultaten - Pagina 271 van 1166
... 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 ...
[4] Op de tweede dag braken wij bij het eerste ochtend schemeren op en zetten onze reis voort. Bij zonsopgang bereikten wij weer de Nijl en een brede weg, zoals wij die nog nooit eerder gezien hadden, waarop wij in een halve dag in de buurt van die stad kwamen waarover ons onze voorouders veel wisten te verhalen. Ongeveer tweeduizend pas voor de stad sloegen wij ons kamp op; ik en mijn dienaar reden echter naar de stad om toestemming te vragen in de omgeving van de stad met onze noodzakelijke kudden te mogen bivakkeren.Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Toen ik met mijn dienaar in de stad kwam, werd ik door een menigte zeer bruine mensen omringd en enigen vroegen mij wie ik was en waar ik vandaan kwam. Anderen raadden echter meteen en zeiden: 'Thot e Noubiez ' ( 'Dat is een Nubiër'), en ik zei: 'Ja, ik ben een Nubiër en zou hier bij jullie, volmaakte mensen, veel goede en mooie dingen willen leren! ,
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Wees daarom op je hoede, argeloze Nubiërs, en neem alleen watje van mij zult horen als echte waarheid aan; maar wend je af van alles wat je bij het volk zult horen en zien -want het is slechter dan slecht! Jullie zullen het zien offeren en allerlei inhoudsloze ceremoniën zien verrichten; bij heel grote plechtigheden zullen jullie zelfs mij in het prachtigste ornaat voorop zien gaan. Stoor je daaraan echter niet, want met al die zaken doet slechts mijn huid mee, maarmijn innerlijk is en blijft steeds bij de ene, eeuwige, enig ware God, wiens liefde mijn leven en wiens licht mijn ware weten en kennen is.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Kom jij nu met je dienaar te voet met mij naar de stad naar mijn huis, waar ik je alle verdere aanwijzingen zal geven over hoe jij en je gezellen je hier moet gedragen. Ook zal ik jullie voor je kudden de juiste plaats wijzen, waarop jullie als vreemdelingen een vol jaar mogen blijven zonder door iemand lastig gevallen te worden. Maar jij en je dienaar zullen bij mij wonen opdat ik je in veel zaken onderricht kan geven. ,
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Ik zei: 'Beste overste! U vindt het toch wel goed dat wij het geschenk dat u uit mijn hand genadig hebt aanvaard, mee naar de stad voeren?'
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Toen zei de werkelijk goede overste heel vriendelijk: 'Niet nu, maar pas over drie dagen als jullie een andere weide betrokken hebben! Maar daar moeten jullie net als wij schoeisel dragen, want 's nachts kruipen hier veel kleine insekten en wormpjes door de grasbodem, die overal zanderig is, naar boven, en die kruipen onder de teennagels en veroorzaken na verloop van tijd veel pijn. In mijn huis zal ik jullie daarmee wel zo goed mogelijk voorzien, want ik heb veel knechten, dienaren en slaven.'
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Wij, ik en mijn dienaar, gingen toen met de overste naar de grote stad. Na ongeveer vierduizend pas kwamen we in de stad op een groot plein dat omringd was door de prachtigste gebouwen, die uit blokvormige stenen waren opgetrokken. Een aantal van deze grote gebouwen was reeds behoorlijk beschadigd, maar vele waren nog in goede staat. Eén gebouw bestond uit louter zuilen en binnen de uitgestrekte zuilengangen waren enorm grote beelden in allerlei soorten en vormen zichtbaar; ook waren de zuilen voorzien van allerlei tekens en letters, die de overste mij later meermalen uitlegde. Naast deze zuilenhal stond een enorm groot paleis waar een drukte van belang heerste.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Toen zei de overste: 'Kijk, dat is mijn woonhuis; kom nu naar binnen en bekijk alles wat daar binnen is! "'
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ik vergeleek bij mijzelf mijn armzalige hut thuis met deze woning en zei tegen mijzelf: 'Waarom weten en kennen wij zwarten eigenlijk zo wonderlijk weinig? Waarom kunnen wij niet zulke bouwwerken oprichten? Waarom kunnen wij nog steeds geen metalen produceren? Wij hebben nog steeds geen andere snijwerktuigen dan die, welke wij bij de Egyptenaren tegen onze ruwe natuurproducten geruild hebben! Hoe armzalig zijn onze weefgetouwen en hoe slecht spinnen wij! Bij ons vind je geen geest, geen talent, geen ijver; wij staan nauwelijks op een iets hoger niveau dan onze apen! ,
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen ik mij verloor in zulke gedachten, brak mijn hart en ik moest huilen en daarbij zei ik luid: 'O, waarom zijn wij zwarten dan niet geheel en al dieren, die niet kunnen denken en ook niets kunnen voelen?! Wat een prachtige dingen kunnen de echte mensen, deze ware aardse goden, scheppen, en wij kunnen niets daarbij vergeleken, wij zwarte halfmensen en halfdieren! En toch maken al die prachtige dingen die de echte mensen geschapen hebben zo'n machtige indruk op ons!'
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Waarlijk, mijn beste zwarte vriend, dat is het miserabele geluk van een volk dat zo dom was met zulke dode paleizen zijn mooiste en vruchtbaarste weiden te bedekken, waarop anders vele honderdduizenden vruchtbare bomen hun edele vruchten in de schoot van de tevreden en in heel eenvoudige hutten wonende mensen zouden kunnen laten vallen! Kijk, op de plaats waar deze stad is gebouwd, zouden gemakkelijk tienduizend mensen samen met hun talrijke kudden voldoende levensonderhoud kunnen vinden; nu wonen er weliswaar ook nog tegen de honderdduizend mensen binnen deze beschadigde muren! Maar wat voor leven leiden de meesten!
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Na deze woorden gaf de overste een teken door een slag op een luid galmende, metalen plaat, en als door een wonder kwamen een aantal bewapende mannen, die heel donkerbruin van kleur waren, te voorschijn en de overste gaf hun in een taal die wij niet verstonden een opdracht. Maar toen de waarachtige goede overste mijn bevreemding merkte, troostte hij mij door in mijn taal uit te leggen wat hij tegen de bewapenden gezegd had. Het ging om een zo goed mogelijke bescherming van ons tegen de opdringerigheid van de verdorven bewoners van de stad, die hij helemaal niet meer als mensen zag.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] AI gauw na ons kwamen ook mijn metgezellen met de talrijke kudden en kamelen. Toen zij bij de weide kwamen, wachtten zij niet tot het ongedierte mogelijkerwijs voor ons en onze kudden zou wegtrekken, maar zij namen meteen zonder de minste aarzeling volledig bezit van de weide en haar vruchten liepen direkt heen en weer over het grote terrein van de weide, en al het ongedierte verdween zo snel naar de Nijl, dat de oppervlakte ervan er ongeveer een half uur lang helemaal mee bedekt was; ook vier Nijldraken namen haastig voor mijn metgezellen en mijn kudden de vlucht.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Spoedig daarna kreeg ik mijn visioenen. Ik stelde meteen een karavaan samen en wilde eigenlijk alleen maar naar Memphis om de overste het gekregen visioen te vertellen. Die had echter al over U gehoord, zeer verhevene, en verwees mij eigenlijk naar hier. Hij wees mij de zeer lange weg tot Alexandrië en vertrouwde mij toe aan een kundig schipper om mij hierheen te laten brengen. Hij gaf mij ook een tolk mee, die ik echter hier naar toe niet meenam.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] AI snel bracht men de schoenen. Mij en mijn dienaar werden meteen de gemakkelijkste aangebonden; de andere twintig werden op bevel van de overste door vier wachters naar onze metgezellen gebracht, en toen zij zich zo ook van schoeisel voorzien hadden, kregen zij van de wachters de opdracht hen naar de nieuwe weideplaats te volgen. De overste, ik en mijn dienaar en de andere wachters trokken door de vele straten van de stad naar buiten naar het vrije veld waar de mooie en grote weide was, geheel begroeid met prachtig gras, veel dadels en vijgen en pomeransen en met nog meer andere vruchten. Maar ik zag ook wel dat de weide heel weinig door mensen bezocht moest zijn, want reeds op een afstand hoorden wij het geritsel van ontelbare klapperslangen.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)