17481 resultaten - Pagina 272 van 1166
... 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 ...
[18] Nu weet U, verhevenste mens der mensen, hoe ik aan mijn geringe wijsheid kwam, en zegt u mij nu ook eens met zekerheid of ik op de juiste plaats ben, of dat ik nog verder moet trekken! Want lang kan ik niet blijven omdat mijn weg naar ons vaderland erg lang is."Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De taal is zodoende nog steeds het enige dat raakt aan het wonderbaarlijke, maar dat kan, zoals ik al eerder opmerkte, evengoed een heel natuurlijk, zij het dan onverklaarbaar gevolg zijn van de speciale eigenschap van dit land. Iets dergelijks heb ik tijdens mijn reis door het grote Egyptische land meegemaakt: Wij ontmoetten Romeinen en Grieken; zij spraken in hun eigen taal en wij begrepen hen heel goed en konden elkaar voor zover dat nodig was heel goed begrijpen. Met het spreken ging het natuurlijk niet zo vlot als hier, maar dat kan allemaal best komen door de geaardheid, de lucht en de uitwaseming van het land!
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Daarmee is dan ook vrij goed te verklaren dat wij een totaalonbekende taal van een volk al gauw kunnen verstaan en spreken. Als u, verhevenste mens van de mensen, dat nu overweegt, zult u met uw buitengewone wijsheid wel inzien dat ons tijdens de korte tijd van onze aanwezigheid hier nog niets bijzonders is kunnen opvallen waaruit wij onweerlegbaar zouden hebben kunnen afleiden, dat wij hier al met zekerheid op de plaats zijn die ik in mijn visioenen heb waargenomen.
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Veel dingen stemmen daar wel mee overeen: aan de oever van een kleine binnenzee een tegen een berg gebouwd vissershuis; een aantal mensen van stand en hoog aanzien; ook u heeft echt veelovereenkomst met die onbegrijpelijk stralende mens, die ik zevenmaal in mijn visioenen heb gezien en die mij in opperste verrukking bracht. Maar die lichtmens deed alles door zijn woord; hij sprak, -en het was er! Hemel en aarde waren hem onderdanig en onafzienbare scharen wachtten op zijn wenken!
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] De ZWARTE valt bij die gelegenheid bijna flauw en roept luid: "Ja, dat is het, dat is het! Maar hoe in vredesnaam bracht je dit kleinood hier, je bent toch nog geen moment bij mij weggeweest?! Heb je het soms als jonge, moedige Egyptenaar, in dienst van de overste, op een onbegrijpelijk slimme wijze bij mij thuis ontvreemd? Ben je ons misschien een jaar geleden, toen wij uit Memphis weer naar huis gingen, heimelijk met enige metgezellen gevolgd tot in de buurt van onze hutten en zo mijn woonhut te weten gekomen?
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ja, maar waarom stel ik al deze domme vragen?! Ik had het thuis nog enkele ogenblikken voor ons vertrek in mijn handen, legde het toen in de hoek van mijn hut om mijn kameel rijklaar te maken en mijn kudde bijeen te drijven, en legde er een kalebasschaal overheen! Door het bijeendrijven van de kudden en het klaarmaken van mijn kameel vergat ik het schitterende natuurproduct; jij kunt het niet bij mij weggehaald hebben! Je hebt het dus nu duidelijk op wonderbaarlijke wijze gehaald; maar - hoe, hoe is dat jou als zichtbaar mens van vlees en bloed mogelijk?! Want hier, daar, en weer hier, was bliksemsnel! Dat is zuiver een handeling die alleen een god mogelijk is! Je bent of zelf een god, of een echte dienaar daarvan! "
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen onze zwarten zich zo echt uit en te na verwonderd hadden, zei de AANVOERDER tegen zijn metgezellen: "Broeders! Ik en jullie allen hebben nu een daad gezien die alleen door God te volbrengen is; want wij kunnen zelfs met onze gedachten niet zo snel naar huis en vandaar weer terugkeren naar hier, als deze dienaar Gods met mijn kleinood heen en teruggegaan is! Wij zijn dus op de juiste plaats en mogen ons hier alleen met de grootste eerbied en onder voortdurende, innerlijke aanbidding van Diegene bewegen, die zich daar in het midden van de grote tafel met een onvoorstelbaar goddelijk verheven uiterlijk bevindt.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Wij staan nu voor de ware, eeuwige God, die ons gemaakt heeft en tot leven heeft gebracht. leder moment van ons leven ligt in Zijn hand; als Hij dat zou willen, zouden we er niet meer zijn. Kortom, Hij alleen is alles in alles, en alles wat bestaat is niets zonder Hem! Dat was de betekenis van mijn visioen en zo heeft de overste van Memphis het ons ook verteld, en zo moeten wij het aanvaarden en voor eeuwig geloven. - Nu schijnt de eeuwige Heer en Meester iets met ons te willen bespreken! Daarom moeten we nu de oren spitsen alsof er een heel gevaarlijke leeuwenjacht op komst is, zoals de overste in Memphis er ons een beschreven heeft!"
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] IK zeg: "Ja vriend, als je steeds die ontzettende en voor meer dan driekwart overbodige eerbied voor Mij aan de dag wilt leggen, zal het voor Mij Zelf nauwelijks mogelijk zijn je enig licht mee te geven naar je vaderland! Overigens doe je Mij als Schepper beslist geen erg grote eer aan als je jezelf, terwijl je toch zichtbaar Mijn werk bent, helemaal niets waard acht en ver beneden de waarde plaatst van een worm die zich kronkelt in het stof van alle vergankelijkheid! Want door die geringschatting van jezelf voor Mij, je Schepper, haal je toch ook Degene, die je uit Zijn hoogste wijsheid en liefde geschapen en gevormd heeft, heel merkwaardig naar beneden!
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Kijk, dit soort deemoedigheid voor Mij is daarom beslist niet wijs,.maar dom endwaas! Want als je jezelf voor te slechten waardeloos houdt, zeg je Mij daarmee immers goed verstaanbaar in Mijn gezicht dat Ik met Mijn hele schepping een armzalige knoeier ben.
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] OUBRATOUVISHAR zegt: "O, wat een genade! U, Alles in alles, vraagt aan een ellendige aardworm of hij zijn wensen wil uiten voor U, verhevenste, eeuwige Geest! Maar de worm, die voor U in het stof van de absolute vergankelijkheid kronkelt, durft door zijn overgrote eerbied voor Uw goddelijkheid geen woord te uiten, om niet maar al te gemakkelijk door een ongelegen woord U, eeuwige Allerheiligste, te mishagen en daarna door U met toornige ogen aangezien te worden. Wij hebben uit Egypte nog enige zakken vol gedroogde vijgen en dadels en ook wat dubbel gebakken brood dat, wanneer wij heel matig zijn, wel voldoende zal zijn voor ons korte verblijf hier! Daarom breng ik U met het dankbaarste en rouwmoedigste hart mijn weinig of ook wel helemaal niets betekenende dank voor de overgrote genade die U ons wilde bewijzen!"
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ah, als je echter terecht Mijn waarde ook in jezelf erkent en jezelf met te oneindig gering, armzalig en slecht vindt om met Mij over verschillende zaken te spreken, dan eer je Mij in jezelf en herken je Mijn goddelijke voortreffelijkheid ook op je eigen grond en bodem; en zo kun je uit Mijn tegenwoordigheid dat ware en echt zinvolle halen waarvoor je eigenlijk hierheen bent gereisd. Overigens is die overgrote nederigheid voor Mij van jouw kant geen zonde tegenover Mij, want zij vindt haar oorsprong in de aartsvrome opvoeding die je van kinds af aan kreeg.
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Maar nu heb je ook in dit opzicht een juist inzicht gekregen; want met de opvattingen die je had, zouden wij beiden niets bereikt kunnen hebben, omdat je aldoor een onbegrensde, vrome eerbied voor Mij gehad zou hebben en die zou je genoodzaakt hebben deze plaats, die voor jouw vrome gevoel te onverdraaglijk heilig is, alleen maar zo snel mogelijk te verlaten, om dan in Memphis en vervolgens thuis, over Mijn heiligheid die voor jou onverdraaglijk was, enorm veel buitengewone dingen te vertellen! En dat zou dan de hele opbrengst zijn van wat je hier voor jezelf, je volk en de nakomelingen van je volk gehaald zou hebben! Zou je daarmee wel tevreden zijn?
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Beslist niet! Want op een helderder moment in je leven zou je toch wel hardop tegen jezelf moeten zeggen: 'Ja, hoe zit dat nu?! Ben ik die verre en moeilijke reis dan alleen maar begonnen om op de plaats van bestemming, die met zoveel moeite gevonden werd, van louter eerbied onafgebroken bijna te moeten vertwijfelen? Nee, zo'n vreselijke verrukking en zaligheid zal ik zeker in mijn hele leven geen tweede maal willen doormaken! ' Kijk, dat zou je reis hierheen uiteindelijk hebben opgeleverd!
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Daarom is het nu dan ook zaak je verstand een beetje te gebruiken en te bedenken wat onder bepaalde levensomstandigheden juist en billijk is, dan zul je overal goed en eerlijk slagen en altijd voor het leven zinvolle zaken kunnen opdoen. Dus weg met je overdreven eerbied voor Mij! Houd van Mij uit alle macht als van je Schepper, Vader, Meester en Heer, en houd ook van je broeders zoals van jezelf, dan doe je meer dan genoeg! En als je tegen Mij spreekt, noem Mij dan heel eenvoudig Heer en Meester, wat Ik ook ben, -maar al het andere is hier allang niet meer op zijn plaats!"
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)