Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 271 van 1037

...  259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284  ...
[9] Wij kwamen weldra de vooruitgelopen Lazarus achterna en namen plaats onder de olijfbomen rondom de herberg en keken rond tot Lazarus kwam en ons vroeg om aan tafel te komen. Wij stonden op en gingen de herberg binnen, waarvan de eetzaal beslist niet tot de kleinste behoorde, want honderd gasten vonden daar heel geriefelijk een royale plaats. De grote tafel was ruim voorzien van brood, wijn en allerlei edele vruchten, en in de schalen geurden goed toebereide vissen uit de rivier de Jordaan en uit de krachtig stromende beek Kedron. De leerlingen liep bij het zien daarvan het water al in de mond. Wij gingen dan ook meteen aan tafel, en aten en dronken naar hartelust.
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar IK zei tegen hem: 'Vriend, het doetje nu veel genoegen dat ook Ik zo flink eet en drink, maar geloof Me: Hoe goed het Mij hier ook smaakt wat er op tafel staat, toch heeft Mij het ochtendmaal van vandaag in de tempel nog beter gesmaakt, -want vandaag heb Ik veel geoogst voor Mijn rijk in de hemel. Maar morgen zal de volgende oogst voor Mijn rijk wel aanmerkelijk slechter uitvallen. Wat vandaag van Mij werd, zal van Mij blijven; maar morgen zal er niet veel nieuws bijkomen. Het zwarte gebroed daar beneden zal Mij verzoeken, - maar daarvoor aan de schandpaal gezet worden voor het volk! - Maar laten we nu eten en drinken en dan weer naar buiten gaan! Vandaag zullen jullie nog veel zien.'
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daar beneden ligt de tempel, waarvoor de grote David als de man naar Gods hart reeds de materialen bijeengebracht heeft. Salomo, zijn zoon, heeft hem gebouwd, opdat het hele joodse volk zich op de vastgestelde tijden daar zou verzamelen en God eer zou geven. Maar wie eist nu de eer van de mensen op ? O, God allang niet meer, maar die ellendige Farizeeën, schriftgeleerden en de hogepriesters! De oude, wonderbare ark des verbonds is al sinds bijna vierentwintig jaar overgegaan naar het archief van de dode, krachteloze relikwieën, en de nieuwe is dood en heeft geen kracht meer; maar toch offeren de blinde Joden daaraan nog meer dan zij ooit aan de oude, echte geofferd hebben.
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Wanneer echter het gericht komt, laat dan iedere rechtvaardige vluchten! Wie dan reeds op het dak van de kennis van de zuivere, goddelijke waarheden staat, laat die niet meer afdalen in het huis om een oude Joodse mantel (voorschriften van de Farizeeën) te halen, maar laat hij op zijn nieuwe lichte hoogte blijven! En wie zich reeds op het veld van zijn nieuwe werk volgens Mijn leer bevindt, laat die niet naar zijn oude geboortestreek van de blinde en waardeloze ceremonie terugkeren, maar laat hij op zijn nieuwe veld blijven, dan zal hij zijn leven behouden!
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Dan zullen er ook grote tekenen op aarde, op zee en aan de hemel plaatsvinden, en Ik zal knechten opwekken die vanuit Mijn woord het komende gericht op velerlei wijze zullen voorspellen. Maar de hoogmoed van de mensen zal er niet naar luisteren, en zo hij er al naar luistert, zal hij hun woorden toch niet geloven, maar hen uitlachen alsof het dwazen zijn. Maar juist dat zal met de grootste zekerheid aangeven dat het grote gericht, dat alle boosdoeners door het vuur zal verteren, onherroepelijk in aantocht is.
Hoofdstuk 174: De voorspelling van het grote gericht van de huidige tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Ikzelf, als oergoddelijk persoon, zal echter niemand richten, maar dat zal Mijn woord doen dat Ik tot jullie gesproken heb. Want wanneer Ik eenmaal opgevaren zal zijn naar Mijn rijk, zal Ik nooit meer in het vlees op deze aarde terugkomen, maar enkel in de geest, in het woord, en het zal zo zijn zoals het in het begin was, waarover geschreven staat: In den beginne was het woord, het woord was bij God, en God was het Woord. Het Woord is echter Vlees geworden en heeft onder de mensen gewoond. Hij, d. w .z. Ik kwam naar Mijn eigendom, en de Mijnen hebben Mij niet herkend; want de wereld en haar vlees hadden hen allen blind en doof gemaakt.
Hoofdstuk 174: De voorspelling van het grote gericht van de huidige tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Maar voordat het gericht over al deze goddelozen zal komen, zullen eerst nog vele, grote tekenen aan de hemel en op aarde gebeuren. Dan zal het gericht en het eind van deze stad echter nog niet komen; want er zal gewacht worden of er zich iemand zal verbeteren of bekeren. En slaat men geen acht op de tekenen, dan zal er een grote beproeving toegelaten worden, opdat de mensen zich tot God zullen bekeren. Als echter ook dat geen uitwerking zal hebben, zal Ik nog profeten sturen, die met hun luide stemmen, die klinken als oorlogsbazuinen, in alle vier de windstreken zullen proberen om degenen die echt geestelijk dood zijn, te wekken. Zij, die zich laten wekken tot het licht des levens, zullen ook tot het eeuwige leven opstaan; maar degenen, die op die bazuin roep van Mijn boden alleen zullen ontwaken in hun toorn en woede tegen Mij en Mijn woord, zullen opstaan -maar niet tot het leven, maar tot de dood door het gericht, -en naar die plaats verworpen worden, waar de eeuwige duisternis heerst in het gericht, waar veel gehuil zal zijn en tandengeknars.
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Via Abraham, Izaak en Jacob ging het toen weer verder tot Mozes. In de tijd van deze profeet vond voor de mensen iets buitengewoons vanuit de hemelen plaats. Zij kregen voor de eerste maal bepaalde wetten waar zij hun leven naar moesten richten; maar het gericht was dan ook buitengewoon. De Egyptenaren moesten met vele honderdduizenden in het stofbijten, en de bevrijde Israëlieten verging het daarna volle veertig jaar in de woestijn niet zo heel veel beter. Zij allen, Egyptenaren en Israëlieten, hadden immers te lang geen enkele speciale openbaring meer meegemaakt en werden lauwer en lauwer. Het eerdere geloof, dat vitaler was, werd een lui en traditioneel geloof, en dat is niet veel beter dan helemaal geen geloof. Maar zoals het geloof is, zo gaat het ook met het houden van de daarbij behorende leefregels!
Hoofdstuk 175: Lazarus' twijfel aan de goddelijke leiding van de mensheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Blijven openbaringen nog langer uit, dan verliezen de mensen totaal hun geloof in een ware God, gaan dan naar eigen goeddunken goden maken, en vervallen daardoor tot complete afgoderij. Kan men hun dat echter, puur verstandelijk gesproken, als eigen schuld aanrekenen? Naar mijn mening, die meestal heel redelijk en menselijk is, echt niet!
Hoofdstuk 175: Lazarus' twijfel aan de goddelijke leiding van de mensheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Er was eens een heer die arbeiders voor zijn wijngaard huurde. Zij kwamen 's morgens en de heer werd het met hen eens over een stuiver per dag. En om twaalf uur ging hij naar een plaats waar hij nog mensen zonder werk aantrof en zei: 'Waarom zijn jullie niet aan het werk? Ga naar mijn wijnberg, dan geef ik jullie waar je recht op hebt! ' En zij gingen daarheen en werkten. Maar tegen de avond zag de heer van de wijnberg nog een aantal werklui werkeloos staan. En hij ging erheen en zei tegen hen: 'Waarom staan jullie de hele dag niets te doen?' En zij antwoordden: 'Heer, niemand heeft ons gehuurd!' Toen zei de heer tegen hen: 'Wel, gaan jullie dan ook naar mijn wijngaard, en werk dit ene, laatste uur van de dag, dan zal ik jullie ook nog geven waar je recht op hebt!' Toen gingen zij heen en werkten nog vol ijver het laatste uur van de dag.
Hoofdstuk 176: Over de werkers in de wijngaard. Doel, wezen en werking van de openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Ja, als Ik nu bijvoorbeeld naar Perzië zou gaan, of naar Indië of Athene of naar Rome, en daar zulke tekenen zou doen als Ik hier al bij jullie heb gedaan, dan zou daar geen mens ooit iets anders durven doen dan wat Ik had voorgeschreven. Zulke puur aardse zielen zouden daar duidelijk in hoge mate hun vrijheid kwijt zijn, en met het beproeven van hun vrije wil zou het dan voor lange tijd helemaal gedaan zijn. Maar Mijn tekenen schaden jullie niet in het minst, omdat jullie absoluut niet lichtgelovig zijn; want voor men jullie zover heeft dat je vast en zeker gelooft, moet men jullie ook al veel hebben laten zien, en zelfs dan zitten jullie nog vol met allerlei twijfels en vragen nu eens dit en dan weer dat. Wie dat echter bij Mij doet, heeft geen gedwongen geloof, maar een vrij geloof; want hij eist volledig in te zien en te begrijpen wat hij gelooft, en wat hij niet inziet en begrijpt, gelooft hij ook niet.
Hoofdstuk 177: De profeten als dragers van de openbaring. Lichtgelovigheid en onvoorwaardelijk geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Kijk, de ziel houdt ook in haar noodzakelijke, duistere lichaam een zeker gevoel voor waar zij vandaan komt, en richt zelfs haar lichamelijke oren en vooral haar ogen graag in die richting waar zij oorspronkelijk vandaan komt. Mensen, die hun blikken graag naar boven richten en graag bergen beklimmen, en ook graag geluiden horen die ergens van bovenaf hun oor bereiken, zijn zeker ook van boven afkomstig. Maar mensen die hun blikken voornamelijk naar de grond richten, en daarin rond woelen en allerlei schatten zoeken, en maar zelden hun ogen en oren naar boven richten, zijn ook heel zeker van beneden afkomstig. Op deze wijze kunnen jullie, als je daarop let, heel goed zien wie je voor je hebt.
Hoofdstuk 178: Twee soorten mensen op aarde: zielen van boven en zielen van beneden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Daarop gingen wij naar huis, en Lazarus liet meteen voldoende brood en wijn opdienen. Wij gingen aan de tafels zitten en sterkten ons.
Hoofdstuk 179: De antichrist - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Tijdens onze maaltijd sprak Ik weinig, maar toen de heerlijke wijn de tongen van de leerlingen losmaakte, werd het al gauw heel levendig in de herberg. Ook de waard van de herberg, die deze voor Lazarus beheerde, kwam met zijn mensen naar Mij toe en vroeg of Ik ook hem en zijn familie Mijn zegen zou willen geven, want dat zou een krachtig middel zijn tegen de vloek van de tempeldienaren.
Hoofdstuk 180: Over de juiste zegen en het juiste gebed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE WAARD zei: 'O Heer, ik dank u ervoor, want ik zie wel in dat de zuivere waarheid voor de mensen de grootste zegen is, en leugen en bedrog de grootste vloek. Maar nu zou ik van u, o Heer, toch nog willen horen, of bij God de gebeden van de priesters ook dan geen waarde hebben en ook dan niemand iets helpen, als iemand in de ware zin gelovig is en in de mening, dat hij niet waardig is tot God te bidden, naar een priester gaat en hem betaalt om voor hem tot God te bidden. Hoe moet men dat naar waarheid geloven en begrijpen?'
Hoofdstuk 180: Over de juiste zegen en het juiste gebed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284  ...