Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 271 van 1490

...  259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284  ...
[4] Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren goed, en Regulus in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje, en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld, dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen * (* I veldweg = ongeveer 1/4 uur en iets meer. 10 veldwegen = I Duitse mijl. 400.000:10--40.000 d.mijl=beweging van het licht per seconde. Noot van Jakob Lorber. (I d.mijl=7 ,5 km, dus 40.000 mijl=300.000 km; zie "Robert Blum", deel 2, hfdst. 299,8; de uitg.) aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool af te leggen! Zijn eigenlijke naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de geestelijke voltooiing.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Dit is nu hetgeen ik snap en wat mij nu helemaal dreigt te vernietigen. Maar weg met zulke gedachten, die vanwege hun eindeloze grootte mijn ziel, die daarvoor te klem is, helemaal te neer drukken en tenietdoen! Als ik maar een eeuwig leven heb, de liefde en de genade daarbij en een omgeving zoals deze dan zal ik mij verder nooit wensen ook maar de maan of zelfs onze zon nader te leren kennen! Ik zie nu ook in, hoe dom het van mij was U om iets te vragen wat een beperkt mens helemaal niet betaamt om dat te weten! Heer, vergeef mij mijn grote domheid!"
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Om dat echter te bereiken, hulde Ik, de oneindige, eeuwige God, het voornaamste centrum van Mijn goddelijke wezen in het vlees, om Mij aan jullie, Mijn kinderen, als zichtbare en tastbare Vader te presenteren en jullie Zelf door Mijn hoogst eigen mond en hart de ware, goddelijke liefde, wijsheid en kracht te leren, waardoor jullie dan, gelijk aan Mij, niet alleen over alle wezens van deze tegenwoordige scheppingsperiode moeten en zullen heersen, maar ook over die van de voorafgaande en alle nog komende.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Het verschil tussen de uitstralende levenssfeer van een ziel als zodanig, ook al is deze nog zo volmaakt, en de uitstralende levensether van de geest is dus zoals heel gemakkelijk te begrijpen is, eindeloos en onuitsprekelijk groot, en jullie zullen nu wel enigszins beginnen te vermoeden hoe het een geest dan zo ongeveer mogelijk is, zich met zijn gevoel, zijn denken, zijn wil en zijn uitwerking over een onbeperkt grote afstand te verplaatsen, ja de gehele oneindigheid als zodanig te doordringen, omdat hij in de gehele, eeuwige oneindigheid volkomen ononderbroken op alle punten van de gehele, eeuwige ruimte onverminderd een en dezelfde is.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Mocht jullie nu bij deze goed begrijpelijke uitleg nog geen licht over het wezen van de geest en zijn vermogens zijn opgegaan, dan zou Ik Zelf verder werkelijk niet meer weten op welke wijze Ik jullie dat nog duidelijker zou kunnen maken vóór jullie geestelijke wedergeboorte in jullie ziel! Zeg daarom nu vrijuit, of jullie Mij nu eindelijk op dit zeer belangrijke punt goed hebben begrepen!"
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Zo vraagt een onderwijzer zijn leerlingen naar zaken, die hij ook zonder het antwoord van de kleine leerlingen tevoren heel goed weet en weten moet. En de rechter vraagt de overtreder van de wet wat hij gedaan heeft, niet om nu pas te weten te komen wat deze tegen de wet gedaan heeft -dat weet de rechter al lang! -, maar hij wil van de ondervraagde alleen maar de bekentenis, en hij straft de geslepen zondaar als hij hardnekkig alles ontkent, waarvan de rechter door de eensluidende verklaringen van een aantal getuigen reeds lang volkomen overtuigd is geraakt!
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kortom, U heeft geen begin, en dus is het ook onmogelijk dat Uw scheppingen ooit een begin hebben gehad, en hoeveel de eeuwige ruimte er ook moge bevatten, er is er toch niet één bij waarvan men zou kunnen zeggen: 'Kijk dat was de eerste! Vóór deze is er niets geschapen!' Want achter zo een, die de eerste zou moeten zijn, verschuilt zich toch weer een volmaakte, hele eeuwigheid! Wat zou U dan gedurende die tijd, terwijl U steeds hetzelfde wezen was, gedaan hebben? In de eindeloze ruimte is ook plaats voor eindeloos veel scheppingen; ook al zijn hun afstanden nog zo eindeloos groot, dat maakt niets uit! De eindeloze ruimte heeft plaats genoeg voor al de eeuwige, eindeloos vele, en zal eeuwig nog plaats hebben voor ontelbare maalontelbaar vele, en zo eeuwig verder en verder voor nog talloze nieuwe, en deze toekomstige zullen de reeds van eeuwen her aanwezige ook in zekere zin niet vermeerderen; want eindeloos veel en talloos veel kan nooit méér worden, omdat het zonder meer al eindeloos veel is.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Nee, Mijn vriend, domheid is dat bepaald niet, maar een voor dit aardse leven wat te ver en te diep gravende nieuwsgierigheid; want zolang de ziel niet volledig één geworden is met Mijn geest in haar, kun je zulke zaken onmogelijk diep genoeg vatten en begrijpen. Als je binnenkort ook de geestelijke wedergeboorte bereikt en aan gene zijde in het rijk van God zelfs geestelijk als een volmaakt wezen zult bestaan, zul je wel veel tot op de bodem begrijpen, maar natuurlijk alleen maar in zoverre dat betrekking heeft op deze tegenwoordige scheppingsperiode, binnen wier orde iedere eerdere bestond en nu, voltooid in geestelijke vorm, nog steeds voort bestaat. Maar toch bestaat er tussen deze en alle voorgaande scheppingsperioden, evenals tussen deze aarde en alle talloze andere hemellichamen binnen de oermens der schepping, een enorm groot verschil.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Tijdens geen van de eeuwige, talloze voorscheppingen, die alle een grote menselijke oervorm van geschapen werelden vormden, heb Ik Mij door de kracht van Mijn wil op de een of andere aarde als mens met het vlees omhuld, maar Ik trad alleen met haar menselijke schepselen in kontakt door middel van voor die schepping geschapen, zuivere engelengeesten. Alleen deze scheppingsperiode heeft ten doel om Mij op een willekeurig, klein, aards hemellichaam, dat nu juist deze aarde is, voor alle voorafgaande alsook voor alle in de nooit eindigende eeuwigheid volgende scheppingen, in Mijn eeuwige, oergoddelijke wezen in het vlees en in de beperkts te vorm te aanschouwen en door Mij Zelf onderwezen te worden.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] En daarom heeft deze scheppingsperiode, ten opzichte van alle andere, het door jullie nog lang niet duidelijk genoeg besefte voorrecht, dat zij in de gehele eeuwigheid en oneindigheid de enige is waarin Ik Zelf de menselijke, vleselijke natuur helemaal heb aangenomen en Mij binnen de gehele, grote scheppingsmens, binnen deze hulsglobe, in dit gebied waar Sirius de centrale zon is, uit de tweehonderd miljoen hem omcirkelende zonnen nu juist deze, en van de vele aardbollen, die haar omcirkelen nu juist deze, waarop wij ons nu bevinden, heb uitgekozen, om daarop Zelf mens te worden en jullie mensen uit te verkiezen als Mijn ware kinderen voor de gehele oneindigheid en eeuwigheid, zowel voor als achterwaarts. En als jij, Mathaël, als een van de bekwaamste rekenaars, dat goed in het oog houdt, zal de eeuwigheid en de oneindigheid van de ruimte je niet meer zo erg drukken.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Stel je eens alle enorme bewegingssnelheden van de hemellichamen voor, zoals Ik die jullie al bij een eerdere gelegenheid voldoende heb uitgelegd, dan zullen jullie al gauw ontdekken dat de aan jullie verkondigde uiterst grote bewegingssnelheid van de centrale zonnen, ook al wordt deze aeonenmaal vergroot of tot de aeoonste macht verheven, een ware slakkengang is vergeleken bij de snelheid van de geest, omdat zij voor het afleggen van een zeer grote afstand in de ruimte toch altijd, afhankelijk van de afstand, een bepaalde tijd nodig hebben, terwijl voor de geest iedere nog zo onmetelijke afstand gelijk is; want voor de geest is 'hier' en het nog zo onmetelijk ver daarvandaan gelegen 'daar' één, terwijl voor iedere andere beweging het verschil in afstand in de ruimte wezenlijk veel uitmaakt.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Zolang je wilt, kun je bij Mij blijven en ook vragen stellen! Als je nog iets hebt wat je niet duidelijk genoeg is, dan heb je net als alle anderen het vrije en volle recht om te vragen! Want nu op deze plaats ben Ik geheel en al oor; later zal er een tijd komen dat Ik gedurende enige tijd op geen enkele vraag zal reageren. Je mist nog iets; onderzoek jezelf en vraag, en ook dat zal je uitgelegd worden!"
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] IK zeg: "Ja, als je dat nu nog niet begrijpt, dan heb je eerder Mijn onthullingen over de vrije levensether van de geest niet goed genoeg begrepen! Je zult toch wel begrepen hebben dat de eeuwige scheppingsruimte eeuwig en oneindig is, en dat deze met niets anders gevuld is dan overal eeuwig altijd met Mijn geest, die bestaat uit zuiver liefde, dus leven, licht, wijsheid, het zuiverste zelfbewustzijn, en een heel nauwkeurig voelen, gewaarworden, zien, horen, denken, willen en werken.
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] In Mij bevindt zich weliswaar het brandpunt van deze enige en eeuwig onveranderlijke geest, maar dat vormt wel een eenheid met zijn oneindig grote, de gehele oneindigheid vullende, vrije levensether, die bij Mij via het voornaamste levensbrandpunt steeds met alles wat hij bevat ten nauwste verbonden is. Deze vrije levensether van Mij doordringt en omvat echter alles in de gehele, eeuwige oneindigheid en ziet, hoort, voelt, denkt, wil en werkt overal op een en dezelfde wijze.
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Mijn begeleider dacht, dat wij nu zonder bezwaar het opgewekte gezelschap van civetkatten heel rustig zouden kunnen naderen zonder dat ze voor ons op de vlucht zouden slaan. Wij deden dat en zie, het oude mannetje was op zijn manier zelfs hoffelijk voor ons en wees ons een comfortabele plaats aan van waaruit wij mochten toekijken, maar zei tevens dat wij niet op de zandbank mochten komen, omdat daarin veel krokodilleëieren begraven lagen en hij nu bezig was zijn jongen te oefenen in het opzoeken van deze kwalijke eieren.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284  ...