Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 271 van 1088

...  259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284  ...
[8] Toen de slechte dwazen met niet te beschrijven moeite de voet van een belangrijke berg voor het grootste deel weggehaald hadden, werd het loon voor hun werk ook al zichtbaar. De eigenlijke berg, waarvan de steunen weggehaald werden, begon door zijn grote gewicht te zakken, en perste verschrikkelijke watermassa's in machtige stromen naar de oppervlakte van de aarde. Door de vele heetwaterstromen moest daardoor ook de lucht natuurlijk vol raken met dampen en wolken, waardoor de regen werkelijk in stromen begon neer te vallen en het water tot boven de bergen begon te stijgen. Meer dan een derde van het hele werelddeel Azië werd overstroomd, en alle Hanochieten, die meenden dat zij de hele mensheid op aarde uitmaakten, gingen daar te gronde en hun stad verzonk eveneens in de diepte der aarde.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Als het nu zo is en niet anders, kunnen jullie dan bij jezelf nog volhouden dat de mensen toen ook al zo rijp waren als nu?! Kijk nu eens naar de mensen op aarde! Hoeveel zijn er zelfs onder de joden, die waarachtig in een God geloven en werkelijk levendig op Hem vertrouwen? Zij hebben bijna allen slechts een puur traditioneel geloof, in hun hart zijn zij echter volkomen goddeloos, en het komt helemaal niet in hen op dat er werkelijk een of andere God zou kunnen zijn, -en mocht er een zijn, dan maakt die zich volgens hen helemaal niet druk om de sterfelijke mensen met hun gebeden en offers. De mensen heeft Hij alleen maar geschapen om Zijn aarde te laten bebouwen en te cultiveren. Dat is eigenlijk wat de betere joden geloven, -de slechtere geloven al helemaal niets.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Het is nu weliswaar tijd om naar de waard terug te gaan, -maar omdat dit zeker geen onbelangrijke vraag is, wil Ik deze onderweg beantwoorden. Laten we dus gaan, en luister naar Mij !
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Kijk, met het eigenlijke hemelrijk, dat een rijk van waarheid, licht en liefde is, wat Ik jullie reeds bij verschillende gelegenheden heb duidelijk gemaakt, staat het naar waarheid als volgt: Dit rijk vertoont geen uiterlijke luister en komt niet met bepaalde uiterlijke tekenen en attributen in de mens, maar het ontwikkelt zich geheel binnen in je, is dan in je, groeit in je, doordringt je en wordt zo je woonplaats en je wereld vol zaligheden.
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] En zie, zo gaat het nu ook met het hemelrijk op deze aarde! Ik Zelf ben de zaaier, en Mijn woord is het goede zaad, waaruit voor ieder als vrucht het hemelrijk moet groeien. Waar het in goede aarde zal vallen, daar zal het ook een honderdvoudige vrucht voortbrengen; maar als het op de wegen van deze wereld zal vallen of op de stenen of tussen de doornen en het wilde struikgewas, zal het geen vrucht dragen. Onder de mensen die Ik met de weg vergeleek, moeten de eigenlijke wereldse mensen verstaan worden, zoals wij er vandaag een aantal bij onze waard gezien hebben. De wandelaars op de weg die het zaad vertrappen, zijn hun inspanningen voor de handel en de winst, en hun naar alle richtingen
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'O ja, en wel op een heel bijzondere manier! Zend nu een bode naar de overste om hem te zeggen dat hij eerst de vissen in jouw vergaarbak moet laten tellen, omdat je hem niet teveel en niet te weinig van de opgelegde drievoudige straftiende wilt geven. Dan zal hij met zijn ambtenaren al gauw hier zijn om de vissen te tellen, - maar er niet één vinden! Want de vissen heb Ik geschapen, en Ik kan ze ook weer laten verdwijnen en ze dan nogmaals scheppen. Als hij zich daarover opwindt, en je wil beschuldigen dat je de vissen meteen weg hebt laten brengen toen je zijn eis hoorde, dan eis je dat hij dat door getuigen laat bevestigen, omdat je je anders onder Romeinse bescherming stelt. Als hij dat hoort, zal hij weggaan en je verder geen straftiende meer opleggen. Doe dat, en dan zal alles wel in orde komen!'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'We zullen heel ongestoord eten, -ook al zouden er honderd oversten buiten bezig zijn vissen te tellen! Hij kan zelfs, als hij wil, binnen bij ons komen, en dan zal hij zo snel mogelijk naar huis gaan om zijn hachje te redden.'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Toen de waard Mij dat hoorde zeggen, werd hij erg blij en zond meteen een bode naar de overste, en wij gingen aan tafel en waren daarbij in een heel goede stemming, vooral over de op het onweer gevolgde vlucht van de vele ochtendgasten.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] De waard ging toen snel naar buiten en schrok ontzettend toen hij in plaats van de grote edelvissen, de voorheen bij het onweer waargenomen reuzenslang daarin rond zag zwemmen.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Daarop liep hij vlug naar huis en liet zich toen lange tijd aan zee niet meer zien omdat hij voor het monster te veel eerbied gekregen had.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Zodra de overste echter weg was, verdween, nog terwijl de waard toekeek, ook het monster van een reuzenslang en zwom met grote kronkels snel naar volle zee, waar het door de hoge golven uit het zicht verdween.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen keek de waard naar de grote vishouder, en die was, net als tevoren, vol prachtige edelvissen. Daarop kwam hij vol vreugde weer bij ons, at en dronk aan onze tafel en vertelde ons wat hij gezien had en hoe goed hij van de overste was afgekomen. Tegelijk vroeg hij ook in welk deel van de zee deze monsters zich bij voorkeur ophielden, om ze te kunnen ontlopen; want het zou toch wel niet erg vertrouwd zijn om deze ergens tegen te komen.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei: 'Ja, Mijn beste vriend,je vraag is heel goed gesteld, en er spreekt een menselijke behoefte uit van de eerste orde; maar om je daarover een dusdanige uitleg te geven dat je het eeuwige leven van je ziel door een overduidelijk klaar bewustzijn in je voelt, is een buitengewoon moeilijke zaak! Want kijk, Ik ben immers juist in deze wereld gekomen om de mens het besef van het eeuwige leven volledig te schenken als hij helemaal volgens Mijn leer leeft en handelt! Als een mens Mijn leer echter niet kent, of als hij die wel kent -er dan toch niet naar leeft, kan hij ook niet tot dit innerlijke levensbewustzijn komen, omdat Ik alleen de weg en de deur daarheen ben.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Heeft een ziel echter door haar eigen werkzaamheid volgens Mijn leer de genoemde levensrijpheid bereikt, dan is ieder verder bewijs daarvoor helemaal overbodig. Of heb je er soms een bewijs voor nodig datje nu op een natuurlijke wijze in je lichaam leeft? Beslist niet, en je zou iedereen uitlachen, die van plan zou zijn je te bewijzen datje nu in je lichaam leeft, je beweegt en naar alle kanten bezig kunt zijn. Zou echter het meest overtuigende bewijs dat je nog leeft je iets helpen als je in diepe slaap verzonken was en niet in staat zou zijn om iets waar te nemen?!
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Geloof je echter dat er mensen zijn waarvan de ziel niet zo heel ver boven de dierenziel staat, ja daardoor vaak ogenschijnlijk zelfs overtroffen wordt? Wel, zulke zielen reeds aan deze zijde door woorden tot innerlijk levensbewustzijn proberen te brengen, zou totaal vergeefse inspanning en moeite zijn! Voor zulke mensen voldoet reeds het blinde en stille geloof dat hun ziel na de dood van het lichaam voortleeft en daar hetzij loon of straf te verwachten heeft, teneinde zich te voegen naar de een of andere wettige orde, zoals de os naar zijn juk. Al het verdere moet voor een andere levenstoestand bewaard worden.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284  ...